8 december 2013, 2e advent
Thoralezing: Jozua 2
Epistellezing: Hebreeën 11:31
Hier zien wij zich al een patroon aftekenen, dat zich steeds weer zal herhalen: dat het ook voor leden van Gods volk niet eenvoudig is om het van God te blijven verwachten. Dat steeds opnieuw andere wensen en verlangens tussen God en Zijn mensen in komen te staan.
Na veertig jaar op een droogje te hebben gestaan in de woestijn gaan de spionnen niet hun taak uitvoeren, het beloofde land verkennen, maar eerst gevolg geven aan hun EIGEN verlangens: eerst de bloemetjes buiten zetten op de wallen. Mozes en Jozua-Jezus hebben niet bepaald betrouwbaar personeel in dienst. Het lijkt wel alsof dat hele beloofde land deze mannen totaal niet interesseert. Zij hebben andere prioriteiten, andere behoeften. De Bijbel verzwijgt niets en zeker geen miskleunen. Daardoor komt het volle leven zomaar open en bloot ter sprake, kent de Bijbel geen censuur en geen kleinburgerlijke preutsheid.
Om Rachab te kunnen vinden hebben de mannen geen speurdersblik nodig, want deze vrouw is herkenbaar: aan een rood koord in plaats van rood licht. De sluwe Rachab beheert een gastvrij huis. Haar verre nazaat Jezus zal nog niet eens een herberg binnen kunnen komen. ‘Het kan verkeren’, zei Bredero al.
Alles lukt Rachab, omdat zij voor de duvel niet bang is. Zij kent mannen, weet hoe je hen om je vinger moet winden. Gastvrijheid verlenen aan medemensen die achtervolgd worden betekent een groot risico lopen. Je moet maar durven! Als men deze mensen vindt, is het immers ook met JOU gedaan. Hoe bang ben je? Wat durf je aan onder gevaarlijke omstandigheden? Ben je laf, probeer je alleen maar koste wat het kost te overleven, of heb je lef, durf je net even meer? Dat net even meer is beslissend voor het leven van jezelf èn van medemensen. Meer dan het gewone is nooit vrijblijvend; eerder verplichtend.
Steeds weer worden in de Bijbel mensen, en dus ook wij, uitgedaagd, getest of wij wel genoeg lef hebben. Of ook wij de moed van het geloof hebben om niet terug te schrikken voor een belangrijke taak. Of ook wij niet bang zijn voor autoriteiten en andere lieden die niet garant staan voor het welzijn van medemensen. Is het welzijn van anderen bij ons wel in veilige handen, zoals bij Rachab en Jezus? Of zijn wij bang? Waarvoor dan? Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Of is het welzijn van arme kinderen bij ons NIET in veilige handen, omdat de afgod economie voor ons belangrijker is dan het welzijn van medemensen? In de Bijbel is niet de economie in tel, maar de goede eigenschappen waarvan ook medemensen profiteren. Dat is iets anders dan kruidenierspolitiek zonder enige visie!
Opnieuw slaagt een prostituee voor de leftest van bewezen moed en trouw. Ditmaal heet zij Rachab. Rachab is niet op haar mondje gevallen. Zij verleent vanuit haar beroep aan iedereen onderdak. Zij weet wat het is om met geheimen om te gaan. Haar service strekt zich niet alleen uit tot de onderbuik, maar ook uit tot onderduik. De wet van de gastvrijheid wordt door haar niet geschonden, net als door Lot meer dan gerespecteerd, omdat het om leven of dood van medemensen gaat.
Berekende burger Rachab heeft lef, dus een hart dat klopt voor medemensen. Daarom ziet zij haar kans schoon om niet alleen zichzelf, maar haar hele familie te redden. Want straks, als dat andere volk het land zal binnentrekken, komt het vast en zeker tot een slachting. Dan heerst de macht van de willekeur in plaats van de overmacht van de liefde. Tegen dat gevaar wil Rachab haar familie beschermen. Daartoe voert zij voorzichtig, heel geslepen de nodige onderhandelingen. Wat kan ze slim onderhandelen, totdat de overeenkomst aan alle kanten waterdicht is! Zij moet immers absolute zekerheid hebben. Je stelt je leven niet voor niets in de waagschaal. Voor wat hoort wat, zeker als het om het beschermen van het leven van mensen gaat.
De fantasierijke Rachab weet indruk op de mannen te maken door de angst van de bewoners van het land te overdrijven, alsof er geen vreeswekkender volk is dan Israël; terwijl straks zal blijken dat het volk Israël er niet eens in slaagt om heel het land te onderwerpen, een strategische fout die grote gevolgen zal hebben.
De hoer Rachab maakt ons opnieuw duidelijk dat merkwaardige vrouwen, die enerzijds niet van onbesproken gedrag zijn, maar anderzijds opvallen door moed en andere kwaliteiten, deel uitmaken van het voorgeslacht van dat bijzondere kind Jezus, God zal ons redden is zijn naam. In de Bijbel draait het niet om heiligen, maar om zondige, opmerkelijke mensen. Vrouwen met lef, vrouwen met het hart op de juiste plaats. Jezus is dus ook geen heilig boontje, maar een mens die volledig indaalt in wat Paulus ‘vlees’ noemt, doordat Hij openstaat voor het mens-zijn met zijn goede en minder fraaie kanten. In alle openheid, receptiviteit medemensen ontmoeten, niemand afwijzen, zich niet schamen voor voorouders met een raar tintje, omdat God zich met zondaars inlaat. Omdat Hij niet zo kleinburgerlijk reageert als wij, ‘wat zullen de buren er wel niet van zeggen?’, gaat medemens Jezus met tollenaars en hoeren om en gunt Hij hun zelfs een plaats in het Koninkrijk.
‘Op God kan je rekenen’, want ‘God is ons nabij’ luidt daarom de boodschap van Kerst. God, die naast ons staat, ons steunt, geeft ons in hachelijke situaties voldoende kracht om de moeilijkheden het hoofd te kunnen bieden. Rachab is daarvan het bewijs, een van de vele bewijzen in de Schrift.
Steeds weer draait het om lef hebben. Gedragen door God loven is leven het meervoud van lef. Dat geldt voor vrouwen zoals Rachab, die uit het leven komen, helemaal. Wie lef heeft, heeft het hart op de juiste plaats. Wie lef heeft, heeft dat aan God te danken. Wie lef heeft, heeft zoveel moed van God zelf geleerd. Nogal eens onder de schijn van het tegendeel, zou Luther prompt aanvullen. Daarom verwachten wij een Kind met lef, dat onder de schijn van het tegendeel leeft: de knecht die Heer is en ons levend maakt, voor leven in de tent zorgt als het op het welzijn van mensen aankomt, in de hoop dat ook wij net zo zijn: meer dan het gewone. Amen.