Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

10 februari 2008

ds. Alida Groeneveld

10 februari 2008 – Invocabit (roept hij Mij aan) 1e zondag in de 40-dagentijd

ter inleiding op deze dienst
Deze zondag is de 1e zondag in de veertigdagentijd, de voorbereidingstijd op het Paasfeest. De kerk kleurt paars deze dagen, de kleur van bezinning en inkeer. Paars is de nadenk-kleur van de kerk. Traditiegetrouw is de voorbereidingstijd ook de periode waarin nagedacht wordt over het lijden, sterven en opstaan van Jezus Christus. We denken de komende weken met Nehemia na over de stad van onze dromen. Kán er een droomstad gebouwd worden? Hoe dan? Wie en wat heb je daarvoor nodig? Droomstad, stad om van te dromen, dat gaat over Jeruzalem.

Deze zondag staat in het rooster benoemd als een zondag met een experimentele dienst. Het experimentele zit ‘m hierin dat uw medewerking gevraagd wordt, straks door de kinderen om mee te bouwen, hoe dan zal u straks duidelijk worden. En, in ‘de verkondiging maar dan anders’ hoort u twee ervaringsverhalen uit het midden van de gemeente.

lezingen:
Nehemia 1: 1-5 en 1:11-2:10
Matteus 4: 1-11

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Nehemia zal deze veertigdagentijd onze leidsman zijn. Wij volgen hem op zijn weg naar Jeruzalem, waar hij de stad om van te dromen zal gaan bouwen. De geschiedenis begint aan het Perzische hof bij koning Artaxerxes. Het lijkt wel een sprookje, Nehemia heeft er als goed ingeburgerde allochtone balling een prestigieuze baan: hij is de schenker aan het hof, de man van de wijnen!

Daar had het ook bij kunnen blijven. Nehemia is een succesvol man aan het hof, dat is mooi. Waarom ook, zou hij zijn comfortabele positie, dicht bij de macht, opgeven? Niemand had dan ooit van Nehemia gehoord. Maar zo gaat het niet,
hoe kan het ook anders als je Nehemia heet ‘de Heer troost’. Als dat je naam is, is dat tegelijkertijd je programma, je levensprogramma. En zo kan het gebeuren dat een brief je hele leven op de kop zet.

‘Vrijwilligers gevraagd’ stond er jaren geleden in een kerkblad ergens in Nederland. Hij reageerde, werd vrijwilliger in een vakantieweek voor mensen die met veel beperkingen moeten leven, ontmoette de vrouw van zijn dromen en was nog vele jaren nadien vrijwilliger. Zo kan een klein oproepje je leven veranderen.

Bij Nehemia is het anders, maar ook weer niet helemaal. Hij ontvangt een brief van een broer, waarin hij hoort van de toestand in Jeruzalem. De teruggekeerde ballingen hebben dan wel de ballingschap overleefd, maar nu hebben zij geen leven in Jeruzalem! De poorten liggen in puin, als beeld van het leven dat er niet mogelijk is.

Nehemia rouwt, huilt en bidt als hij dit bericht hoort. Hij belijdt de ontrouw en schuld van zijn volk: ‘we hebben ons niet gehouden aan de geboden, voorschriften en rechtsregels die u aan Mozes uw dienaar hebt gegeven’ (Nehemia 1:6)
Nehemia voelt zich medeverantwoordelijk voor de ontrouw van zijn volk en belijdt collectief de schuld. Nehemia verwoordt zijn emoties in zijn gebed, legt daarin zijn hart voor God open. Hij had het ook niet kunnen doen, en allerlei verontschuldigingen kunnen aanvoeren voor de toestand in Jeruzalem: “ik was er niet bij, ik heb mijn eigen leven hier, dat is de eigen verantwoordelijkheid van de mensen dáár, ik kan ook niet alles…’

Opnieuw: Nehemia doet het niet. De brief vanuit Jeruzalem gaat hem zeer ter harte, en hij verwacht dat God zal ingrijpen in deze situatie van ellende. In een mix van bescheidenheid en vrijmoedigheid vraag hij toestemming aan de koning om naar Jeruzalem te gaan. Nehemia krijgt de toestemming om te gaan. Hij gaat met in zijn rugzak een brief van de koninklijke houtvesterijen, zeg maar de kroondomeinen van het Perzische hof, om hout te leveren voor de balken van de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor zijn eigen woning.
Aan bouwmaterialen zal het hem niet ontbreken, nog wel uit Perzie ook!

Nehemia bouwt een muur om de stad. Voor de veiligheid, bescherming tegen aanvallen van buitenaf. Muren kunnen je ook naar binnengericht maken,
wij hier hebben het goed met elkaar, de muur als middel om puur te zijn en te blijven, trouw in de voorschriften die je van God hebt gekregen, weinig open en nauwelijks tot integratie bereid.

Hoe wagen we het onze vragen en eisen bij integratie en het opschorten van eigen – andere – identiteit te verbinden met de bescherming van Nehemia’s stevige muur? Of zijn er ook bressen in de muur te slaan? Kun je een muur op zo’n manier bouwen dat er zoveel mogelijk poorten in kunnen. Zoals de muur rond het hemelse Jeruzalem waarover de ziener Johannes in het laatste bijbelboek Openbaring schrijft, die muur met 12 poorten wijd open.

Zo gaat Nehemia op pad…

zingen: ‘zo maar te gaan’ couplet 1

2 ervaringsverhalen van Diny Ruarus en Jurian Snoeij

zingen: ‘zo maar te gaan’ couplet 2

Zo maar te gaan. Nehemia mag dan stoer lijken, en van aanpakken weten, maar zekerheid dat hij zal slagen in Jeruzalem heeft hij niet. Hij gaat met God, met God moet hij het doen.

En zo klinken ook in de verhalen van Diny Ruarus en Jurian Snoeij iets door van in vertrouwen gaan, ook al zijn de omstandigheden verre van rooskleurig, ook al lijkt het effect niet zo groots en meeslepend. Het vraagt van ons scherpte hoe deze voorbeelden, hoe verhalen als bouwstenen kunnen functioneren. Misschien zijn er nog veel meer van dergelijke bouwstenen. Misschien zijn er nog veel mee bouwers, met wat voor achtergrond dan ook. Misschien zijn we meer geschikt om mee te bouwen dan we wel voor wáár willen houden. Moge dat onze denken, doen en bidden begeleiden in de veertig dagen, naar Pasen.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. amen