Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

11 februari 2007

ds. Wim Lamfers

Lezingen, Psalm 62 en Jesaja 41: 8 tot en met 13:

Je voelt je belaagd, in het nauw gedreven. De onrust giert door je lijf. Je weet niet waar je het zoeken moet. Je wereldje staat op instorten. Je hebt het gevoel verpletterd te worden, nu dat alles als een muur op je afkomt. De harde werkelijkheid is net een hoge, overhellende wand die op je dreigt te vallen. Vertwijfeld zoek je hulp, radeloos zoek je steun, nu je het akelige gevoel hebt dat heel de wereld tegen je is, men je schaamteloos probeert onderuit te halen. Alom om je heen zie je alleen maar vijanden. Het benauwt je allemaal in hevige mate, het wordt je teveel, al die moeite, al dat verdriet, al die tegenwerking.

Je bent niet de enige die dat zo aanvoelt, want ook de dichter van deze Psalm ziet vol vertwijfeling al die mensen om zich heen die hem tegen de schenen trappen. Hoe kom je daar ooit doorheen, door die moeilijke fase in je leven? Waar moet je het zoeken? Waar is een beetje geborgenheid te vinden?

Opgejaagd door al die onrust zoekt de Psalmist rust op de enige plek waar je tot rust kan komen: in de stilte. Pas daar komt hij eindelijk tot bedaren, als hij God zij dank eindelijk ervaart dat er meer in het leven is dan spanningen en een oorverdovende herrie. Als zijn leven op z’n kop staat, ontdekt hij het geheim van de weldadig aandoende stilte. Als hij eindelijk kan onthaasten, ontdekt hij in de stilte het geheim van Gods aanwezigheid. Hoe dat doorwerkt in je leven. Dat werkt bevrijdend. Dat werkt rustgevend. Pas nu wordt hij eindelijk weer zichzelf, al zijn de ellende en de onrust natuurlijk niet meteen met één klap verleden tijd.

Pas in het geheim van de stilte ontdek je het geheim van de kracht, die God je geeft. Gelukkig, eindelijk ervaar je dat je er niet alleen voor staat, maar dat je gedragen wordt. Want wat er ook gebeurt, wij vallen in Gods hand. DAAR zijn wij veilig en geborgen.

Dat er uitkomst is, dat er een toevluchtsoord, een schuilplaats is, daar is deze man zo over verwonderd, dat hij dat steeds weer dankbaar herhaalt in zijn lied. Dat God onze vaste burcht is, het is een openbaring voor hem, een enorme opluchting. Ook al sta je op je benen te trillen van spanning en ellende, omdat God je hulp en steun is zal je niet al te zeer wankelen. Je valt dus niet om, je gaat niet onderuit, je stort dus niet in elkaar, zo waar God helpt.

In de stilte heeft deze man ontdekt: tot rust kom je alleen bij God; nergens anders. Na alle onrust is er gelukkig de stilte, die weldadig aandoet, als je kontakt zoekt met God, als je door de band die je met God hebt kracht opdoet om verder te gaan, bij God de broodnodige inspiratie vindt om NIET de moed op te geven, je NIET gewonnen te geven. God als kracht, God als bevrijding, zodat al die druk zomaar van je afvalt.

Stilte, hoe vaak ervaren WIJ nog stilte in ons jachtige bestaan? Hoe vaak ervaren wij nog rust met al die Godvergeten herrie om ons heen?

Stilte hebben wij zo nodig, om God te herontdekken, om weer op adem te komen, om tot onze vreugde weer te mogen ontdekken dat wij ontspannen mogen leven op de adem van Gods stem. Dan is het leven niet langer bedreigend, maar goed.

Stilte en rust, je kunt er niet buiten, wil je net als Elia eindelijk als een bevrijd mens verder kunnen.

Stilte en rust, het geheim van het kloosterleven, werkt als adem voor de ziel. Stilte is levend makende bezieling, brood voor het hart, benzine voor de motor, onontbeerlijk. Ons verlangen wordt gestild, onze onrust verstilt als God ons omgeeft met zijn liefde en heil. Het geheim van het leven gaat schuil in kunnen zwijgen, in stilte. Laat ze maar razen, laat ze maar kletsen, IK kom tot rust, bij God, nu ik rustig, vol vertrouwen wacht op wat HIJ mij te zeggen heeft, nu ik uitkijk naar de weg waarop HIJ mijn leven leidt. Hij heeft het eerste en het laatste woord over mijn leven.

In de stilte van meditatie en gebed, in de stilte van de aanbidding gebeurt iets met je, wordt je een ander mens. Dat doet je o zo goed. Wij weten niet wat wij onszelf onthouden, als wij niet van tijd tot tijd de stilte opzoeken of tijd vrijmaken voor de troost van de muziek. Wij doen onszelf zoveel tekort als wij ons maar laten leven door de waan van de dag, door de onrust die anderen creëren. Zo was het van den beginne NIET. Daarom neemt God ons bij de hand en leidt Hij ons ‘op wegen van goedheid en zegen’. Weg onrust, weg stress. Dankzij de stilte.

Als de ziele luistert, gebeuren er grootse dingen met een mens, adem je het geloof in, adem je GODS wil in, adem je Gods weldadige goedheid in. Verstild bidden wij: ‘Heer, spreek, want Uw knecht hoort’.

‘Mijn ziel is stil tot God, mijn Heer’, want alleen HIJ antwoordt, alleen HIJ helpt, alleen HIJ troost.

God omgeeft ons met een weldadige stilte, die je uit al die onzalige onrust weg tilt, je boven de moeilijkheden uit tilt. Niet langer hebben de problemen JOU in hun genadeloze greep, nee, JIJ staat er boven, JIJ hebt vat op de situatie gekregen, dankzij God en zijn stilte en rust.

Niet vertwijfeld doorploeteren, maar leven vanuit de kracht van een stil vertrouwen is de oplossing voor al onze problemen. Dankzij die stilte, dankzij het kontakt met God wordt al onze onzekerheid omgeturnd, bekeerd tot de zekerheid, de vaste grond dat je een kind van God bent, dat God garant voor je staat en je dus niet ten val gebracht kan worden, omdat God er voor je is. Vrees niet, wees maar niet bang, Ik ben er … voor jou. Ik help je. Samen komen wij hier doorheen. Op Mij kan je rekenen. Dan blijft er van al die vijandelijke machten en krachten die je belagen niets, maar dan ook helemaal niets over.

‘Wees niet bang; Ik help je’ (Jes. 43:13). Langzaam maar zeker komt er meer en meer rust in het leven van de dichter. Langzaam maar zeker komt hij tot bedaren, worden stilte en rust zijn deel. Langzaam maar zeker krijgt hij het gevoel verder te komen. Van niet al te erg wankelen wordt het opeens niet meer wankelen. Dreigende vijanden stellen dan opeens bij voortschrijdend inzicht niets meer voor. Waar God je overeind houdt, blijven die anderen niet langer overeind, komt het van onzekerheid tot een bevrijdende zekerheid, een goed gevoel. Langzaam maar zeker winnen de positieve gevoelens het van al dat negatieve om je heen waar je zo bang voor was. Net als deze dichter maak je in stilte een heel veranderingsproces door, waarbij je voetje voor voetje aan Gods hand terrein wint. Eindelijk heb je weer grond onder de voeten. Eindelijk zekerheid, dankzij God, het geheim van de stilte.

Ook hier blijkt weer dat geen mens het leven aankan zonder barmhartigheid, zonder vertrouwen, zonder de nodige steun. God geeft ons dat alles, in het geheim van de stilte. Zo brengt God rust aan in ons bestaan. Zo geeft God ons de nodige kracht om het leven aan te kunnen. Zo is het leven toch nog wonderlijk goed.

Herschapen kom je vanuit de stilte te voorschijn. ‘De Heer is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?’ Amen zegt mijn ziel daarop.