Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 december 2007

ds. Alida Groeneveld
Kerstmorgen 25 december 2007

In deze dienst zong het Laurenskoor mee. Er was veel te zingen! Het koor zong de lezing uit het Oude Testament: Jesaja 9.
Het project met de kinderen is beëindigd. De berg waarop vier zondagen lang een lichtje geplaatst was, en waar spoorzoekers uit de gemeente steeds weer bij terug kwamen, werd geopend. De berg was een stal met Maria, Jozef, het kind, en de herders en de schapen.

De preek is door beide voorgangers, ds. Stefan Dijkhuizen en ds. Alida Groeneveld samen gehouden. Door de wisseling van recht en cursief weet u als lezer waar de andere predikant ging (s)preken.

In dezelfde dienst is het Angelusklokje officieel in gebruik genomen. De tekst die daarbij uitgesproken is, vindt u na de preektekst.

lezing: Johannes 1: 1-14

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het is weer kerst. We kunnen er niet aan ontkomen. De versierde straten, winkels en huizen. De deuntjes met de bekende kerstliederen in de winkelcentra, en bij de kerstboomverkoper. Kerst doet een speciaal beroep op ons gevoel. Ik las vorige week in de krant over een gezinstherapeut. Zij vertelde dat zij nooit rond Pasen acute telefoontjes krijgt ‘dat zoonlief niet mee wil paaseieren zoeken’ of ‘dat schoonmoeder zo ingewikkeld doet met het paasontbijt’. Bij kerst is dit wèl het geval, ruzies rond het kerstdiner, als die er is, kom ik wel op 2e kerstdag.
Het kerstgevoel wordt onder meer opgeroepen door de tijd van het jaar. Het is donker en koud, je doet ’s avonds vroeg de gordijnen dicht, het zijn momenten om gezellig bij elkaar te zijn. Het overbekende verhaal van kerst roept vertederende gevoelens op. De geboorte van een kind is hoopvol, vol verwachting, je bent mét het kind op de toekomst gericht. We hebben wel gehoord dat de omstandigheden verre van gunstig waren. Je zult maar hoogzwanger op reis moeten. Je zult maar, in jouw toestand, geen plek hebben om je te rusten te leggen. Je geboorteplek zal maar een stal zijn, en je wieg een voederbak. Het eerste kraambezoek een stelletje herders, ook niet bepaald mensen van stand. We hebben het allemaal wel gehoord, maar de vertedering, het ontwapenende van het geboorteverhaal, wint het. Het kerstverhaal is een verhaal dat niet kapot is te krijgen.

Het kerstverhaal dat niet kapot te krijgen is, is vooral het verhaal rond de stal en de voederbak. Van Maria en Jozef, hun eerstgeborene, de os en de ezel, de engelen met hun lied, de herders in het veld. En in onze stal staan ook de magiërs, de wijzen uit het oosten. De evangelist Johannes vertelt ons een ander kerstverhaal, zijn geschiedenis van de komst van Jezus Christus in de wereld. Wat maakt Johannes’ verhaal tot een verhaal dat niet kapot te krijgen is?

Het verhaal dat Johannes ons op deze Kerstmorgen vertelt is inderdaad een verhaal dat niet kapot te krijgen is. Maar zoals we net allemaal gehoord hebben is het vooral niet het verhaal van Maria en Jozef, van die stal en de voederbak, herdertjes, engeltjes en weet ik wat niet meer. Het enige wat je doet denken aan kerstsferen, is het Licht waar Johannes over spreekt. Teleurstellend, of niet? En wat is het dan wel?

Johannes geeft ons ook een kerstverhaal, maar dan geheel anders. Een lied, een prachtig stukje taal. Een gedicht dat misschien nog wel veel meer zeggen kan dan Matteüs met zijn wijzen uit het Oosten, en dan Lucas met zijn stal en de herdertjes. Of in ieder geval iets geheel anders, iets schitterends.

‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.’ Zo begint Johannes. En hij eindigt met: ‘Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.’ Niets meer en niets minder. Het klinkt op het eerste gehoor als een filosofisch betoog, waarin Johannes wat stoeit met termen als ‘woord’, ‘licht’, ‘getuigen’, ‘naar de wereld komen’ en ‘kinderen van God’. Maar als je wat beter luistert, ga je als vanzelf denken aan dat prachtige verhaal, waarmee het eerste bijbelboek begint: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’, en ‘God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis’. Johannes borduurt zonder twijfel voort op dat mooie scheppingsverhaal uit Genesis 1, het allereerste begin van de bijbel. Voor hem heeft Kerst, ik moet zeggen, de komst van Jezus in deze wereld daar mee te maken. Sterker nog: Jezus’ komst is nieuwe schepping, nieuw bestaan. Het is God op deze aarde, onder de mensen, zoals jij en ik, één van ons.

Je kunt je afvragen waarom Johannes het zo gedaan heeft. Dat zullen we nooit te weten komen. Hij gebruikt in ieder geval een geheel ander soort taal dan de andere evangelisten. Met deze taal, over het Woord dat het leven en licht is voor de mensen, dat schijnt in het donker, laat Johannes zien dat het met Kerst niet zozeer gaat om de geboorte van een kindje in een stal, maar om Gods goedheid en waarheid die nu bij ons woont, zijn ‘tent heeft opgeslagen’. Dat verwijst weer naar een ander mooi verhaal uit het Oude Testament, waar God in een tent woont, in de tabernakel. Zo wil Hij bij het volk van Israël zijn, op hun tocht door de woestijn, op weg naar een beloofd land. Een land waar het weer goed is, net als bij de schepping.

Zo schildert Johannes ons Kerst voor: in een mens van vlees en bloed, één van ons, iemand die we kunnen zien en navolgen, want hij loopt op dezelfde wegen als wij, daarin kunnen we aflezen wat echt leven is, en wat God met ons voor heeft.

Je kunt dus wel stellen dat Johannes in zijn verhaal laat zien dat taal kan toveren. Het Woord, dat eerst bij God was, dat God zelf was, en leven en licht is voor mensen, het Woord is vlees geworden, mens. Net zo als bij de Schepping; God spreekt zijn woord, Licht, en het is er. Het roept ons wakker, deze taal geeft zin aan ons leven. Wij gebruiken allemaal taal en vaak veel woorden. We bouwen ons leven ermee, maar vullen het ook zo vaak met loze kreten en lege woorden.

Het Johannes-evangelie laat ons zien dat als God spreekt, dat er dan iets gebeurt. Iets wordt anders, nieuw. Het geeft nieuw leven, en schijnt in het donker en het donker kan er niet tegen op. Dat is Kerst! Kerst als een gebeuren, niet geboren, maar als gebeuren. Zo, dat het als een licht voor ons allemaal is. Als we dat geloven, als we daarnaar zien, dan zijn we kinderen van God geworden. Kinderen, die niet meer hoeven verdwalen, of struikelen, omdat God onze weg verlicht. Misschien worden wij wel opnieuw geboren met Kerst… Laten we dat Woord dan maar veel blijven spreken en lezen, juist in deze wereld, in deze tijd. Wie weet wat het oplevert…

Wat dat oplevert? In ieder geval weer vragen. Wat maakt het verschil dat ‘het ware licht dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam’ (vs 9), of dat ‘we nu kinderen van God, kinderen van het licht zijn?’ Met de kinderen hebben we hier de afgelopen adventszondagen gezocht naar sporen van licht. Een viertal spoorzoekers hebben ons over hun spoor van licht verteld. In de natuur, of een nieuwe kamer. Zo hebben we toegeleefd naar het kerstfeest. Ik denk ook  verder, naar 3e kerstdag, of als kerst nog verder achter ons ligt. Wat betekent het dán als ik op het spoor van Gods licht gezet ben? Heeft het dan ook betekenis? Zeggingskracht?

Door kerst en Johannes verandert mijn ochtendkrant niet van inhoud. Die is nog steeds vol met de verhalen van verdriet en ellende. Ook als kind van het licht gaan ziekte en tegenspoed niet aan mij voorbij. Tegelijkertijd kan ik niet in het sombere blijven: juist in de misère van het bestaan bén ik kind van het licht.
Daar word ik bij tijd en wijle gelukkig aan herinnerd. Zoals de herders, de magiërs, en ook Johannes getuigen zijn, zo zijn wij dat ook voor elkaar, onverwacht soms en niets vermoedend. En om dat voor elkaar te zijn, dát hoort, denk ik, bij het kind van het licht zijn.

Je wilt nog een concreet voorbeeld? Vanaf vorige week hebben 3 DJ’s van radio 3 FM zich opgesloten in een glazen huis. Tot aan kerst konden zij er niet uit, en aten zij ook niet. Gedurende 6 dagen draaiden zij non-stop muziek met allerlei geldacties. Dit jaar voor schoon drinkwater, vorig jaar voor de oorlog in Darfur en zo gaat dat al een aantal jaren zo door. Het waterprobleem is vandaag met het einde van actie, niet opgelost, de oorlog in Darfur duurt nog steeds door.
En toch, ieder jaar weer, doen ze het maar weer. Het is een niet kapot te krijgen concept met oog voor de ander.

Ook ik moest veel nadenken over wat het dan precies betekent om kind van God te zijn, verlicht met het ware Licht. Hoe gebeurt Kerst dan aan mij, behalve door een volle boodschappenwagen en allerlei familiebezoek? Ik weet dan wel dat het echt ergens om gaat, tussen donker en licht, waarheid en leugen, maar hoe?

Inderdaad, als je het nieuws volgt, zie je vaak niet zo heel veel van al die kerstwensen en goede bedoelingen van mensen. Ik moest denken aan een liedje van de Ierse rockband U2, dat heet ‘Peace on Earth’, Vrede op Aarde. Wat is het allemaal nog waard, vraagt zanger Bono zich af, al die keren dat ik met Kerst weer het ‘Vrede op Aarde’ hoor. De woorden blijven in mijn keel steken, Jezus, zegt hij. Vrede op aarde, ‘but hope and history won’t rhyme’, hoop en geschiedenis rijmen niet op elkaar.

Maar dan toch en dan nog is er het geloof dat misschien wel vanmorgen weer opnieuw geboren is; dat God bij ons is komen wonen, mens-geworden is, kwetsbaar en klein, maar ook omdat het niet anders kan. Want alleen zo werkt zijn liefde, zijn goedheid en zijn waarheid. Dan nog is er het licht dat, hoe donker het ook is, toch zichtbaar is, en dat donker laat veranderen in een licht dat nooit meer dooft. Als is’t het laatste wat je nog gelooft, de laatste schans die nog staat; het mag niet waar zijn dat het duister overwint! Dat heeft geloof nu eenmaal in zich. Dat betekent nu eenmaal de keuze voor het willen zien van Gods gezicht in deze Jezus. Deze Jesjoea; God-beware-me.

Niemand heeft ooit God gezien, nog nooit heeft iemand Hem kunnen zien. Maar vandaag vieren we dat Jezus zelf God naar buiten heeft gebracht, dat hij laat zien wie God werkelijk is. Tastbaar, voelbaar, zichtbaar, en ook navolgbaar. Aan ons dan om hem te willen zien, te ontvangen, en ons te laten verlichten, vandaag en alle dagen van ons leven. Amen.

Bij de officiële ingebruikname van het Angelusklokje

Op 5 december, Sint Nicolaas, is, zoals u heeft kunnen lezen, met het nodige spektakel en hoogwerkers, het Angelusklokje teruggeplaatst in het klokketorentje, boven het koorgedeelte van de kerk. Dit is mogelijk gemaakt door een donatie van een onbekende gever aan de Stichting Vrienden van de Grote Kerk. Als kerkgemeenschap mogen wij dankbaar zijn dat dit door de inspanningen van de gulle gever en de Stichting Vrienden van de Grote Kerk mogelijk is geworden.

Het Angelus (voluit Angelus Domini, in het Nederlands de Engel des Heren) is een katholiek gebed dat van oudsher driemaal daags gebeden werd: om zes uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds. Het gebed werd aangekondigd met het luiden van de kleine klok, hierbij werden 3 slagen op de klok gegeven waarna een aanroep ‘De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt . Daarna volgden nog een aantal gebeden, zoals uitgebreid beschreven staat in het laatste nummer van Onderweg. In de volksmond heeft het Angelusklokje dan ook de bijnaam papklok gekregen, vanwege de etenstijden.

De inhoud van gebed is concentratie op het mysterie van de menswording van God. Er worden teksten gebruikt uit het Lucas-evangelie en de proloog van Johannes, zoals we dit vannacht en vanmorgen hebben kunnen horen.

Vandaar ook dat wij als Protestantse Gemeente te Weesp en Driemond vandaag, kerstochtend 2007, met dankbaarheid dit klokje in gebruik nemen. Het klokje zal zo dadelijk even geluid worden door de koster, Sake Stavast. Dat weet u wat
Vervolgens zal het straks, als wij hier het Onze Vader bidden geluid worden. Het geluid van de klokken zal met onze gebeden opstijgen, zoals ten tijde van de tempeldienst, de reukoffers opstegen ten hemel. Als het Angelusklokje klinkt, worden de mensen die niet in kerk kunnen zijn in de gelegenheid gesteld om mee te bidden. Zo klinkt ons bidden door, in de gemeenschap hier bij een, en naar buiten toe.