23 september 2007
ds. Alida Groeneveld
Vooraf
De vredesweek kent twee zondagen, op één daarvan wordt al sinds jaar en dag een oecumenische dienst gehouden. De voorgangers in deze dienst in de H. Laurentiuskerk van de RK parochie waren Pastor Jan Haen en ds. Alida Groeneveld. Het Nederlands Koor o.l.v. Han Siertsma werkte mee aan de viering. Ds. Alida Groeneveld hield onderstaande preek. De geloofsbelijdenis die in deze viering is uitgesproken, vindt u aan het einde.
Lezingen:
Amos 8: 4-7
Lucas 16: 1-13
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
365 dagen per jaar verlangen we naar vrede, zuchten we bij het zoveelste bericht over oorlog, geweld, terreur aanslagen. 365 dagen per jaar, weten we het niet of juist wèl of de missie in Uruzgan, Afghanistan verlengd moet worden. 365 dagen per jaar menen we dat voor vrede ‘die ander’ maar de eerste stap moet zetten
Eén zondag in het jaar is het vredeszondag, dan ‘doen’ we aan vrede, dan ‘denken’ we aan vrede. Die ene zondag is vandaag, waar we in de kring van de oecumene, gezamenlijk de vredeszondag vieren, rond Schrift en Tafel.
‘Vechten voor vrede’ is het thema dit jaar, het is dit jaar de 40e keer dat de vredesweek georganiseerd is. In de vredeskrant stonden in de marge oude affiches van de vredesweken. In de jaren 80 gekleurd door de protesten tegen de mogelijke plaatsing van kernwapens in Nederland. U herinnert zich vast wel de slogan: ‘help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’. Ik herinner mij de bijeenkomsten in de kerk, de felle discussies, polarisatie en ook bidden om vrede, de vespers in de vredesweek. Ergens op de zolder van de woning van mijn ouders ligt nog een oud leren jasje met op de mouwen het kaarsvet van de fakkeloptocht in de vredesweek.
Dat is nu wel anders, maar dat maakt de roep om vrede niet minder actueel. Mensen hebben recht op een veilig en menswaardig bestaan. Maar hoe kun je daaraan bijdragen als onrecht, gewapende bendes en criminelen de orde van de dag lijken te bepalen? Falend bestuur, en het gemak waarmee mensen aan wapens kunnen komen. Wat moet je dan? Wat kun je dan?
Vechten voor vrede. Is dat niet een tegenstelling in zichzelf? Maakt het uit of je naar Afghanistan bent uitgezonden, je maatje recent daar omgekomen is, of dat één van je geliefden daar is. Maakt het uit of je vanuit je comfortabele situatie de toestand in de wereld kunt beschouwen. Ik bedoel maar te zeggen dat het verschil maakt of wij ‘vechten voor vrede’ ook als onze zaak zien. Ben je erbij betrokken? Wil je geïnvolveerd zijn in de vragen rond vrede, recht en gerechtigheid?
Vandaag hoorden we eerst de stem van Amos. Hij wendt zich tot ieder afzonderlijk mens. Hij waarschuwt dat elk te veel aan bezit of macht weggekaapt is van medemensen. Zo wek je jaloezie en haat. Niet de armoede, maar de matiging wordt door Amos gepreekt, omdat jaloezie en haat in medemensen gevaarlijk is; het is ook gevaarlijk in onszelf. Aan het einde van zijn verhaal zegt God de Heer: ‘Ik zal hun daden nooit vergeten!’ Die taal klinkt als de taal van dreiging en vergelding. Is het dat wat ons gezegd wordt?
In de lezingen van vandaag staat het woord ‘gerechtigheid’ centraal. In de taal van de Schrift heeft het woord ‘rechtvaardigheid of gerechtigheid’ ook te maken met het verbond, dat er bestaat tussen God en zijn volk. Er is sprake van een relatie. Gods gerechtigheid is dan zijn heilzaam en reddend optreden die opkomt voor zijn volk, en vaak juist voor een volk dat is verdrukt. Het gaat om een herstel van de juiste orde. Daarover spreekt de profeet Amos: hij wil dat er onder het volk gerechtigheid gedaan wordt.
Hoe contrasterend is dan de gelijkenis over de onrechtvaardige rentmeester. Het past niet in ons beeld van Jezus dat Hij een bedrieger lof toezwaait. In zijn boodschap gaat het toch over eerlijkheid, openheid, goedheid. Hoe kan deze onrechtvaardige rentmeester ons als voorbeeld dienst doen?
Een rijk man heeft een rentmeester, een econoom, iemand die namens de eigenaar de zaken behartigt. Dan blijkt dat deze burger van aanzien geknoeid heeft met wat hem door de eigenaar in beheer is toevertrouwd. Jezus gaat in de gelijkenis voorbij aan de wanpraktijken van de rentmeester maar gaat in op wat de man doet in de periode tussen het bekend worden van de feiten en het ontslag dat hem, na een onderzoek, meer dan waarschijnlijk boven het hoofd hangt. Wanneer we horen dat hij de schuldenaars een deel van hun schuldenlast kwijtscheldt om hen tot vriend te maken, dan klinkt dat in onze oren als een verdere opeenstapeling van bedrog.Ten onrechte, want met die kwijtschelding doet die man niets onrechtmatigs. De rentmeester was immers geen zaakbeheerder in loondienst, niet iemand die slechts kon optreden in naam van de eigenaar.
Een rentmeester beheerde autonoom de bezittingen van de heer in ruil voor een welomschreven bedrag dat hij jaarlijks aan de eigenaar had af te dragen. De meerwinst die het verpachten en het verhandelen opleverden, waren persoonlijke inkomsten voor de rentmeester. Wanneer nu, zoals in ons evangelie, de rentmeester een deel van de schulden kwijtscheldt, dan doet hij dat niet ten koste van zijn heer, maar koopt hij de vriendschap van de schuldenaars met zijn eigen geld. Voor wat hoort wat, is een normale gang van zaken in het publieke leven. Wat de man hier doet, is misschien wel gewiekst maar niet bedrieglijk.
Als onze tekst hem ‘onrechtvaardig’ noemt, dan is dat op grond van zijn handelwijze in het verleden, niet op grond van de manier waarop hij zijn toekomst veilig stelt. En juist over dit laatste – over de toekomst – gaat het in onze gelijkenis.
Zodra de rentmeester beseft dat zijn gesjoemel niet langer verborgen kan blijven, neemt hij zijn voorzorgen. Het getuigt van scherp verstand en realiteitszin dat hij zijn onmiddellijke voordeel terugschroeft ten dienste van zijn belangen op langere termijn.
Op grond van dit laatste stelt Jezus deze man tot voorbeeld en besluit hij zijn verhaal met de woorden: “De kinderen van deze wereld gaan onderling handiger te werk dan de kinderen van het licht”. Zoals het in het rijk van de wereld een normale zaak is dat men verder kijkt dan zijn neus lang is, zo behoren ook de mensen van het Rijk van God hun handelen op de toekomst af te stemmen.
En deze oproep ligt volledig in de lijn van Jezus’ boodschap. Hij klinkt als een refrein door heel het evangelie. Niet alleen de rentmeester was verstandig, maar ook de man die zijn huis bouwde op de rots, hij die bedacht was op de komst van de dief in de nacht, de verstandige bruidsmeisjes die olie voor hun lampen hadden meegebracht, enzovoort. Het specifieke echter van ònze gelijkenis is dat de prioriteit van de toekomst een extra klemtoon krijgt omdat deze geplaatst wordt tegenover het heden dat als een crisistijd wordt bestempeld. Nú gaat het fout.
Diezelfde boodschap hoorden wij ook bij Amos die een bedreiging formuleert: ‘Jullie denken slechts aan eigen profijt nú, maar dat betekent verdrukking van de arme en uitbuiting van de misdeelde. Dat betekent dat rijken steeds rijker en armen armer worden. Dat soort daden zal God nooit door de vingers zien!’ Deze woorden van Amos klinken als een eigentijdse analyse. De oproep tot bekering, de evangelische schreeuw om meer menswaardigheid en gerechtigheid, heeft niets aan actualiteit ingeboet.
De inzet van ieder van ons persoonlijk voor de ontplooiingskansen van de kanslozen is de allereerste voorwaarde voor het heil, niet alleen voor hún heil maar ook voor òns eigen heil.
Christen-zijn is geen zaak van waarheden, maar een zaak van leven. Daar en daar alleen ligt het beslissend criterium van Gods oordeel. Wij zijn geen rechtvaardige mensen indien wij zelf geen rechtvaardigheid uitdragen. Dat zijn geen vrome woorden; dat staat ons simpelweg te doen. Maar dat vergt wel strijd. Strijd tegen het eigenbelang dat de grondtoon is voor het intermenselijke verkeer. Deze christelijke strijd wordt niet gevoerd met de wapens in de vuist. Onze strijd – vechten voor vrede, vechten voor gerechtigheid – voeren wij 365 dagen per jaar, met lege handen, met open handen die weten van geven en ontvangen in plaats van te nemen.
In de naam van de vader en de zoon en de heilige geest, amen.
Mijn credo
Ik geloof in God, die altijd in mij aanwezig is.
Bij Hem kan ik stil zijn, bidden, vragen, blij zijn.
Van Hem krijg ik energie voor elke nieuwe dag.
Ik geloof in Jezus,
die een voorbeeld is voor mij,
want Hij heeft het leven voorgeleefd,
zoals het eigenlijk zou moeten zijn.
Ik geloof in de heilige Geest,
door God aan mij gegeven,
die mijn dagen vult,
met zijn al-omvattende-kracht.
Ik geloof in het Eeuwige Leven,
in het Licht dat God is,
waar alle mensen weer samen zullen zijn.
Ik geloof dat het kwaad aan zichzelf ten onder zal gaan,
omdat het niets met Liefde te maken wil hebben.
Ik geloof in een oecumenische kerk,
waar het mens-zijn belangrijker is, dan het kerk-zijn.
Ik geloof dat Gods Liefde de enige kracht,
waaruit ik kan groeien en waardoor ik kan leven,
als kind van het Licht.
Amen
(40dagenkalender 2005)