Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 september 2007

ds. Stefan Dijkhuizen

Geliefden van onze Heer,

Vorige week was ik voor mijn nascholing weer op Hydepark, het opleidingscentrum van onze kerk. Op één van de ochtenden stond er een groepsgesprek op het programma, en wel over de toekomst van de kerk. Een onderwerp waar je niet snel over uitgepraat raakt, en zeker niet met zoveel verschillende, jonge predikanten uit de hele breedte van de kerk.
Iedereen werd gevraagd om die taak voor de toekomst in één zin op te schrijven.

Om het gesprek wat levendiger te maken, werd het in een spelvorm gegoten. We kregen de opdracht om groepjes, ‘partijen’ te vormen waar we met elkaar een gezamenlijke toekomstvisie deelden. Vervolgens moesten we in een echt parlement, inclusief een strenge kamervoorzitster en lastige journalisten aan kabinetsvorming gaan doen. Met zelf verzonnen partijnamen als ‘Oude wijn in nieuwe zakken’, of ‘de Evangelische Ontmoeting’ en de partij waar ik zelf in zat ‘Eén huis met vele kamers’, ontstond er al snel een druk debat en gediscussieer over hoe het dan allemaal zou moeten met die kerk.

Geheel terecht brak de kamervoorzitster voortdurend in, en stelden de journalisten vragen om nou eens wat concreter en vooral duidelijker te zijn in onze visies en programma’s. Want geheel dominees eigen ontaardde het spel in een woordenbrij van een enorme wolligheid. Tsja, waar gaat het nu eigenlijk om, en waar moet het heen? Is dat dan niet zo helder?

Prediker en ook Jezus zouden er denk ik niet zoveel van begrijpen.
Tenminste, niet als we de teksten van vanmorgen horen. ‘Doe wat je hand je te doen geeft’ en doe het nu, want je weet nooit wanneer je dagen geteld zijn, zegt Prediker.
En Jezus vertelt ons deze gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus om nog maar eens extra te laten zien dat het wat hem betreft om het hier en nu gaat, om wat je voor je eigen poort, je eigen deur aantreft. Nix geen moeilijke partijprogramma’s.

In die zin spreken deze teksten ook voor volgende week, als we –allemaal- op de gemeentezondag, met elkaar na gaan denken over de toekomst van onze gemeente, hier en nu. En als je niet zoveel hebt met moeilijke woorden en het liefst concreet bent, dan ben je erbij. Want geen beleid is natuurlijk het allerslechtste beleid.

Maar terug naar vandaag. Naar de wijze  woorden van Prediker en de arme Lazarus.
Als je de teksten zo voor het eerste hoort, zou je er misschien wat droevig van kunnen worden.
Is alles dan maar toeval? Is het bestaan alleen maar vluchtig en leeg, en kan het zomaar voorbij zijn? Ja, dat is zo, volgens Prediker. We zijn allemaal, goed en slecht, arm en rijk, op weg naar het dodenrijk. Maar in plaats van onverschilligheid, of nihilisme dat het toch allemaal tot niets leidt, kiest Prediker voor een andere weg. Voor een andere manier om dit leven dat inderdaad zo leeg kan zijn of vol van gezwoeg, toch een zinvolle invulling te geven.

‘Eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan. Draag altijd vrolijke kleren, kies een feestelijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven. Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven.’

Het loon dat God je geeft. En doe dat met een vrolijk hart, met lef, zo staat er in het Hebreeuws, en met een glas wijn. Want alleen dan ben je in staat om boven die onverschilligheid en het schijnbare toeval van alledag uit te stijgen. Dan is er Gods welbehagen.

Natuurlijk zijn er ook gebeurtenissen waardoor we echt niet in staat zijn om te genieten, en natuurlijk kun je niet altijd maar genieten. Maar doe wat je hand je te doen geeft, in het hier en nu, wat het ook is. Dat is Gods loon voor ons allemaal, oud en jong, rijk en minder rijk, gezond en ziek.

Ook bij het verhaal dat Jezus over de arme Lazarus en de steenrijke man vertelt, zou je in eerste instantie wat teleurgesteld kunnen zijn. Hoe hard namelijk is het lot van Lazarus, die letterlijk wegrot voor de deur van de rijke man. Stil maar, wacht maar? En is vader Abraham niet heel erg onverzoenelijk en onbarmhartig, als de man die op aarde zo rijk was, nu gekweld wordt en dat zijn 5 nog levende broers wil besparen? Alsof dit verhaal zegt dat als je in dit leven arm en ziek bent, je gewoon maar moet afwachten, en als je andersom, rijk bent je onherroepelijk een noodlot te wachten staat.

Jezus vertelt dit verhaal als hij in gesprek is met de Farizeeën, de wetgeleerden Zij die in verkregen rijkdom regelrecht Gods zegen zagen en daarmee ook de gevaren ervan uit het oog verloren. Maar daarmee hielden ze eigenlijk het beeld in stand waar ook Prediker al voor waarschuwde. Het toeval en het lot bepalen inderdaad ons leven, maar pas op wat je er mee doet, en gebruik het dus dan goed; met lef, zie het genieten als Gods loon en zorg dat Hij er welbehagen in heeft!

Ook Jezus zoekt dus een manier om het beeld van toeval en lot te doorbreken. Het vertelt dit verhaal niet om iets over een hemel en een hel te zeggen, hij vertelt het om aan te geven waar het in het hier en nu om gaat, en zeker ons, rijken in zoveel opzichten. Wat je te doen hebt als kerk, als huis van de Heer, zou hij vorige week op Hydepark hebben gezegd, is kijken wat er voor je eigen deur gebeurt. Is je ogen opendoen, nu, vandaag. En niet pas als het al te laat is, zoals die rijke man, die daarboven of waar dat dodenrijk dan ook is, ineens Lazarus wel herkent en hem nota bene nog bij de naam weet ook! Natuurlijk heeft hij hem wel gezien, anders was hij wel over hem heen gestruikeld bij het naar buiten gaan. Of was hij alleen aan het feestvieren met zichzelf? Met de deuren dicht en een angstig hart, zonder lef?

In de tijd van Jezus ging het verhaal rond dat vader Abraham zijn knecht Eliëzer, waar de griekse naam Lazarus vanaf stamt, af en toe naar de aarde stuurde om te kijken hoe het er met het volk voor stond. Eliëzer, ‘God heeft geholpen’ betekent die naam. Hij moest dus toezien of het uitgekozen volk ook Gods helpers waren.

Jezus kiest deze naam dus niet zomaar. Het is ook de allerenigste keer dat hij in een gelijkenis een persoon bij name noemt. ‘God helpt’. En die oproep, die taak ligt zelfs op de stoep van zijn toehoorders. Direct voor de deur. Nix geen hemel of hel, toeval of niet, het is dit wat ons te doen staat, hier en nu. Met open ogen en deuren en ramen wijd open.

Vandaag verwelkomen wij drie nieuwe ambtsdragers, allen diakenen. En we denken ook met dankbaarheid aan hen die afscheid nemen van het werk in onze gemeente, in het bijzonder van onze kerkenraad.

Één van die nieuwe ambtsdragers ziet in het ambt van diaken vooral een naar buitengerichte beweging; en de hele kerk zou daardoor veel meer de blik naar de wereld moeten richten in plaats van naar zichzelf. Ik denk dat de woorden van zowel Prediker als Jezus daar naadloos bij aansluiten, sterker nog, er een blijvende inspiratie voor kunnen zijn. Er zijn al boeken genoeg volgeschreven, de ene theologie wisselt de ander af, en uitgepraat zijn we al helemaal nooit, maar de wijsheid ligt toch echt hierin dat wij allemaal geroepen zijn om naar buiten te gaan.

Geroepen om niet te vervallen in het altijd maar relativeren of grenzeloos egoïsme. Geroepen om waakzaam te zijn, om vooral de deur open te doen. Om het minste dat de naastenliefde van ons vraagt te kunnen geven, ookal is het maar een vingertopje water dat al zoveel verkoeling brengt. Om dankbaar te genieten van het loon van de vreugde en de vrolijkheid. Doe dan wat je hand je te doen geeft, en wees elkaar tot Gods hulp. Amen.