Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 juli 2007

ds. Wim Lamfers
Dienst 29 juli 2007:

Lezing uit de Thora: Genesis 18:17-32
Evangelielezing: Lukas 11:1-13

Je hebt een spannende tijd achter de rug, die heel veel van je gevergd heeft. Je hebt je knieën stuk gebeden. En toch wilde die afschuwelijke ziekte van geen wijken weten… Dat een mens zo’n ontluisterende lijdensweg moet doormaken voordat het einde als een verlossing komt…
Waar was God, toen je Hem nodig had? Door wat er allemaal gebeurd is ben je opstandig geworden, opstandig tegen God. Zo heb je nog nooit tegen God aangekeken. Je herkent jezelf niet meer.
Dat je gebeden niet het gewenste resultaat hadden, wat wij noemen ‘niet verhoord werden’, is o zo pijnlijk, doet wat met je. Lijden en verdriet maken een ander mens van je.
Bidden kan je zo goed doen. Gebeden die je – net als bepaalde liederen – helemaal eigen zijn geworden, je zo kunt reciteren, kunnen zo troostrijk zijn, zoveel voor je betekenen. Maar bidden kan ook vragen oproepen, pijnlijke vragen, die diep in je vlees snijden. Waarom, o God? Kon dat nou niet anders? Zo ga je toch niet met een mens om? Dat is toch onmenselijk zwaar? Merkwaardig dat wij die vragen niet uit Abrahams mond horen, nadat hij zo intens gebeden heeft, zonder resultaat met God onderhandeld heeft, steeds bescheidener werd en toch niet verhoord.
Wij zijn niet de enigen die met de nodige vragen worstelen ten aanzien van het gebed. Zelfs Jezus’ discipelen komen er niet uit. Niet dat ze niet geregeld bidden, niet dat ze niet de nodige gebeden uit hun hoofd kunnen; nee, dat is het niet. Ook zij willen diep geraakt worden door het gebed; dat bidden meer is dan routine. ‘Heer, troost ons, vang ons op in onze ellende.’
De discipelen willen wat wij ‘een goed gesprek’ noemen. Wij willen in ons gebed een goed gesprek hebben, met God nota bene, en dan ook nog liefst elke keer als wij bidden. Maar is die eis wel redelijk? Eist U van Uzelf, nee niet van de ander, dat is al te gemakkelijk, maar van U zelf, dat U elke dag een goed gesprek hebt met Uw partner? Ik wens U dat goede gesprek van ganser harte toe, maar is het niet wat veel gevraagd, wat overspannen? Is het niet je relatie overvragen, dus ook God overvragen, als we die eis stellen ten aanzien van ons gebedsleven? Kan communicatie elke keer een hoogtepunt zijn, elke keer een goed gesprek? Kan het dagelijks gesprek met elkaar elke keer bijzonder zijn of gaat het geheim van je relatie juist veeleer schuil in het gewone dat toch geen routine is geworden? Het belangrijkste is toch dat het gesprek met elkaar doorgaat, niet stokt? Is dat ten aanzien van het gebed niet net zo? Dat het belangrijkste aspect is dat het gebed doorgaat, niet tot stilstand komt, maar dat de lijn met God open blijft, wij God steeds weer weten te vinden, zoals je elkaar steeds weer weet te vinden.
Een relatie ga je niet elk ogenblik evalueren. Dan evalueer je je relatie kapot. Met je gebedsleven evalueren moet je dus ook voorzichtig zijn; anders maak je alleen maar brokken. En dan sta je met lege handen. Terwijl wij juist GEVULDE handen willen hebben. Dat God onze handen op ons gebed genadig vult, DAT willen wij, DAT zoeken wij. Maar OF God onze wensen vervult, dat is wel een kwestie van genade; een gunst, geen recht maar een voorrecht. Terwijl bidden een goede gewoonte is, misschien zelfs wel een plicht, in ieder geval een kwestie van discipline, een invulling, een ordening van de dag die je goed doet. Zonder gebeden wordt het leven leeg, zoals aan een leven zonder goede muziek een wezenlijk element ontbreekt.
‘Heer, leer ons bidden’. Bidden, leren we het ooit? Of BLIJVEN we stuntelende beginnelingen? Stamelen, meer niet. Of is juist dat aarzelende stamelen genoeg, om routine die funest is te voorkomen?
Ik vind het opvallend, dat het in het gebed dat Jezus zijn mensen leert niet gaat over allerlei zaken die ONS zozeer bezig houden in onze gebeden. Er wordt niet gebeden om gezondheid. Het draait in dat gebed allemaal om God, niet om ons. De wereld is groter dan ons wereldje. God is groter dan waar ons hart naar uitgaat: U komt alle eer toe. Een gebed zonder lofprijzing, zegen mijn ziel de grote naam des Heren (Ps. 103), een gebed zonder dankgebed is incompleet.
Komen we daar wel voldoende aan toe, aan danken? Zijn we niet, nota bene met dat de welvaart is gegroeid, steeds ondankbaarder geworden? Dankbaarheid is een wezenlijk element, ja de dragende grond van een goed levensgevoel. Zonder dankbaarheid wordt het leven leeg, ligt het nihilisme op de loer. Dankbaarheid als levenskunst. Dankbaarheid die reikt tot in het gebed toe.
Bidden wij in het licht van het Onze Vader niet te weinig om het Koninkrijk en te veel om wat wij zelf menen nodig te hebben? Of hebben we dat Koninkrijk niet nodig, zitten we daar niet op te wachten? Bidden wij om het Koninkrijk, dan zal al het andere ons ook geschonken worden. Maar eerst het Koninkrijk en dan pas de rest, te beginnen met brood voor het hart. Ook hier wijkt de volgorde die Jezus hanteert af van onze prioriteiten. Verrassend. Dat sluit Gods goedheid niet uit, maar veeleer in; want een kind wijs je als Vader toch niet af, een vriend laat je toch niet met lege handen staan?
HIER wordt al hulp beloofd, heel nadrukkelijk. ‘Wie bidt, ontvangt’. Juist ten aanzien van het punt waarover wij zo onze twijfels hebben klinkt een overduidelijke verzekering; geen twijfel, maar zekerheid.
Verrassend. Merkwaardig dat wij dat zo anders ervaren. Zou God soms andere prioriteiten hebben dan wij, anders over het leven denken dan wij? Worstelt Jezus daarom zo weinig met de dood? Alleen in Gethsemané. Verder is Hij opvallend kalm onder die dreiging. Gesterkt door het gebed gaat Hij linea recta zijn lijdensweg naar Golgotha.
God verkoopt ons geen knollen voor citroenen, zo wordt hier herhaaldelijk beweerd. Wat wij van God krijgen zijn goede gaven. Aan Gods goedheid, aan Gods keuzes wordt hier geen moment getwijfeld. Kunnen wij dat zo nazeggen? Ik kan dat niet, als ik aan een pijnlijk sterfbed sta. Misschien bent U verder gegroeid in het geloof.
‘Bidt en u zal gegeven worden’. Daar heb ik moeite mee. Een vriend van me in Roemenië, een geliefd priester, stierf dit voorjaar op een walgelijke manier aan kanker. Niemand kon hem nog missen: zijn gezin niet, zijn parochianen niet. Dan kan ik geen ‘dank u wel, Here God’ zeggen. Dan zie ik geen verhoring.
En toch blijven we bidden. ‘Geef ons dagelijks het brood dat we nodig hebben’. Genoeg om van te leven, want we zijn totaal afhankelijk van Uw goedheid, meer dan we vaak beseffen.
Of moeten we, voordat we gaan vragen, liever eerst maar eens danken, danken voor wat we WEL hebben? Dan zijn we voorlopig nog niet klaar met bidden. Daarom blijven wij met de discipelen mee bidden: ‘Heer, leer ons bidden’. Amen.