Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 november 2007 Jeugddienst

ds. Stefan Dijkhuizen
‘Welk offer ben jij bereid te geven?’ Met andere woorden: Wat zou wel willen afstaan of opgeven…
Je mobiel, of je nieuwe iPOD, of je mp3-speler… Of iets van je vrije tijd, of je eigen gelijk, of je vooroordelen? Zou je dat lukken?

Een andere, en misschien nog wel lastigere vraag is: Wat zou jij voor God willen opgeven? En wil God eigenlijk dat we iets voor Hem op-offeren?

Offers. De Bijbel, en zeker het begin, lijkt er vol mee te staan; de voorbeelden voor in de liturgie zijn er maar een paar. Wil God zo graag dat we Hem een pleziertje doen dan? Voor wat hoort wat? Is God er zo één dan? Als dat geloven is, dan zou ik het wel weten…

Wij doen dat niet meer zoals het vroeger gebeurde; die offers van allerlei dieren, van de oogst van het land, van wijn en graan, of van geuroffers. ’t Zou ook een beetje bloederig worden hier. Kun je nagaan hoe dat moet hebben geroken daar in die tempel in dat warme Israël.
Maar God vroeg er zijn mensen blijkbaar wel om. Als een manier om je trouw aan Hem te laten zien. Dat je bijvoorbeeld dankbaar was. Of, als je iets verkeerds had gedaan, dat je om vergeving wilde vragen door middel van een verzoeningsoffer.

Soms hoor je zeggen dat al die offers uit de Bijbel niet meer hoeven omdat Jezus het offer was voor alle mensen. Dat onze offers er helemaal niet meer toe doen. Maar als je de Bijbel leest, of aan Jezus denkt, en wat hij in zijn leven van de mensen vroeg, dan kun je best wel denken ‘poeh, als ik dat allemaal moet doen…’

Toch is geloven nog steeds een hele op-gave. Voor wie is het nu gemakkelijk om te geloven?
Wie van jullie heeft er niet het gevoel dat geloven van je vraagt om veel aan de kant te zetten? Als je misschien de enige in je klas of opleiding bent. Of als je vrienden het maar raar vinden, en je het eigenlijk niet durft te zeggen dat je weleens naar de kerk gaat. Als mensen om je heen aan de lopende band grapjes maken over geloof. Kom je er dan nog voor uit? Vind je het dat waard?

Wie heeft dat gevoel wel eens? Steek je hand eens op als geloven voor jou best wel eens een offer kan is? (Handen vragen)

‘Welk offer ben jij bereid te geven’, staat er boven deze jeugddienst. Maar dat hoeft niet alleen te betekenen dat het erom gaat dat je offers moet geven, en je vanalles moet inleveren om te kunnen geloven. Je kunt het ook lezen als een vraag hoe ver je gaat, of wat er dus allemaal in de weg kan staan.

Misschien is er een manier om er toch even wat anders naar te kijken.
Jezus heeft het in zijn verhalen voortdurend over mensen die alles opgeven voor iets dat ze zo geraakt heeft dat ze er maar niet los van kunnen komen. Ze moeten wel.
Twee van die verhalen wil ik nu hier met jullie lezen. Het zijn hele korte verhalen; eentje over de schat die in de akker wordt gevonden, en de ander over de koopman die een kostbare parel vindt. Over die laatste wil ik straks wat meer zeggen. Als een manier om nog eens voor jezelf na te gaan wat het nou betekent; iets opofferen. Of God inderdaad van ons vraagt om vanalles op te geven.

(Lezen Matt. 13)

Dit korte verhaal dat Jezus hier vertelt laat denk ik op een hele andere manier zien wat het betekenen kan om iets voor God op te offeren. Jezus vertelt deze verhalen als hij het over het Koninkrijk van God heeft. Dat is voor hem de wereld waar het zal zijn zoals God het leven bedoeld heeft. Een wereld die nu nog niet is, kijk maar om je heen, maar waar we wel af en toe al iets van mogen zien. Een wereld van geloof, of in geloof. Iets dat onbeschrijfelijk waardevol is.

Het gaat over een koopman die in parels handelt. Gewoon een zakenman dus, die vooral veel geld wilde verdienen met het kopen en verhandelen van die kleine, mooie glimmende bolletjes. Niet iemand die nou zo druk leek te zijn met de wereld, of met zijn naasten. Nee, gewoon een handelaar in parels, die zoals je misschien weet, groeien in oesters, van die grote schelpen. Hoe groter de parel, hoe meer geld het opleverde.

En toen was er dat moment dat hij die ene parel vond. De allermooiste. Eentje zoals hij nog nooit had gezien. Om deze parel te kunnen krijgen, moest hij wel alles verkopen, alles opofferen voor deze ene parel. Maar hij doet het! Zo overweldigend mooi is ‘ie. Zo’n aantrekkingskracht heeft het Koninkrijk van God dus ook, als iets dat wanneer je het ziet, je al het andere aan de kant zet en je alleen nog maar hier voor kan gaan.

Maar eigenlijk doet die koopman iets heel stoms. En dat weet hij best. Deze parel namelijk, is zo mooi en zo bijzonder dat hij onverkoopbaar is. Deze parel is zo kostbaar dat niemand anders hem wil of kan kopen. Een slechte investering dus. Vergelijk het maar met een beroemd schilderij van van Gogh of Rembrandt; het heeft geen enkele zin om dat te willen stelen, want het is toch onbetaalbaar en zo uniek dat iedereen het meteen door heeft.

En zo is het ook met geloven. Met de wereld waar Jezus van droomde en vertelde, dat Koninkrijk. Het is niet iets waar je heel veel voor moet doen, ‘voor wat hoort wat’, of iets dat te koop is op de markt. Nee, het is zo uniek en zo prachtig dat het alleen bij jou past. Je zou dus kunnen zeggen dat het volstrekt on-logisch is om te doen als die koopman, en dat geloven net zo onlogisch is.

Is God dat offer waard? Ja, elk offer. Maar niet omdat het moet, maar omdat wat God met zijn Koninkrijk wil het allerbeste is wat ons kan overkomen.

Hoe vinden we dan die ene parel, die voor ons bestemd is? Een parel zo mooi, dat we er alles voor willen doen. Maar niet als plicht, want dan rekenen we weer in mensentaal en marktprijzen.

Misschien weet je wel hoe een parel ontstaat. Dat het een proces is dat jaren duurt, en dat er niet zomaar –floep- een mooie parel is. Eigenlijk ontstaat een parel door de tranen van de oesterschelp; wanneer er iets van buiten toch die dichte schelp binnendringt, reageert de schelp daarop door er steeds laagjes om heen te laten ontstaan, één voor één. En langzaam groeit er zo iets heel moois, iets heel kostbaars. Zo is het ook met geloof; het komt van buiten, en je reageert erop, en langzaam, soms heel langzaam, kan er iets gaan groeien.

De vraag is dus misschien niet ‘welk offer jij wit geven?’, maar eerder ‘welk offer je wilt ontvangen?’. Wil je je laten verrassen door een schat in de akker, door een parel die zo maar op je weg lijkt te komen? Je vindt hem in ieder geval niet door in het wilde weg offers te brengen, en door vanalles op te gaan geven. Dan kom je weer bij alles wat ‘moet’, en Jezus wil ons precies daarvan verlossen.

God heeft het ons allemaal gegeven die ene parel te vinden en te ontvangen. Niet door het na te streven, maar door je op Hem te richten, op wat Hij je wil geven. Het laat je de wereld zien met andere ogen, af en toe, en misschien wel steeds een beetje meer.

Maar genoeg over offers gepraat. Je zou ‘amen’ kunnen zeggen, maar dat betekent eigenlijk ‘mag het zo zijn’. Mag het dus zo zijn, dat jij die parel vindt en ziet dat het het allermooiste is wat je kan overkomen…

Nu is het tijd om er voor in actie te komen. Niet om God een plezier te doen, bij mensen is het zo dat ‘voor wat hoort wat’, maar niet bij God. Die heeft wel belangrijkere dingen te doen. Maar misschien wel omdat we er allemaal voor gemaakt zijn. Iedereen wordt gevraagd mee te doen aan de offers hier vanmorgen in de kerk, op verschillende manieren. In 4 x 4 minuten maken we een carrousel langs 4 offerplaatsen.

Aan die kant, bij de achteringang is er een brandoffer. Een plek waar je stil kunt staan bij wat je liever kwijt zou willen zijn. Op een papiertje kun je dat opschrijven en het symbolisch laten verbranden. Op de TV branden de vlammen al… Uiteraard blijft ongelezen wat je opschrijft.

Daar tegenover, bij de consistorie, staat de koopman met zijn parel. Hij vertelt het verhaal van een collega-verkoper. De vraag bij dit dankoffer is: ‘Waar wil jij alles voor aan de kant zetten?’

Aan de andere kant van de kerk, rechts van het orgel, vinden we bij de prikborden allerlei handen. Hier worden namelijk offers gevraagd en aangeboden. We gaan natuurlijk niet de kerk uit voordat we nog eens hebben nagedacht of er misschien niet een heel klein offertje van ons wordt gevraagd, hier in deze gemeente. Met alleen maar offers in de collecte-zak komen we er namelijk niet…

Dan als laatste daar tegenover; een plek om stil te staan bij de talloze slachtoffers op deze wereld. Op een rol op de grond kun je namen van mensen of plaatsen op deze wereld schrijven waar zoveel slachtoffers zijn, ver weg en dichtbij, en daarbij een waxinelichtje aansteken. Deze rol is een gebed op zich, eentje die nooit ophoudt…

Na het lied ‘God zoekt de mensen’ gaan we starten. In vier groepen gaan we de offerplaatsen langs, en elke vier minuten komt er een signaal om door te lopen naar de volgende plek. Vak 1 zit hier en gaat als eerste naar het brandoffer, vak 2 gaat als eerste naar de parel, vak 3 naar de gebedsrol, en vak 4 naar de prikborden met de handen. We draaien met de klok mee…