12 augustus 2011, ‘Wees waakzaam!’
Jesaja 65: 17-25
Lucas 12: 32-40
Gemeente van onze Heer,
‘Gelukkig degenen die de heer bij zijn terugkomst wakend aantreft’. Overduidelijk worden wij vanmorgen vanuit het evangelie geconfronteerd met de oproep om klaar te staan en om waakzaam te zijn.
Degene die dus vanmorgen durft in te dutten, is er sowieso gloeiend bij. En dat is niet mijn idee, het staat gewoon in de Schrift.
Wees waakzaam. Jezus benadrukt een verwachtende houding in dit hoofdstuk waarin het gaat over Gods zorg voor deze aarde en de komst van het Koninkrijk. Op reis door Galilea, en afwisselend in gesprek met ofwel zijn leerlingen, of de Farizeeën en schriftgeleerden maar ook met de grote massa mensen die hem overal volgt, gaat het voortdurend daarover.
Dat het daarnaast om ons gaat, staat als een paal boven water. ‘Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie het Koninkrijk willen schenken.’
Door Lucas geschreven voor de eerste christelijke gemeenten, zijn deze woorden even goed voor ons van toepassing. De kudde wordt kleiner, en is al klein in vergelijking met vroeger. Maar liever een kleine, van verwachting levende kudde, dan een grote, waarin het om macht en vanzelfsprekendheid lijkt te draaien. Dat heeft de kerkgeschiedenis ook wel weer bewezen en mede daardoor hebben velen helaas nu geen boodschap meer aan de kerk waarin het evangelie nog steeds gelezen wordt.
Wie weet zal eens alles anders zijn, en op een volkomen onverwacht tijdstip. Maar tot die tijd zouden we eigenlijk wekelijks dit tegen elkaar moeten zeggen: ‘Vrees niet, kleine kudde!’
En in die kleine kudde gaat het dus om waakzaamheid. Wees waakzaam.
Maar je kunt je afvragen wat dat eigenlijk betekent, om waakzaam te zijn? We hebben misschien wel ongeveer een idee. En dat het verder gaat dan gewoon je ogen open houden, voelen we ook nog wel aan.
En ten tweede, wat staat ons dan allemaal in de weg om waakzaam te zijn? Waarom vertelt Jezus er zelfs de gelijkenis bij van de wakende dienstknechten om de mensen om hem heen te wijzen op de gevaren die er allemaal zijn om letterlijk en figuurlijk in te dutten?
Jezus gebruikt voor die waakzaamheid woorden die niet zomaar ergens vandaan komen, of die hij eventjes uit zijn mouw schudt.
‘Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend.’ Maar zijn dit niet de woorden die ooit klonken toen God het volk uit de slavernij in Egypte ging bevrijden?
Waakzaam zijn betekent hier volgens Jezus klaar staan voor je bevrijding. Voor een uittocht uit alles wat je tot slaaf maakt, en een op weg gaan in volkomen vrijheid. En het is zeker niet iets dat je passief kan ondergaan. ‘Doe je gordel om en houd de lampend brandend’ zegt niets anders dan ‘stroop je mouwen op, kijk waar je lopen moet, en wees anderen tot een lichtend voorbeeld onderweg!’
Het gaat om bereid zijn. Klaar staan en aandachtig leven in het hier en nu. Weten waarom het gaat, en wat er nodig is om straks mee te nemen.
Maar dat is nu allemaal wel makkelijk gezegd, en heerlijk abstract en nogal vaag. En bovendien, er kan nogal wat in de weg staan om klaar te zijn. Om een actieve, verwachtende houding te hebben, als je niet eens precies weet waarop je wacht, of nog wel wachten kunt. Als er genoeg in het hier en nu is dat afleidt, of in het verleden, of in de zorgen om de toekomst, dat je vasthoudt en doet denken dat het niet over ons en over jou gaat.
Het kan de angst van de steeds kleiner wordende kudde zijn. Vroeger was het misschien de macht en het vele bezit die een actieve en bereidzame houding in de weg stonden, nu is het de angst om alles te verliezen; kerkgebouwen, ‘het oude vertrouwde gevoel’, jongeren, noem maar op. Maar het gaat toch echt niet om de kerk zelf. Doel is en blijft het Koninkrijk van God, en het daarvoor willen klaarstaan.
Het kan ook meer persoonlijker zijn en dicht bij jezelf liggen, die barricade. Ik kan dat allemaal wel concreet gaan maken, maar het is voor iedereen verschillend en bovendien, we weten het allemaal en misschien is het wel veel beter om het allereerst maar voor jezelf eens na te gaan, het aan te wijzen en het durven te benoemen. Wat weerhoudt mij toch om een wachtend en wakend mens te zijn? Waarom doe ik niet open, waarom ben ik vaak zo passief? Het evangelie zegt eenvoudigweg: ‘Gelukkig de knechten die de heer bij zijn terugkomst wakend aantreft’.
Het gaat er niet om een heel negatief plaatje te schetsen. Het gaat om het vragen durven stellen, aan jezelf in de eerste plaats, maar ook aan anderen, omdat we samen een kudde zijn. Staan we klaar, verwachten we de Heer nog wel, doen we open, en zo ja, voor wie en waarom dus voor anderen weer niet? Die confronterende vragen komen op als we ons ‘onder het Woord’ begeven, zoals er vroeger vroom gezegd werd.
En toch is er ook een antwoord dat vandaag op klinkt uit de woorden van Jezus. Een antwoord voor ons, zoveel jaren nadat Lucas ze opschreef, maar eigenlijk in een heel vergelijkbare situatie.
Ook wij zijn mensen die leven in een ‘ad-interim’, in een tussen-periode. Na Pasen en Pinksteren, maar voor de toekomst van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’, zoals Jesja dat prachtig verwoordt. Levend met de woorden die Jezus ons na liet en in verwachting van zijn terugkomst. Of, zoals ik van een collega hoorde; ‘wij zijn mensen die doen alsof Hij erbij is, ook al is Hij er nog niet bij…’
En dat is niet een wanhopig vastklampen aan vroeger, en daar voortdurend over praten alsof het weer zo zou moeten gaan. Of een angstig en passief afwachten op een onzekere toekomst. Nee, dat is aandachtig leven in het hier en nu, in vandaag. Dat is waakzaam en bereidzaam klaar staan, omdat je weet dat het Koninkrijk goed zal zijn.
Het antwoord dat vandaag ons helpen wil om als waakzame mensen te leven, ligt denk ik in dat ene, prachtige vers waarin Jezus zegt: ‘Waar jullie schat is, daar zal ook je hart zijn’.
Ben ik een waakzaam mens? Kan ik de mouwen ook opstropen en een lichtend voorbeeld zijn? Ja, als mijn hart maar op de juiste plaats zit. Als mijn hart maar gericht is op dat wat niet vergaat. Niet vast zit aan bezit, wat dat kan toch alleen maar jaloers maken en gestolen worden, of wegrotten onder de mottenballen.
Als ik in staat ben om afstand te doen van wat ik met een hemels oogpunt toch niet nodig heb. Als ik kan delen met anderen, omdat het Koninkrijk niet om mij alleen draait. Als we weten mogen dat de schat die niet vergaat, allereerst bestaat in de zorg van God voor ons en het willen schenken van zijn vrede aan ons mensen. Ondanks de enorme en meer dan eens bespottelijke salarissen die dergelijke ad-interim managers in het bedrijfsleven vangen, mogen wij in deze tussentijd op een hemelse schat vertrouwen.
Om het even heel kort te stellen: Je kunt niet alert en waakzaam zijn, als je niet eerst met je hart bij God en zijn Koninkrijk bent.
Het is ook precies in die volgorde.
Wees waakzaam door onbevreesd in die kleine kudde het Koninkrijk voor ogen te houden, en voor te leven, in het hier en nu, in het leven van alledag. En wanneer wij dan af en toe God mogen herkennen, in de mensen om ons heen, in het goede dat we delen kunnen, dan wordt ons wachten beloond. Dan noemt het evangelie ons met recht ‘gelukkig’.
Sterker nog, Jezus laat zien hoe ongelooflijk barmhartig en liefdevol God dan is voor zijn waakzame mensen, als hij zegt: ‘Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen. Gelukkig degenen die hij zo aantreft.’
Hoe ontzettend dichtbij en tegelijks zo hemels zal dat toch zijn. Amen.