Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

13 januari 2013

Epistellezing: Titus 3:4-7

Zelfverwerkelijking, zelfontplooiing, je moet het allemaal zelf doen, zo horen we de laatste jaren om ons heen. Alsof dat altijd mogelijk. Alsof dat voor iedereen is weggelegd. En als het je niet lukt: eigen schuld, dikke bult. Dat noemen we nou marktwerking. Zo genadeloos is de boodschap van zelfredzaamheid nu. Aan die harde levensles, die ook in ZIJN dagen al opgeld deed, ziet Paulus mensen ten onder gaan. Daarom ziet hij er niets in en is hij blij dat hij een andere boodschap mag brengen: de blijde, bevrijdende boodschap dat je uiteindelijk niet van eigen inspanning en kunnen afhankelijk bent, maar het van God mag verwachten. Dat God ons genadig opvangt, dat God ons behoud is. Dat blijkt vooral met Kerst, Goede Vrijdag en Pasen.
Wij moeten ONZE goedheid en menslievendheid niet overschatten en Gods goedheid en menslievendheid niet onderschatten, daar komt Paulus’ boodschap aan Titus op neer. Volgens Paulus is zelfvertrouwen ten diepste gebaseerd op Godsvertrouwen en nergens anders op. Is dat vertrouwen op Gods genade er niet, dan is ook ons zelfvertrouwen drijfzand. En wij maar om ons heen horen dat je het allemaal zelf moet doen, zelf kunt. De dwaze boodschap van ’the american dream’. Alsof het leven van velen alleen maar uit een reeks successen bestaat.
Paulus gelooft niet in die onzin. Hij gelooft wel in de heel wat barmhartiger boodschap van Gods goedheid, dat we het NIET allemaal zelf hoeven te doen, maar mogen leven op grond van Gods genade. Onze doop is het teken dat GOD ons draagt, dat ons leven afhankelijk is van Gods barmhartigheid en van de vernieuwende kracht van de Heilige Geest in plaats van alleen maar eigen creativiteit. Bij creativiteit zonder de vernieuwende kracht van de Heilige Geest, zonder goddelijke inspiratie kan Paulus zich niets voorstellen. Vertrouwend op de Heilige Geest weet Paulus dat wedergeboren uit water en Geest ons leven geen ‘Sein zum Tode’ is, zoals de Duitse filosoof Martin Heidegger beweert, maar een leven dat mag weten dat de dood overwonnen is, een bestaan dat gericht is op leven met de Eeuwige, geprezen zij zijn Naam. Daarom is het Pasen geweest. Daarom vieren wij dankbaar Avondmaal. Doop en Avondmaal onderstrepen beide Gods goedheid, zijn de steunpilaren waarop ons leven rust. Daarom kan je het niet over de mens hebben zonder het over Jezus Christus te hebben; antropologie en theologie hangen samen. Humanisme alleen, zonder God als uitgangspunt, als basis, is luchtfietserij.
Met dat God het fundament van ons bestaan is, is ons leven dus niet zonder hoop. Hoop die, als je het van zelfverwerkelijking en zelfontplooiing verwacht, de bodem kan worden ingeslagen. God wil ons niet hopeloos, troosteloos aan ons lot overlaten. Daarom draagt Paulus de blijde, bevrijdende boodschap van Gods genade en goedheid uit: wij zijn niet op onszelf teruggeworpen, maar zijn God zij dank teruggeworpen op Jezus Christus, op kruis en opstanding. Wij leven dus niet zonder hoop, zonder een gegrond vertrouwen. Pessimisme en depressiviteit, die als een mens alles van zichzelf moet verwachten en te overspannen verwachtingen op een teleurstelling uitlopen kunnen toeslaan, hebben niet het laatste woord. Te hoge eisen aan jezelf stellen wordt door God heilzaam gerelativeerd. Je hoeft het niet allemaal zelf te doen. IK heb het immers ten diepste voor je gedaan. Een mens kan wel veel, maar niet alles. Wij mogen leven gedragen door Gods mildheid, Gods goedheid. Het goede heeft het laatste woord, geborgenheid, niet de dreiging van de dood.
Leven is zo ontspannen leven geworden, leven bevrijd van de nodige stress. Leven is daarmee een gefundeerd bestaan geworden, niet zomaar zweven in de ruimte, overgeleverd aan het toeval. Ons leven is een leven tot op God, de dragende grond van ons bestaan. ‘Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht’ (Gezang 174:2 o.b.), maar UW volbrachte werk, UW goedheid, UW menslievendheid.
Zelfverwerkelijking, zelfontplooiing, jazeker, maar binnen heilzame grenzen en niet zonder de vernieuwende kracht van de Heilige Geest, niet zonder de dragende grond van Gods hulp. Vertrouwend op Gods goedheid mogen wij leven in navolging van DE bron van inspiratie, Jezus Christus, als barmhartige, ingoede mensen, tot heil van velen. Amen.