16 januari 2011
De oecumenische dienst van Woord en Gebed op 16 januari 2011 in de kerk van de H. Laurentius te Weesp
Lezing uit het NT: Handelingen 2:42-47
Epistellezing: Romeinen 12:1-8
Waar zit ‘m dat in, die aantrekkingskracht van de eerste gemeenten? Wat is het geheim van de gemeenten in Jeruzalem, Athene, Rome? De kracht van een gemeente zit in de volharding, de toewijding waarmee gemeenteleden dingen doen, hun niet aflatende ijver. Jarenlang je inzetten voor je kerkgemeenschap. Jarenlang kunnen mensen op JOU rekenen. Zij zijn ziek, zij hebben aandacht of hulp nodig. JIJ bent er voor hen. Dat dwingt respect af. Dat maakt mensen benieuwd naar je drijfveren. Zo zien mensen de kracht van het geloof doorwerken. Zonder naastenliefde, zonder een niet aflatende inzet is het geloof nergens.
Maar is het geheim van het gemeente-zijn dan niet de onderlinge verbondenheid, de hechte gemeenschap? O zeker, die onderlinge band is voor veel gemeenteleden heel belangrijk. Maar die hechte band gaat niet zo ver dat er sprake is van eenheid in die zin dat al die mensen gelijk over bepaalde dingen denken. Over God wordt heel verschillend gedacht, hoewel men lid is van één kerk. Het is dus vooral een eenheid die een verscheidenheid aan gaven en visies kent, op grond van de ene, unieke God van Israël. Juist die verscheidenheid aan talenten zorgt ervoor dat een gemeenschap bruist van leven. Zo vul je elkaar aan: wat de een niet kan, doet de ander wel. Samen breng je veel tot stand, ook als het kerkelijk leven geen bloeperiode doormaakt, omdat het anno 2011 eerder winter dan lente is in de kerk. Juist DAN niet de moed verliezen, maar enthousiast doorgaan, want wat vandaag niet is, kan morgen komen. Gods werk gaat door, ook al is dat niet altijd zo zichtbaar als wij zouden willen.
Waar naastenliefde of diakonale hulpverlening ontbreekt, gaat het mis met de kerk. Er voor medemensen zijn, mensen helpen is immers DE kracht van een kerkelijke gemeenschap. Leefde Jezus ons iets anders voor dan mensen liefhebben en helpen?
Mensen helpen doet men echt niet alleen waar mensen geld hebben. De kerk in Jeruzalem of Rome bestond vooral uit armoedzaaiers en telde maar enkele rijke mensen. De kerk in Roemenië of Zuid-Afrika idem dito. En toch doet men van alles voor arme medemensen. Het meeste geld voor kerk en diakonie komt immers van mensen met een gemiddeld inkomen. Mensen met een hart van goud. Mensen die van geen ophouden weten, enthousiast blijven doorgaan.
God dankbaar loven en mensen graag helpen, dat is de kerk. In Weesp, in Beijing, in Alexandrië. Gods beweging is niet te stuiten, gaat maar door, onophoudelijk. Dat komt omdat men als kerk een geheel eigen gezicht heeft, met Gods ogen vol barmhartigheid naar de wereld kijkt, als dat moet tegen de tijdgeest in durft te gaan. Niet als ontevreden toeschouwer met kritiek klaarstaan, maar daadwerkelijk wat aan de problemen doen. Trouw en toegewijd je inzetten, zorgvuldig je van je taak kwijten, in dienst van God. Gods-dienst, God dienen is immers met aandacht te werk gaan.
Alle ledematen van het lichaam van Christus zijn actief, iedereen op een eigen manier. De een brengt met een vrolijk gezicht enthousiasme teweeg; de ander geeft leiding aan allerlei activiteiten; een derde staat met het nodige gereedschap klaar, een vierde heeft een prima idee. Zodoende bruist Gods kerk van leven, van allerlei activiteiten. Geef maar speelruimte aan die verscheidenheid, zegt Paulus. Maak er samen iets goeds van. Zet je met vreugde in voor de kerkelijke gemeenschap en voor je naaste. Je in dienst van God stellen met een blij gezicht, wetend hoe belangrijk barmhartig zijn is.
Zo gaat Gods beweging van naastenliefde de wereld door, al eeuwenlang. De kerk vernieuwt zich telkens weer, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Wij zingen andere liederen dan in Jeruzalem. Maar wij blijven zingen. De armen in Nederland zien er anders uit dan in Roemenië. Maar wij blijven helpen. Ons kerkgebouw ziet er anders uit dan in Alexandrië. Maar wij blijven bidden, omdat Gods Geest ons blijft bezielen, elke dag weer. Amen.