Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

17 maart 2013 – 5e zondag veertigdagentijd

Gemeente van Jezus Christus,

Vandaag is het zondag Judica, doe mij recht.
Een zondag waarop dingen op scherp worden gezet.
Want het is een zondag die gaat over gerechtigheid.
En ook over waar mensen recht op hebben.

Maar waar heeft een mens recht op?
Net na de tweede wereldoorlog in 1948
werd door de verenigde naties de universele verklaring van de rechten van de mens aangenomen.
Het is niet gek dat zo’n verklaring zo net na een oorlog werd vastgelegd.
Na een periode waarin op zo grote schaal
de grenzen, de lichamen en zielen van zo veel mensen waren vertrapt en vernietigd was het geen overbodige luxe om
te waken voor een herhaling.
Maar goed, met deze verklaring kwam geen eind
aan het leed in de wereld.
Conflicten bleven bestaan.

Waarom is het zo moeilijk voor mensen om de grenzen
van een ander niet te betreden,
waarom is het zo moeilijk om recht
te doen aan elkaar?

De gelijkenis van Jezus vandaag,
geeft misschien daar meer kijk op en
ik wil u uitnodigen om met mij mee te denken.

Het verhaal gaat over een man die een wijngaard aanlegt en hem verpacht aan wijnbouwers.
Die gelijkenis, en daar hoeven we niet omheen te draaien, gaat uiteindelijk natuurlijk over God en over mensen.

Wie is die God dan wel en waar is hij te vinden in deze gelijkenis?
Nou, Hij, de man van de wijngaard, wordt verteld, is op reis gegaan.
Voor hoe lang weten wij niet.
Geruime tijd, vertaalt de Nieuwe Bijbel Vertaling.
En zo voelt het ook.
De mensen zijn overgeleverd aan de wijngaard,
om er mee om te gaan, om er voor te zorgen,
om er het beste van te maken,
om de vruchten te laten groeien.

En zo proberen ze het ook, maar een God
binnen handbereik zou wel wat gemakkelijker zijn geweest.
Een die stuurt en straft, beloont en troost
op een beetje navólgbare wijze.

Maar deze God is zo anders.
Deze lijkt steeds tussen de vingers door te glippen.
En hij voelt zo vaak afwezig.
Alsof we het allemaal zelf moeten doen.
Misschien worden we daar wel heel erg onzeker van.
Misschien ontstaat daar wel de bodem voor conflict.

Plotseling is God dichtbij.
“Toen het de tijd ervoor was zond hij tot de wijnbouwers een dienaar opdat ze van de vrucht van de wijngaard aan hem zouden geven.” (Lucas 20 vers 10).
De dienaar komt vertellen dat het tijd is
om te delen van de vrucht van de wijngaard.

Hij staat met open lege handen voor de wijnbouwers.

Nou, dan geven ze die dienaar toch wat van de vruchten zou je zeggen.
Geen probleem toch?
Maar hier gebeurt iets in het verhaal.
Voor de wijnbouwers blijkt het namelijk onmogelijk om dit te doen.
Ze willen niets van de vruchten afgeven.
Sterker nog, ze slaan de dienaar in elkaar
en laten hem met lege handen weer huiswaarts keren.

En de grote vraag is: waarom?
Waarom kunnen de wijnbouwers er niet tegen
als er iemand komt om een deel van de vruchten te vragen?

Wat vindt u?
Misschien vinden ze dat de dienaar iets komt opeisen waar hij geen recht op heeft?
Misschien hebben de wijnbouwers gedacht:
wij hebben er voor gewerkt.
Ons bloed, zweet en onze tranen zit in die vruchten.
We geven het niet meer uit handen.
Misschien.

Misschien is dat ook hoe conflicten vaak ontstaan.
Als gevolgen van de vraag wie recht heeft op wat.
En ook als gevolg van
de onmogelijkheid van de een om aan de ander iets te geven.
Zelfs als die ander met lege handen staat.

Ik had daar laatst een discussie over met iemand die zei:
Dat is hebzucht. Kijk maar eens naar de verdeling arm en rijk in de wereld. Hebzucht.
Ik weet het niet.
Ik denk dat je dat hebzucht kunt noemen,
maar ik geloof ook dat daar onder of achter nog iets schuilgaat, namelijk de angst om tekort te komen.

Toch? Want iemand die compleet is, of zich compleet voelt,
Zal iemand anders zonder angst tegemoet kunnen treden,
Omdat hij of zij vertrouwen heeft in wat hem of haar is toebedeeld
Weet dat er geen tekort zal zijn
Dat er geen tekort bestaat,
En zal de ander alles gunnen.
En dan heb ik het niet alleen over voedsel, maar ook over vruchten in figuurlijke zin, iemand anders liefde kunnen gunnen, of succes, zonder dat je voelt alsof je daardoor zelf minder aan bod komt.

Ondertussen komt God in het verhaal steeds dichterbij,
Een dienaar, twee dienaren,
Uiteindelijk: de zoon.
En hoe dichterbij God, hoe geweldadiger de wijnbouwers reageren.
Hoe dichterbij God, hoe groter hun angst.
De zoon confronteert hen met hun kwetsbaarheid.
Bij hem worden ze helemaal bang dat alles van hen zal worden afgenomen.
Hij is immers de erfgenaam van de wijngaard.
Dus doden ze hem, en zoals in de tekst staat:
Dan is de erfenis voor ons!

Was de angst van de wijnbouwers terecht? Kwam de man van de wijngaard een deel ‘opeisen’?
Of vraagt de man van de wijngaard de wijnbouwers om te kunnen delen?

Ik moet denken aan de wet van de tienden uit de thora.
Hoe in de joodse wet van de mensen wordt gevraagd om
een tiende van hun inkomsten, of het nu geld of voedsel was, terug te geven, te offeren eigenlijk aan de tempel.
Terug aan God.
Er zijn vele manieren om deze wet van de tienden uit te leggen,
maar 1 daarvan is dat het een symbolische functie heeft.
Het symbool dat, wat wij ook ‘bezitten’ het is nooit helemaal van ons.
Die tiende, die je teruggeeft aan God, is een herinnering daaraan.

Ik denk dat de grootste fout of zonde van de wijnbouwers is, is dat ze dát vergeten zijn.
Ze zijn vergeten van wie de wijngaard uiteindelijk is.

Hoe gek het ook klinkt, de wereld is niet van ons. Sterker nog, ons eigen leven is niet van ons.
Het is ons gegeven.
En het is in die zin van God.
Ik zeg het nu, maar ik weet zelf nog niet eens of ik wel zo ver ben om dat ook altijd zo te ervaren.
Ik weet alleen dat het waar is.
En dat het moeilijk is, om vanuit die gedachte te leven.
Ons leven is ons in bruikleen gegeven, en dat is iets om over na te denken.
Wij leven ons leven voor het aangezicht van God
Dat ons leven niet aan ons toebehoord, maar aan God, wat betekent dat?
Worden we daar angstig van, omdat we bang zijn daarmee iets te verliezen?
Of worden we uitgenodigd om te delen?
Te delen in wat ons gegeven is?
En kunnen we dat al aan?
Zo veel vragen voor vanochtend.
Voor nu genoeg.

Amen.