18 augustus 2013
Epistellezing: Hebreeën 11:17-29
Nee, als protestanten hebben wij geen heiligen nodig, maar wel geloofsgetuigen. Iedereen heeft immers in de loop van het leven behoefte aan één of meer inspirerende voorbeelden. Zulke modellen waarmee je je kunt identificeren en waaraan je je kunt optrekken missen wij node in onze genivelleerde samenleving. Oppervlakkigheid en platvloersheid leveren geen rolmodellen op, terwijl juist mensen die een voorbeeldfunctie vervullen aan de zo noodzakelijke vorming tot volwaardig mens bijdragen. Maar waar vind je zulke mensen nog? Helaas bijna niet meer in het onderwijs, waar ik hen destijds WEL vond en nooit meer ben vergeten. Maar waar tradities niet in tel zijn, zijn vaak geen bronnen van inspiratie meer te vinden; wel een heilloze leegte van vluchtige indrukken die niet echt indruk maken, geen blijvende indruk maken.
Met name in de geloofstraditie en in de culturele traditie vindt men bijzondere mensen. Daarom klinkt hier steeds als refrein: ‘door het geloof’. Zonder het geloof als voedingsbodem, zonder Godsvertrouwen, zouden genoemde mensen nooit uitgegroeid zijn tot zulke bijzondere, inspirerende mensen. Ook de dragende grond van HUN bestaan is het geloof, niets anders. Dat wat vandaag de dag, ten onrechte, zoveel aandacht krijgt, de politiek, de economie, je hoort er hier niet over. Zo onbelangrijk is dat allemaal in wezen. Ons diepste wezen wordt gevormd door andere zaken: door voorbeeldige, inspirerende medemensen, niet door cijfers en feiten.
Abram, Noach, Mozes zijn geen gemiddelde mensen, middelmatige mensen waarvan je er duizend in een dozijn hebt, maar mensen die boven de rest uit steken, doordat het mensen zijn die goed kijken naar wat zij om zich heen zien en daardoor verder kijken dan het benauwend enge blikveld van de televisie, dat kijkgat waardoor men alleen maar rampen ziet; alsof de wereld alleen maar DAARuit bestaat. Abram, Noach en Mozes hebben oog voor het tegendeel van al dat kwaad: zij hebben het goede doen, de juiste beslissing nemen, voor ogen. Hier is het GOEDE juist nieuws, het GOEDE juist het bijzondere. Geloofsgetuigen zijn mensen met een vergezicht, dankzij God, want zonder de inspiratie van de Thora waren zij nooit zover gekomen, hadden ook zij met de meute meegedaan en meegekeken. Alsof alle neuzen één kant op ideaal is.
De ouders van Mozes en de ouders van de tweede Mozes/Jozua zijn mensen met een heldere kijk, die wat bijzonders in hun kind zien, mensen met een verrassend inzicht, omdat het geloof hen zoveel meer liet zien. Het geloof strooit je geen zand in de ogen, zoals alom wordt beweerd (maar men beweert wel meer onzinnige dingen), nee, het geloof werkt juist blikverruimend, ontmaskerend. Het geloof kijkt anders tegen de alledaagse werkelijkheid aan en prikt daardoor prompt door ballonnetjes vol valse voorwendsels en valse beloften heen. Zo’n ‘eyeopener’ kunnen wij wel gebruiken in verwarrende tijden van crisis en onzekerheid. Daartoe moeten wij ons oor te luisteren leggen bij de Thora, nergens anders, en onze blik gericht houden op profeten en geloofsgetuigen in plaats van op zogenaamde sterren, die meestal weer snel doven.
Geloofsgetuigen weten wat zij willen en blijven ook als anderen hun visie afkeuren aan dat ideaal vasthouden. Geloofsgetuigen zijn volhardend van karakter, standvastig in plaats van met allerlei wind van leer mee te waaien, laat staan met allerlei vluchtige modeverschijnselen mee te doen. Door DIE discipline, gebaseerd op de regelmaat van de ‘disciplina arcani’, het geestelijk leven, komen geloofsgetuigen verder, hoor je over HEN wel het nodige, maar van die anderen nooit meer iets. Geloofsgetuigen zijn niet op bonussen en voordeeltjes uit, omdat er maar één hoofdprijs is, dankzij de Onzienlijke.
Geloofsgetuigen krijgen het niet bepaald cadeau, maar laten zich daardoor niet uit het veld slaan. Geloofsgetuigen blijven volhouden, omdat zij een duidelijk ideaal voor ogen hebben, weten zij dat alleen de aanhouder wint. Niemand kan hen afbrengen van dat doelgericht doorwerken. Geloofsgetuigen laten zich nu eenmaal niet van de wijs brengen door mensen zonder visie en zonder uithoudingsvermogen.
Geloofsgetuigen hebben een enorm Godsvertrouwen. Daarom gaan zij er voor. Niemand kan hen tegenhouden, want God zelf stuurt hen een bepaalde richting op en zij LATEN zich aansturen door die Ene, die voor velen zo onbegrijpelijk is. God is de motor, de drijfkracht van hun bestaan; een enorme stuwkracht, voor wie geen barrière te hoog is.
Geloofsgetuigen weten te onderscheiden waar het op aan komt: dit wel, dat dus niet. Net als Mozes, de profeten en de tweede Mozes staan geloofsgetuigen kritisch tegenover macht en machthebbers. Zij staan dichter bij het gewone volk, dat altijd weer onder de machthebbers te lijden heeft, dan bij hoog geplaatsten, die maar al te vaak zichzelf overschatten en zichzelf verrijken.
Geloofsgetuigen kennen geen angst, weten niet wat bang zijn is. Zij laten zich niet intimideren, maar gaan hun eigen weg, achter de Heer aan, ook als anderen niets van de Onzienlijke bespeuren, omdat zij ziende blind en horende doof zijn. Geloofsgetuigen hebben een visie, omdat zij niet bij de televisie leven, maar dichtbij de levende Heer en ZIJN vergezichten.
Geloofsgetuigen leven uit het pesachfeest, Pasen. Geloofsgetuigen hebben immers weet van de verlossing die alleen God kan schenken. Tegenover andere vormen van bevrijding staan zij daarom sceptisch, want DIE vormen zijn maar al te vaak opnieuw op een dictatuur uitgelopen. Verlossing is gericht op het leven van allen. Verlossing is gericht op goedheid voor allen. Verlossing is gericht op recht voor allen en sluit daarom klassenjustitie en vriendjespolitiek uit. Verlossing is gericht op genezing. Geloofsgetuige Jezus brengt die genezing. Geloofsgetuige Jezus ontmaskert de slechts ogenschijnlijke rechtsstaat. Geloofsgetuige Jezus laat ZIEN wat goedheid daadwerkelijk is. Geloofsgetuige Jezus schenkt allen het leven.
Achter geloofsgetuigen aan trekt Gods volk verder, overwint Gods volk schijnbaar onneembare barrières, ogenschijnlijk niet te overwinnen hindernissen. Waartoe Godsvertrouwen al niet in staat is. Amen.