Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

21 april 2011, witte donderdag

Lezing uit de Thora: Exodus 12:1-11
Evangelielezing: Johannes 13:1-17
God houdt niet van de sprookjes en mirakels, die het bij velen goed doen. Religie met al haar uitwassen is een menselijke, op god geprojecteerde uitvinding. De God van Israël gaat het om het welzijn van mensen, niet om sensationele, bovennatuurlijke ervaringen. De dingen worden in de Bijbel daarom niet mooier voorgesteld dan, heel reëel, mogelijk is. God trekt met zijn volk en met zijn Zoon de nacht door. Ook de bevrijding van Pascha is een ‘narrow escape’: op het nippertje gaat het net goed, net als in het gewone leven. Bevrijdend handelen en een goed leven komen niet zomaar één, twee, drie tot stand. Bevrijding is geen weg van hocus pocus pas, wel van moeizaam vooruitgang boeken door ergens naar toe te groeien.

God is realistisch, één met ons, één met zijn wereld. Daarom gaat Hij met zijn volk en met zijn Zoon de diepten in het leven door: geen sprookjesachtige rozengeur en maneschijn, wel langzaam tot iets moois uitgroeien. Het hoge niveau van het goede leven onder Gods zegen haal je niet zonder kleerscheuren. Het hoge niveau halen van als een bevrijd mens in het leven staan kost je wat, gaat niet zonder moeite en leed. Het bittere kruid is er bij de uitweg uit Egypte en op de weg naar het kruis. Geen zweven boven de werkelijkheid, maar bloed, zweet en tranen, onrecht en structureel geweld. WIJ zouden het zo graag anders zien, maar de God van Israël loopt niet voor de harde kanten van de werkelijkheid weg; Hij gaat er dwars doorheen. Een andere weg die ten leven leidt is er niet. Alleen reclame en propaganda schilderen een andere weg, een weg naar een stralende toekomst die nooit zal komen. Helaas geloven maar al te veel mensen in sprookjes, reclame en propaganda en durft slechts een minderheid te geloven in de God van Israël, de enige die mensen ECHT bevrijd van angsten en illusies van religieuze of politieke aard.

Mozes en Jezus zetten ons met beide benen op de vloer door ons op het belang van het welzijn van onze MEDEMENS te wijzen. Niks geen ik, eerst de ander. Ons ik moet afsterven. Daarom bewandelt Jezus trouw de weg van Gods geboden en sterft Jezus voor ons. Die weg, waarop de ander centraal staat, dat intensieve leerproces, leert ons elke vorm van egocentrisme af. De weg van de voetwassing is een harde leerschool op die weg, een scholing in nederigheid: niet zelf bediend willen worden, maar je dienstbaar opstellen ten opzichte van medemensen. En dit is voor Jezus nog maar het begin van de weg die de diepte in leidt! Er volgen nog veel meer pijnlijke vormen van je dienstbaar opstellen. Via de kruisweg de weg naar bevrijding gaan om een van alle sores vrij mens te worden, is geen akkefietje! Het is een zwaar, veelomvattend leerproces. Vóór het eindelijk dag wordt, is de nacht diep, pikdonker, vol leed. Je zijnen eindeloos liefhebben, je leven geven voor je naaste, leer je niet één, twee, drie. Dat leer je alleen met vallen en opstaan, om pas daarna de nodige voldoening te smaken. Alleen na lang, intensief trainen kan je goud winnen. En liefhebben is zo moeilijk, moet je zozeer leren. Liefhebben gaat niet zonder voortdurende oefening, eindeloos veel geduld. Mozes en Jezus kunnen, als een van de weinigen, zoveel geduld opbrengen.

De nederige houding bij de voetwassing is een slechts eerste stap op de weg van de nederigheid, die op weg naar het kruis bij Pilatus opnieuw een hoogtepunt bereikt. Wie niet nederig wil zijn, wie niet eindeloos veel liefheeft, kan het kruis niet dragen. Wie het, net als Nietzsche, van kracht en van een onwerkelijke, zichzelf overtreffende ‘Übermensch’ verwacht, kan de nederigheid van het kruis en de Gekruisigde alleen maar haten.

DE barmhartige Samaritaan stelt zich in dienst van mensen, opdat mensen ook langzamerhand, na lang oefenen, leren medemens te worden. De weg van de voetwassing en de kruisweg zijn dus een uitdaging: durf je zo mens te zijn? Of vraagt dat wordingsproces te veel van je? Durf je dwars door de nacht te gaan en het te blijven verwachten van de hoop of is dat te veel gevraagd? Het is niet de enige keer dat Jezus ons, net als de profeten, uitdaagt. Opnieuw is het veelgevraagd wat hier wordt geëist. Maar alleen zo kan je jezelf overtreffen; alleen in navolging van Jezus kan je een bijzonder mens, een ‘Übermensch’ worden.

‘Hij wordt een knecht en ik een heer:

wat win ik veel daarbij!

Waar vindt men zoveel gulheid weer

als Jezus heeft voor mij’ (gezang 147:5) is de conclusie van de weg van Kerst en Pasen.

Wie net als Petrus weerstand biedt, deze weg niet wil meegaan, maar blokkades opwerpt, doet in de eerste plaats zichzelf tekort. Wie de Levende als levende werkelijkheid in het leven incorporeert, wint zodoende oneindig veel: het leven zelf, in zijn volle omvang en diepgang. Amen.