Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

21 april 2013

Gemeente van Jezus Christus,

Ik herinner me het verhaal van een meisje,

dat een kleine jongen op haar rug draagt.

Urenlang zeult ze met hem over een stoffige weg.

Uiteindelijk vraagt iemand haar: is dat niet heel erg zwaar? Waarop dat meisje antwoordt : zwaar?

Het is mijn broertje!

Wat dat verhaaltje zegt,

denk ik, is dat de toeschouwer –

diegene die de vraag stelt –

een ander beeld heeft

van wat zwaar is dan het meisje dat draagt.

Want degene die toekijkt weet niets

van haar betrokkenheid bij de ‘last’ op haar rug.

Natuurlijk is het meisje moe,

natuurlijk voelt ze de pijn op haar schouders en de hitte en de stenen op de weg die door haar zolen prikken.

Maar het komt niet in haar op om

dat wat ze op haar rug draagt achter te laten.

Het is, zegt ze, immers mijn broertje.

En daarmee heeft ze eigenlijk alles gezegd.

Vandaag hebben we verhalen gehoord waarin

we het beeld van een herder met kudde

tegenkomen.

Er kan dan een idyllische associatie

in onze gedachten opkomen van een herder,

die onder een mild zonnetje met zijn kudde

door grazig land trekt.

Maar met het bijbels beeld van herderschap

heeft dat niet veel te maken.

Daar gaat het bij de herder en de schapen om verdrukking,

om verloren raken,

om gaan door dalen van diepe duisternis.

Om strijd. Vechten voor je kudde.

Om verantwoordelijkheid.

Belangrijke leiderfiguren in de bijbel,

zijn allemaal

ook letterlijk herder geweest.

Abraham,

Mozes, en David.

Blijkbaar leer je daar belangrijke dingen.

Een goede herder is dus ook een goede leider.

Een leider die zorgzaam is.

En daarmee bedoel ik,

betrokken. Betrokken bij de schapen.

In het verhaal uit Johannes loopt Jezus,

die in de bijbel ook wel zoon van David wordt genoemd,

zoon van een herdersjongen, in de zuilengang

van de tempel.

Het is een onrustige tijd.

Romeinse machthebbers maken de dienst uit,

Er is veel corruptie.

En Jezus maakt zich zorgen over de onderdrukking

van de mensen.

Vandaag, in het verhaal, wordt het feest

van de tempelwijding gevierd, een jaarlijks feest

in het jodendom, ook wel chanoeka genoemd.

Het is een feest waarbij wordt gevierd dat

de tempel in 164 voor christus

werd heroverd door de joden

op de griekse machthebbers van toen

en opnieuw ingewijd.

Maar het feest blikt ook vooruit, naar de toekomst,

naar een verlangen dat niet alleen de tempel,

maar de hele wereld opnieuw gewijd zou worden,

door een verlosser.

Aan het feest is dus ook een verlangen naar zo’n verlosser, naar een messias gekoppeld.

En misschien drijven daarom de joodse omstanders

het vandaag wel op de spits, door te vragen aan Jezus:

Zeg op, laat ons niet langer in het onzekere.

Bent ú nou die messias of hoe zit het?

En Jezus beantwoordt deze vraag met het beeld van de herder.

Hij zegt: mijn schapen luisteren naar mijn stem,

Ik ken ze en ze volgen mij.

En met dit antwoord maakt Jezus zijn identiteit bekend.

Hij is, een herder, die vecht voor zijn kudde.

Een mens met ontferming bewogen.

Iemand die betrokken is.

De vraag die de omstanders stellen is een vraag

van toeschouwers. Van mensen die aan de zijlijn staan.

Net zoals de vraag van de persoon aan het meisje dat haar broertje op haar rug droeg de vraag van een toeschouwer was.

Is het niet zwaar? Nee, het is mijn broertje!

Maar voor de omstanders is het nog niet duidelijk.

Zij staan nog als toeschouwers aan de kant van de weg.

Het goede van deze herder, deze zoon van David,

is hetzelfde goede als van de goede vrijdag.

Ook daar zien wij iemand die iets op zijn rug draagt.

Het is Jezus met een kruís.

Op weg naar zijn dood.

We kunnen dat goede daarom ook nauwelijks doorgronden.

Goede Vrijdag is voor de wereld een zwarte dag.

De goede herder blijkt die dag een dode herder.

Hij heeft het afgelegd tegen de machthebbers.

Ze hebben hem eronder gekregen.

Het was allemaal voor niets.

Maar zo kijkt alleen een mens die niet betrokken is.

Die niet in verbinding staat.

Zo kijkt een toeschouwer.

Een toeschouwer ziet alleen maar iemand zeulen

met een kind of met een kruis

en begrijpt niet waarom die last toch gedragen wordt.

Maar de toeschouwer krijgt wel een kans om het te begrijpen

op het moment hij of zij op zijn vraag:

Is dat niet zwaar? Een antwoord krijgt ‘nee, ’t is mijn broertje’

en dat antwoord ook wil indrinken.

De tempel waar Jezus zich vandaag bevindt in Jeruzalem

is vermoedelijk de zogeheten Tweede Tempel geweest,

een imposant bouwwerk dat een aantal jaar

daarvoor was opgeknapt

in opdracht van Herodus de Grote,

de romeinse machthebber die regeerde toen Jezus werd geboren.

Het is een fraai bouwwerk geworden zeker, maar Herodus motieven lagen niet zozeer op het vlak van godsdienstige toewijding.

Zijn moeite voor het opfraaien van vele gebouwen in Jeruzalem, waaronder de tempel, had meer te maken met zijn zucht naar macht en roem.

En misschien ook als middel om de contacten met de door hem zelf aangestelde hogepriester goed te houden.

En zo lag alles er weliswaar fraai aan de buitenkant bij,

maar verder had het niets om het lijf.

Sterker nog, de onderdrukking van het volk ging ondertussen gewoon door.

Ik ben gekomen, zegt Jezus, om mijn schapen,

om mensen, het leven te geven in al zijn volheid.

En daarmee zegt hij misschien ook:

Kijk uit voor andere mensen. Let niet alleen op de buitenkant.

Op fraaie praatjes, die verder niets om het lijf hebben.

Kijk uit voor stemmen die niet uit zijn op verbinding maar op eigenbelang.

Soms zo moeilijk om op het moment zelf te kunnen onderscheiden,

maar ze zullen je uiteindelijk een gevoel van eenzaamheid bezorgen

en je alleen en verlaten achterlaten.

Zij komen niet achter je aan, om je op te halen, en je opnieuw in het leven te zetten. Ze zullen je laten liggen.

Deze opmerkingen zijn natuurlijk nog steeds up to date.

En bieden wellicht een manier om waar te nemen

welke leiders uiteindelijk goede leiders zijn:

Zijn het mensen die anderen kansen tot leven bieden?

En ruimte om aan te sterken?

Of nemen ze juist,

ondanks allerlei beloftes en verfraaiingen aan de buitenkant, levenskansen af?

Deze vragen kunnen we stellen aan mensen

met een hoge positie in de samenleving.

Maar ook zijn het vragen voor ons allemaal,

Met al onze eigen mogelijkheden.

Hebben wij zorg voor levenskansen van anderen? Bieden wij die, gunnen wij die elkaar?

Jezus zíet mensen.

Hij ziet de verlorene. Degene die afdwaalt.

Hij ziet ze op de plaatsen waar ze verstrooid zijn op dagen van wolken en duisternis. Hij haalt ze op en zet ze opnieuw in het leven.

Deze zoon van David.

Deze Jezus. Hij kon niet anders. Omdat Hij leefde vanuit liefde.

Daarin is hij een met God, die hij Vader noemt.

Voor mensen kon hij niet anders denken dan het meisje dat die last droeg: ’t is mijn broertje.

Zo laat hij met zijn leven zien wat Gods bedoeling is.

Namelijk dat we van toeschouwers deelnemers kunnen worden.

Betrokken op elkaar.

Zodat we langzaam zullen gaan begrijpen

het kruis dat Jezus wilde dragen.

En daarmee deelnemers worden in het geheim van die liefde.

Amen