Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

21 augustus 2011

Wij lezen uit het Oude Testament 2 Koningen 4:42-44.

Twee lezingen uit het Evangelie: Mattheüs 11:18 en 19 en Johannes 2:1-11

Na veel zwoegen hebben zij eindelijk genoeg gespaard om een bruiloft te kunnen houden. Een bruiloft kost in veel landen heel veel geld. Je moet immers zo’n beetje het hele dorp uitnodigen. Ga d’r maar aan staan! Een hele opgave. En wat een organisatie! Ook in Kana is het zo gegaan. Weinig mensen uitnodigen, dat kan je niet maken. Iedereen uitnodigen, dat vergt de plaatselijke traditie. En wee je gebeente als je van die plaatselijke gewoonten afwijkt! Dan wordt er nog jarenlang over je gepraat. Zo meedogenloos is roddel nu eenmaal. ‘Heb je het al gehoord?’ ‘Nee, dat was niet zoals het hoort’.

Benepenheid, tradities houden mensen klein. Bekrompen denken veroorzaakt pijn, vernedert mensen, terwijl vrijheid er juist naar streeft iets moois, iets goeds van het leven te maken. Ook in Kana leeft men bekrompen. Ook in Kana kunnen mensen zich niet ontplooien, kunnen mensen niet zichzelf zijn. Want ‘wat zullen de buren er wel niet van zeggen?’

Tegen deze achtergrond houdt men een feest. Zelfs op een feest is dan niets spontaan, verloopt alles volgens de regel ‘zo is het altijd geweest, zo moet het blijven’. Wee je gebeente als je van die eeuwenoude voorschriften afwijkt! Dan is het met je gedaan. Dan komt het nooit meer goed met je!

Wat kunnen mensen toch wreed voor elkaar zijn, onder het mom van gemeenschapszin, een verkeerd begrepen vorm van naastenliefde die verstikkend werkt.

Dan heb je zo je best gedaan en dan gaat het toch fout. Voor die ene fout zal men nog lang moeten boeten. Over die blunder zal men nog lang napraten. Op een bruiloft onvoldoende te eten of te drinken hebben, wordt je zwaar aangerekend. Dit arme bruidspaar begint onder een slecht gesternte: als object van dorpsroddel. ‘Ze konden niet eens voldoende wijn betalen’.

De dorpelingen kunnen geen begrip voor het arme bruidspaar opbrengen. Mededorpelingen worden genadeloos afgebrand, door roddel.

En Maria, heeft die iets van haar zoon begrepen? Ik ben bang van niet. Ook hier is Jezus een onbegrepen gebleven medemens. Tot aan het eind van Zijn leven zal dat zo blijven. Zelfs zijn moeder begrijpt Hem niet, laat staan de rest. Wat moet Jezus zich eenzaam hebben gevoeld tussen al die mensen! Steeds worden tegengewerkt, alsmaar niet begrepen worden. Uiterst pijnlijk. Heel verdrietig.

Moeder Maria dwingt Jezus om een wonder te doen. Alsof je zo met wonderen kunt omgaan. Alsof Jezus alleen DAAR goed voor is. ‘Laat zien wie je bent. Laat ons versteld staan’ in plaats van een bescheiden ‘help ons’. Alsof Jezus alleen maar een wonderdoener is, een tovenaar; meer niet. Alsof het Jezus niet om iets heel anders gaat: dat mensen die zich in een moeilijke positie bevinden geholpen worden.

Jezus plaatst niet ZICHZELF in de spotlights, maar leeft voor anderen, op anderen gericht. DAT is het gevolg van een consequent volgehouden naastenliefde. Consequent de ander als uitgangspunt nemen; steeds vanuit de ander denken, niet vanuit jezelf. Is zo kunnen denken, zo kunnen leven geen wonder? Want wie kan dat opbrengen? Bijna niemand toch zeker?

Zoveel naastenliefde brengt iets bijzonders tot stand.

Mozes sloeg water uit de rots. Jezus, de tweede Mozes, verandert water in wijn. Niet om een sterk staaltje te kunnen laten zien. Wel om nu al te verwijzen naar Pascha, het verlossend bloed aan de deur, waardoor het kwaad onze neus voorbijgaat, net als aan dit bruidspaar. Wel om te verwijzen naar het Avondmaal, aan het eind van Zijn leven, als er Pascha wordt gevierd. Jezus verandert water in wijn om mensen die in een benarde positie verkeren net op tijd te helpen.

Ter wille van arme drommels maakt Jezus hier van het getal vijf, het getal van de behoeften, via het getal zes, het getal van de onvolmaaktheid, het getal zeven, het getal van de volmaaktheid, de harmonie. Opdat dit feest niet pijnlijk verstoord wordt. Opdat harmonie in dit huwelijk zal overheersen. Ook Jezus weet dat het nog wel eens anders is: dat de broodnodige harmonie helaas ontbreekt.

Omdat het Jezus om liefde gaat, omdat het Jezus om het welzijn van mensen gaat, maakt Hij, gedreven door Gods Geest, van wat onvolmaakt is iets volmaakts. Steeds weer voorziet Jezus in een tekort, heft Hij een schrijnend tekort op, omdat het God om kwaliteit van leven gaat, om het welzijn van mensen die tekort komen, niet zozeer om een wonder. Omdat Jezus, als het om arme mensen gaat, met ontferming bewogen is, helpt Hij dit bruidspaar uit de puree. Zo worden zij niet de risée van het dorp, wordt hun geluk niet te grabbel gegooid. Jezus maakt geroddel onmogelijk, omdat het Hem om een andere manier van praten gaat. Om de dialoog met de Eeuwige, het gebed. Om een dialoog tussen mensen, die het welzijn van mensen bevordert, onderling begrip kweekt. Om een dialoog tussen mensen, die elkaar begrijpen, oog hebben voor elkaar. In DIE dialoog is geen ruimte voor onzorgvuldig geleuter, wel voor zorgvuldig je woorden wikken en wegen, wel voor zorgvuldig met elkaar omgaan, net zo zorgvuldig als Jezus met mensen omgaat.

Omdat zij Gods goedheid het meest nodig hebben, is Jezus er voor de zoveelste keer voor arme drommels. Lege handen worden niet met veel bombarie gevuld, maar net op tijd gevuld, door een bescheiden helper, die in het verborgene werkt. Medemensen helpen doe je bescheiden, ten teken dat God niemand aan zijn lot overlaat, ten teken dat het God is die mensen helpt.

Jezus houdt het feest gaande. Wij hebben hier dus niet te doen met een strenge, sobere calvinist. Jezus zit nogal eens lekker te eten en te drinken en bevrijdt ons zo van onze calvinistische remmingen, onze calvinistische benepenheid. De Heiland geneest mensen door hen steeds weer de ruimte te geven. Rond de Bruidegom wordt niet gevast (vgl. Mattheüs 9:15), maar feest gevierd. Dankzij de goede Herder krijgen bruiloftsgasten niet de kans om in een negatieve stemming te geraken: ontspanning en vreugde krijgen hier een extra impuls met behulp van een goed glas wijn. Dat Bourgondische gedrag wordt Jezus verweten. Hij doet het ook nooit goed…

Jezus is dus heel een ander type dan wij denken en verwachten. Toch vragen wij ons niet af of het beeld dat wij van Jezus hebben wel klopt. Net als Maria gaan wij ervan uit dat onze kijk op Hem deugt. Maar kunnen wij Hem wel in een beeld vastleggen? Daarvoor is Hij toch te veelzijdig, te groots? Steeds weer, verrassend anders dan wij denken. Jezus zet ons niet voor niets steeds op het verkeerde been. Dat overkomt zelfs zijn moeder, dus zeker ons. Dat zou ons te denken moeten geven, voorzichtiger moeten maken met het doen van uitspraken over Jezus.

Steeds weer reageert Jezus verrassend origineel. Steeds weer grijpt Hij verrassend in. Steeds weer gaat het Hem om mensen helpen, op allerlei manieren. Steeds weer blijkt Gods goedheid, Gods ruimhartigheid, Gods gulheid. Steeds weer wordt aan wat ontbreekt een eind gemaakt, een gebrek aangevuld. Kunnen wij voor God niet altijd begrip opbrengen, God kan voor ons WEL heel veel begrip opbrengen; telkens weer; gelukkig maar. Amen.