Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

23 maart 2008 – Paasmorgen

ds. Stefan Dijkhuizen


Nehemia 9: 1-12
Matteus 28: 1-10

Verkondiging:

Gemeente van de Opgestane Heer,

Pasen anno Domini 2008. Zes zondagen lang zijn we op weg geweest in de Veertigdagentijd. Op weg met Jezus naar Jeruzalem. Op weg ook om samen te bouwen aan de muur uit het project over Nehemia. Zes weken lang hebben we gebouwd aan de stad van onze dromen en is er een muur van levende stenen verrezen.

Vorige week was er de feestelijke intocht, door de poort, en zwaaiend met de palmpasenkruisen. De muur was af, en de mensen blij. Maar toen kwam de afgelopen week. De week waarin alles zich toespitste. Waarin het oeroude verhaal van Israël’s bevrijding opnieuw gestalte kreeg in lijden en sterven van Jezus zelf.

Op Witte Donderdag herdachten we de Uittocht uit het slavenhuis van Egypte door in brood en wijn het plaatsvervangende Lam te delen. Hij werd zelf een slaaf, door onze voeten te wassen. Hij zette ons in een nieuwe richting, door ons op te dragen steeds weer opnieuw te gedenken, te breken en te delen. Want alleen zo kan het verhaal van bevrijding voortduren.

Op Goede Vrijdag liepen we mee met Lam dat ter slachting werd geleid. Wat eigenlijk onze plek zou moeten zijn, en waar we hem in de steek lieten, daar konden we nu niet anders dan zingen ‘Om uw kruis, Heer, bidden wij, om de speerstoot in uw zij, ga aan onze schuld voorbij, Kyrie eleison’. En daarna werd het stil.

Maar gisteravond, nadat bij het donker worden de derde dag was aangebroken, werd alles weer anders. Nieuw. Licht. Als de derde dag aanbreekt, is alles anders. Via de grote verhalen uit de Schrift, waarin Gods trouw en liefde steeds weer klinken, mochten we met brandend Paasvuur en als nieuw opgestane kinderen het Paasevangelie horen. En net als in de eerste eeuwen was er het doopwater waarmee we door de dood heen dit nieuwe begin mochten vieren. Deelden we weer het brood en de wijn, als teken van liefde sterker dan de dood.

En nu zijn we opnieuw bij elkaar, op dit Paasfeest anno 2008. Paasmorgen, het licht van de nieuwe dag is opgekomen en we vieren met elkaar de Opstanding van onze Heer. Leven, ja toch, het leven.

We hebben net het verhaal van de Opstanding gehoord. We hoorden in het evangelie dat de gekruisigde niet meer in het graf is, maar dat Hij leeft, en dat Hij ons voorgaat naar Galilea, waar het ooit allemaal begon. We hoorden over een aardbeving, een engel die neerdaalt, een steen die wordt weggerold, van ontzette en tegelijk opgetogen vrouwen. Van Jezus, die hen tegemoet komt, verrezen uit de dood. Een prachtig verhaal!

En tegelijk vind ik het ook een moeilijk verhaal. Want wat zegt zo’n verhaal ons anno nu? Met al de beelden en de grote woorden die we eigenlijk niet kunnen vatten. Wat is dan Opstandingsgeloof? Laat staan dat we zoiets kunnen vieren, of er iets zinnigs over durven zeggen.

Wat je maar moeilijk kunt zeggen, kun je gelukkig wel via andere wegen uiten. Kijk maar eens om je heen. Onze kerk is deze weken vol met opstandingsgeloof. Op zoveel verschillende manieren. Het onzegbare heeft vorm en kleur gekregen. Mensen hebben geprobeerd dat wat Opstanding met je doet, te uiten. En misschien kunnen wij allemaal, zoals we hier zitten, op wat voor manier dan ook, uit-dragers zijn van dat opstandingsgeloof. De één doet dat met woorden, de ander in daden. In er zijn, in het levend houden van hoop, liefde en trouw.

Maar wat kun je dan gedesillusioneerd raken als je dat mysterie naast deze wereld legt. Als je dat kwetsbare, dat wonderlijke Paasgebeuren tegen het licht houdt. Waar mensen die opstaan tegen onrecht, tegen onvrijheid en onderdrukking, juist alleen maar worden neergeslagen. In Tibet, in Pakistan, en op zoveel andere plaatsen. Waar mensen worden kleingehouden en banggemaakt, in Rusland en andere Oost-Europese landen. Trouwens, ook wij worden banggemaakt en angst aangepraat.

Wat vieren we dan met Pasen?
We kunnen het opgeven. Vast lopen in alle vragen en twijfels die het leven oproept. Maar dan laat je je ook bepalen door angst, door cynisme of moedeloosheid.

De enige weg om er iets van waar te maken, om iets in te voelen en te begrijpen van dit wonderlijke verhaal, is om ook op te staan. Om mee te gaan in het verhaal dat al sinds mensenheugenis verteld wordt. Alleen dan kies je niet voor de doodlopende weg van het ‘nee’, van het opsluiten van jezelf in verwachtingen, in negativiteit.

Luister maar, Matteus vertelt ons erover. Over hoe de Opstanding van de Levende ook tot ons eigen opstandingsverhaal wordt. Want pas dan wordt het waar. De Opstanding op zich gaat nergens over, zolang het niet mensen raakt en in beweging zet. Daarom ook in al die verhalen na Pasen in de verschillende evangelieën niet een verslag van de Opstanding, maar van getuigenissen en veranderingen bij mensen zelf. Geen antwoord op wat de Opstanding is, maar op wat het je doet.

We horen van de twee Maria’s. Als we hen toch niet hadden… Trouwe volgelingen, ze stonden aan het kruis, ze verzorgden het lichaam van Jezus en legden het in een graf. En ook nu, na de sabbat, komen ze daar naartoe. Nee, van de mannen in het verhaal moet je het niet hebben. Die verraden en ontkennen de vriendschap, die rennen allemaal weg, of die luisteren alleen naar wat het opgehitste volk roept, en waar ze hun eigen hachje mee kunnen redden.

Deze twee Maria’s zoeken de gekruisigde. Een lijk. Maar wat vind je daar nog? En toch; wat kunnen ze anders, dan ook nu nog dicht bij hem zijn.

En dan horen we dat de aarde beeft, hevig. Net als bij het kruis. Net als ooit bij die berg. Als de aarde beeft, als alles door elkaar wordt geschut, ons leven, deze wereld, dan is God nabij. Dan komt Hij eraan. Een boodschapper uit de hemel, een engel, de stem van boven, het verschuift alles wat wij normaal vinden, waar wij ons leven mee proberen te regelen en te organiseren. Wat wij hebben opgesloten en stevig bewaken, dat schuift hij aan de kant. De boodschapper gaat op de grafsteen zitten die symbool staat voor de dood. De soldaten bij het graf, de levende bewakers van de dode, vallen nu zelf als dood ter aarde. Want wat leven is, wat de mens is, deze geliefde Gods, dat kun je niet opsluiten.

Vanaf de grafsteen die een preekstoel geworden is, richt de engel zich dan op de vrouwen. Zij zullen bang zijn, dat kan haast niet anders. Met betraande ogen en een droevig hart zie je al niet goed, laat staan als God je aanraakt en tot je spreekt, totaal onverwacht. ‘Wees niet bang’. Dat is een woord van bevrijding; laat je niet leiden door je phobos, je angst. Als je de gekruisigde zoekt, die is hier niet. Je moet niet naar de doden zoeken, naar wat op- en afgesloten is. Hier vind je niets. Zoek naar de levende, ga op weg, ga naar Galilea, geloof in het leven, en je zult Hem zien!

Ga maar snel, zegt de engel. Ga uit, naar buiten. Bevrijd jezelf door op te staan. Want dat is wat God ten diepste wil; dat wij vrije mensen zijn. Vrij, om dat beeld van Hem dat wij allemaal in ons dragen, zelf te kunnen zien. Om het te herkennen in de ander, degene naast ons. Vrij, om op weg te gaan, naar onze bestemming in dit leven, door de woestijn en langs oases, maar met de belofte van een nieuw land.

‘Dat is wat ik jullie te zeggen had’, zo besluit de engel zijn preek. Dat klinkt streng, maar tegelijk is dat de kracht van Pasen. Wat wij uit onszelf niet bedenken kunnen, wat we niet kunnen geloven of zien, door betraande ogen, door ons figuurlijk dood te staren, het wordt ons hier toegezegd, beloofd. Niet wat wij verwachten of juist niet meer verwachten kunnen, maar een bevrijdend woord van buiten, van God zelf.

Zo gaan de twee Maria’s op weg. Ontzet en opgetogen zo staat er. Als je op weg gaat in geloof, als je je door God weet aangesproken, dan omvat dat heel je leven. Alle emoties horen daarbij, God is er niet alleen voor de hoogtepunten.

En dan komt eigenlijk hetgene waar alles om draait. Wat Paasgeloof is, en wat het met je doet. Als ze op weg gaan om te doen wat de engel hen gezegd had, op dat moment, precies dan komt Jezus hen tegemoet. ‘Gegroet’ zegt hij, of ‘Verheugd u’. Als je zelf opstaat om te gaan, om te vertellen dat Hij leeft, dat het niet de dood is maar het leven dat wij geloven, dan komt Jezus ons zelf tegemoet. Dan zul je Hem zien.

Niet naar Jeruzalem, waar de macht is. Kijk niet naar de soldaten en de machthebbers. Ga naar Galilea, want daar is het waar zieken genezen worden, armen hersteld, en zwakken opgericht. Eigenlijk begint het allemaal opnieuw. We beginnen weer van voor af aan in het evangelie, het goede nieuws. Maar nu zelf op weg gezet, opgericht. Opgestaan omdat Hij is opgestaan. Opgestaan in vrijheid die zich niet laat doden.

Ik eindig met woorden van de Zwitserse dichter en dominee Kurt Marti:

jullie vragen
hoe is de opstanding van de doden?
ik weet het niet

jullie vragen
wanneer is de opstanding van de doden?
ik weet het niet

jullie vragen
komt er een opstanding van de doden?
ik weet het niet

jullie vragen
komt er geen opstanding van de doden?
ik weet het niet

ik weet alleen
waarnaar jullie niet vragen:
de opstanding van hen die leven

ik weet alleen
waartoe Hij ons oproept –
tot opstanding vandaag, hier en nu. Amen.