Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 augustus 2013

Gemeente van Jezus Christus,

Duitsland, Duisberg, zomer 2010
De Love Parade. Zowat één miljoen mensen zijn op de been voor een groot dansfeest.
Wat goed op weg is
om het grootste festival ter wereld te worden,
wordt al na drie uur een
nachtmerrie die eindigt met eenentwintig doden en tientallen gewonden.

Te veel mensen willen tegelijk
door een veel te smalle tunnel aan het begin van het terrein,
de ene helft op het festival terrein te komen,
de andere om het te verlaten.
En dat gaat niet goed.
Overlevenden zeiden dat het wel oorlog leek in de tunnel,
en ieder voor zich.

Ik kan me dat zo levendig voorstellen.
Die overlevingsdrang. Het op elkaar geperst zijn.
Soms sta ik in een bomvolle trein.
Hutje mutje, lichamen tegen elkaar. Je kijkt elkaar eens aan. Dan denk ik wel eens. Als de trein nu ontspoort, z
ou ik nog steeds oog kunnen houden voor de ander,
zou ik misschien zelfs mijn eigen redding opzij kunnen zetten.
Het zijn denk ik
gedachtes die in deze of andere vorm
ons allemaal wel eens bezighouden.

Ik moest hieraan denken bij het lezen van de woorden van de tekst van vandaag:
Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan.
Het is jezus antwoord op de vraag van een omstander
of het er weinig zijn die gered zullen worden.

Een vraag waar volgens mij
een andere vraag achter schuilgaat, namelijk:
Als het er weinig zijn hoor ik daar dan bij?
Gaat het met mij goed komen?
Ieder mens wenst
voor zichzelf in het leven het goede.
Dat is heel natuurlijk.
Sommige mensen hebben daarbij een heel duidelijke droom,
Bijv studeren, of voetballer worden of een gezin stichten.

Een droom is goed, een droom geeft perspectief.
Het laadt je op voor de dag van vandaag
en brengt je verder de toekomst in.
Het is een beeld aan de horizon
waar je naar toe kunt werken.

In het verleden zijn er ook mensen geweest die droomden
buíten de grenzen van hun eigen ik,
die droomden het goede voor een groter geheel.
I have a dream, zei Martin Luther King bijvoorbeeld. En hij droomde daarmee een wereld van gelijkheid voor iedereen.

Ook Jezus droomde zulk soort grote dromen.
Zijn perspectief leren we in de teksten van de bijbel kennen als het koninkrijk van God.
Jezus is niet op weg voor zichzelf.
Het is dat perspectief van het koninkrijk
dat hem juist verder trekt dan hij op eigen kracht misschien zou komen.

Hoe concreter een perspectief,
hoe makkelijker je er naar toe kunt werken.
Maar zo duidelijk als ‘profvoetballer worden’ is deelnemer worden aan het koninkrijk van God niet,
en Jezus praat steeds in beelden en vergelijkingen als hij het over het koninkrijk heeft.

Ook vandaag als antwoord op de vraag van de omstander vertelt Jezus een verhaal.
Over een feest.
Met een gastheer en gasten.
Het zijn beelden die Jezus vaker gebruikt om iets duidelijk te maken over het koninkrijk van God.

In het verhaal van vandaag worden de mensen
die het niet redden, die niet naar binnen mogen,
door de gastheer bij de deur weggejaagd met de woorden:
Weg met jullie, rechtsverkrachters!

In andere bijbelvertalingen lees ik hier:
Werkers der ongerechtigheid of
U die altijd onrecht deed!

De mensen die buiten moeten blijven protesteren.
Maar wij hebben met u gegeten en gedronken.
Wij kennen u.
Maar ik ken jullie niet, krijgen ze als antwoord. Jullie zijn onherkenbaar voor mij.

Het is een harde tekst vandaag. En ik moet ook eerlijk bekennen dat Jezus beeld woorden van ‘binnen zijn’ en ‘buitengesloten worden’ mij ergens ook wel irriteren.

Wat mij een beetje helpt is het besef dat de schrijver Lukas deze woorden van Jezus heeft opgeschreven voor de gemeente waar hij zelf in leefde.
En dat daar mensen waren die zich, puur omdat ze bij die gemeente hoorden, daaraan een soort van zelfverzekerdheid ontleenden.
Zo van wij zitten wel goed.

Maar als het er op aan komt, als het er echt op aankomt,
In die smalle tunnel, of in die overvolle trein,
dan maken die feiten niets uit.

Dan maakt het bijvoorbeeld niets uit dat ik 6 jaar theologie heb gestudeerd,
en vier jaar dominee ben,
Als het er echt op aan komt,
dan maakt het niets uit,
Of je bent gedoopt of niet,
Of je al je hele leven naar de kerk gaat of niet.

Er is een oud joods verhaal dat gaat zo:
een oude rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen:
‘Hoe kun je het moment bepalen,
waarop de nacht ten einde loopt en de dag begint?’
‘Is dat het moment waarop je uit de verte een hond van een schaap kunt onderscheiden?’, vroeg de één.
Maar de rabbi was niet tevreden met dit antwoord.
‘Is het als je van verre een dadelboom van een vijgenboom kunt onderscheiden?’, vroeg de ander.
‘Nee’, zei de rabbi.
‘Maar wat is dan het antwoord?’, vroegen zijn leerlingen.
Toen zei de rabbi: ‘Het is als je in het gezicht van een mens kunt kijken en daarin je zuster of broeder ziet.

Misschien dat het koninkrijk aanbreekt daar
waar de nacht eindigt en de dag begint.
Daar waar Gods licht begint te schijnen.
Daar waar mensen oog krijgen voor elkaar.
Dat betekent niet dat je
geen eigen dromen mag hebben,
daar gaat het helemaal niet om.
Het verhaal is geen aanklacht
tegen gezonde eigen ontwikkeling.

Het gaat er om de weg van gerechtigheid te gaan
als het er op aankomt.
In de ogen van de ander zal oplichten,
wat in vrijheid van je gevraagd wordt.
Het is een eigen vrijheid die gepaard gaat met verantwoordelijkheid voor het geheel.

Dat klinkt zwaar, en misschien is het dat ook wel.
Dat is een weg die gaat door een smalle deur.
En geen gemakkelijke route,
Doe alle moeite, zegt Jezus, en dat is ook genoeg.
Doe wat jíj kunt, niet meer, maar ook niet minder.

Amen