26 april 2015
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het is al weer even geleden dat ik de schaapskooi op de Tafelberg bij Blaricum bezocht. Ik vind het altijd weer een schattig gezicht: schapen, lammetjes, en de ‘grote stille heide’. Op de Tafelberg is ook een herder, dat wil zeggen: de opzichter komt langs. Een werknemer van het Goois Natuurreservaat werpt vanuit zijn auto een blik op de weide bij de schaapskooi en rijdt verder. Ik vraag me nog steeds af of hij bijvoorbeeld ’s avonds nog een keer langs komt om te kijken hoe zijn schapen het maken.
Dit bezoek aan de schaapskooi op de Tafelberg geeft mij stof tot nadenken als het gaat om het beeld van de goede herder. Hoe ziet een goede herder eruit? Aan welke voorwaarden moet een goede herder voldoen? Ben je goede herder van nature, of kun je het ook leren? Dat het bij ‘de goede herder’ nu eens niet gaat om een romantisch plaatje, de romantiek die we kunnen vinden op de Tafelberg bij Blaricum of zelfs in Almere waar een schaapskudde rondtrekt, dat mag duidelijk zijn.
Bij de goede herder gaat het niet om de romantiek, maar om de keiharde realiteit.
De evangelist Johannes zet het beeld van de Goede Herder stevig neer. ‘Ik ben de Goede Herder’ zegt Jezus, met nadruk. Het komt een aantal keren voor in dit evangelie dat Jezus met verve een dergelijke uitspraak doet. ‘Ik ben het brood des levens’, ‘Ik ben de ware wijnstok’, ‘ik ben de deur’.’Ik ben het licht voor de wereld. Vandaag dus: ‘ik ben de goede herder’.
Het wordt telkens met nadruk door Jezus gezegd. Niet in de trant van ‘ach er zijn mensen die goede herder zijn en daar behoor ik ook toe, daar heb ik ook wel iets van weg, maar doe alstublieft niet al te serieus, het stelt allemaal niet zoveel voor.’ Nee, dat wordt niet bedoeld, dat doet hij niet! ‘Ik ben de goede herder,’ zegt Jezus. Er mag geen misverstand over bestaan. IK ben de goede herder. Jezus onthult zichzelf als de goede leidsman tegenover de pseudo-leiders die er ook zijn en die wegrennen als het te heet onder hun voeten wordt.
De goede herder is iemand uit één stuk. Zo’n figuur is gaaf, tof, iemand die de relaties in het oog houdt. Zo’n persoon hoeft niet perse aardig te zijn, dat is niet aan de orde. Deze goede herder,
deze mens uit één stuk, zet zijn leven op het spel. Hij stelt zichzelf beschikbaar, niet als een leuke vrijwilligersactiviteit, vrijblijvend als je verder echt niets te doen hebt. Maar zeer wel bewust stelt deze goede herder zijn eigen leven in de waagschaal, ten gunste van zijn kudde.
Waarom doet hij dat, deze goede herder? Wat is zijn drijfveer? Als het beeld van de huurling geschetst wordt als alternatief van de goede herder, wordt het wel duidelijk. De huurling neemt de benen als de taak niet meer gemakkelijk gedaan kan worden. De schapen gaan hem, als huurling, niet ter harte en als het dan te moeilijk wordt, of als er gevaar dreigt, is het maken dat je wegkomt.
De goede herder daarentegen heeft een grote verbondenheid met zijn kudde, gebaseerd op in liefde en trouw omgaan met zijn schapen. Zo’n herder roept je en daar luister je naar. De goede herder vat zijn taak royaal op. Zijn levensopdracht gaat verder dan die ene kudde van die bepaalde stal. Zijn taak beslaat niet alleen het volk Israel, want zo moeten we de kudde om te beginnen zien. Maar tot zijn kudde rekent deze goede herder ook de 10-stammen die nooit teruggekeerd zijn uit de ballingschap,
en de heidenen. Alle schapen uit deze verschillende categorieën, bij elkaar gebracht van de einden der aarde, die vormen een kudde. Sterker zelfs: deze schapen zijn geroepen om één kudde te zijn.
De goede herder gaat voorop. De goede herder is geen toezichthouder die vanuit de auto een blik werpt om te kijken ‘of het allemaal wel goed gaat’. De goede herder maakt de kudde tot kudde,
roept de koppigen tot de orde en stimuleert de zwakken.
Ik weet niet precies hoe het met u is, maar ik merk dat ik behoefte heb aan goede herders. Goede herders voor ons land, met inzet en compassie voor wie zich binnen onze grenzen bevindt. Goede herders die juist niet uitgeprocedeerde asielzoekers criminaliseren. Goede herders die tot de altijd nog sobere bed-brood-badregeling besluiten, omdat ze weet hebben van de zorg voor wees, weduwe en vreemdeling, zoals de voorzitter van de synode van de Protestantse Kerk, ds Karin van den Broeke, vorige week twitterde. Schokkend vind ik als het vluchtelingenprobleem beperkt wordt tot een Afrikaans probleem. Aanzuigende werking, wat steeds als argument wordt gebruikt? Je maakt mij niet wijs dat je gelokt wordt door bed-brood-bad, als je eerst de Middellandse Zee
op een gammel bootje nog moet zien te overleven. Je maakt mij niet wijs dat je gelokt wordt door bed-brood-bad als je je spaarcenten en je leven in handen van mensensmokkelaars hebt moeten leggen. In de regio zelf, dus niet in Europa, worden altijd nog de meeste vluchtelingen opgevangen.
Een indringende herinnering blijft voor mij onze autorit in 1989 over de zgn. grensweg tussen
links Malawi en rechts Mozambique. Mozambique werd op dat moment geterroriseerd door de rebellenbeweging Renamo. Rechts was leeg, een enkele bouwval, akkers lagen braak, je kon er niet komen vanwege de boobytraps: te gevaarlijk. Links Malawi: dorpen, huizen en tenten en daartussen maisvelden. De vluchtelingen hoefden slechts de weg over te steken en dat deden ze massaal.
Ik verlang naar goede herders in Europa die zich verantwoordelijk voelen voor de hele kudde:
eerst mensen dan grenzen. Geschokt ben ik door de reacties bij de krantenfoto’s van de verdronken vluchtelingen, waar doodleuk gezegd wordt dat je gelukkig niet hoeft te zorgen voor 700 mensen die verdronken zijn ‘dat scheelt weer zoveel uitkeringen’. Walging en schaamte, omdat we deze mensen niet zien als mensen van die ene wereldwijde kudde.
Goede herders op talloze terreinen zou ik wel willen. In het bankwezen bijvoorbeeld, waar je vooraf bedenkt dat het beter is om geen bonus en salarisverhoging te ontvangen, en niet pas er van afzien na grote publieke onrust. Voor al deze zaken hebben we goede herders nodig!
Jezus als de goede herder is nog méér dan iemand met z’n hart op de goede plek en hart voor de zaak. Abel, Abraham, Mozes en David zijn op grond van hun herderskwaliteiten uitgekozen om stuur en richting te geven, en omgekeerd: zij vertegenwoordigen de herderlijke God.
Jezus als de goede herder is iemand die zijn schapen bij name kent en verder brengt, naar buiten, de wijde wereld in. Jezus, de goede herder, getuigt met zijn leven van een onvoorwaardelijke liefde.
Daar sterft hij aan, het is de uiterste consequentie van zijn volledige overgave.
Navolging van de goede herder bestaat dan ook uit het elkaar herderen, naar elkaar omzien,
ook en vooral voor wie niet van deze stal zijn. Hoeveel praktische bezwaren daarvoor ook ingebracht worden. Dat het veel geld kost, dat het lastig is, dat het soms om een inschikken vraagt van de oorspronkelijke leden van de kudde, dat mogen geen argumenten zijn. Want we zijn geroepen tot één kudde, hoe verschillend we ook mogen zijn. Als leden van deze ene kudde mogen we delen in de gezamenlijke bestemming: leven in gerechtigheid, een leven in liefde.
Ware, onvoorwaardelijke liefde, – en dan kom ik bij Hooglied – roept de ander weg uit de eigen verborgenheid, van achter de eigen muren van aarzeling en beslotenheid. Dergelijke liefde is bevrijdend en getuigt van wederzijdsheid. Pas wel op: er zijn kapers op de kust: er zijn vossen die binnendringen met bruut geweld, hun ding doen en weer vertrekken. Een soort huurlingen zeg maar.
Hooglied vertelt ons in poëzie over het wederzijdse verlangen van God en mensen om er voor elkaar te zijn, als herder en kudde.
Of zoals Karel Eykman in zijn herdichting van Psalm 23 zegt:
Was ik een schaap, was hij mijn herder.
Was ik een schaap, bracht hij mij verder.
Hij wist waar groen grasland was en fris helder water.
(…)
Ik voelde mij goed kon op hem bouwen.
Ik kreeg weer moed had weer vertrouwen.
Was ik een schaap dan wist ik het wel.
Amen