Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

6 december 2015

Lezingen:
Maleachi 3:1-4
Lucas 1:26-38

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er zit een oude man in de tram. In zijn hand heeft hij een mooie bos bloemen. De jonge vrouw tegenover hem kan haar ogen er niet vanaf houden, zo mooi. Steeds weer kijkt ze naar die kleurenpracht. Ze glimlacht. Vlak voor de volgende halte staat de man op en geeft haar de bloemen.
“U vind ze mooi, hè? Eigenlijk zijn ze voor mijn vrouw. Maar ik denk dat ze graag zou willen dat u ze krijgt. Ik ga naar haar toe en zal haar zeggen dat ik ze aan u heb gegeven.”
Verbaasd neemt de vrouw de bos aan. Geraakt en ontroerd. Ze kijkt hem na. En ze ziet hoe hij verdwijnt door de poort van de begraafplaats.

Een onverwacht cadeau. Een liefdevol gebaar. Je had er totaal niet op gerekend. Waar heb ik het aan verdiend? Het overkomt je en het verwart je. Je ontvangt het, maar met een gemengd gevoel.

Zou het Maria ook zo vergaan zijn? Dat gewone huis-tuin-en keukenmeisje van alledag? Eenvoudig en arm, levend daar in die uithoek Galilea, midden in een oorlogswereld vol verzetshaarden. Donker en dreigend. Ineens wordt er bij haar ingebroken. Een lichtflits. Aartsengel Gabriel, boodschapper van God.
“Gegroet, Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.” (Lucas 1:28)
Dat zijn woorden die verwarrend zijn en waar je over na moet denken.
“Wees niet bang, Maria, zegt de engel, “God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren en je moet hem Jezus noemen.” (Lucas 1:30-31)
“Maar hoe zal dat dan gebeuren?” vraagt Maria, “ik heb immers nog nooit gemeenschap gehad met een man?” (Lucas 1:34)
“Nee, Maria,” zegt de engel, “de heilige Geest zal over je komen
en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken.” (Lucas 1:35)

Wat gebeurt hier? Een wonderlijke maagdelijke geboorte, zegt de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen. Maar wat betekent dat? Het aardige is dat in al die oude verhalen, en ook in bijbelverhalen, heilbrengers altijd maagdelijk geboren worden. In onvruchtbare situaties
waar nieuw perspectief en een toekomst volkomen lijkt te ontbreken, dient zich – zonder tussenkomst van wie ook maar – nieuw leven aan. Daar komt geen mannelijke potentie bij kijken!
Dát is nu maagdelijke geboorte. Beeld voor de overtuiging dat er momenten zijn waarop jij er als mens even totaal niet toe doet. Soms wordt het je onverwachts zo maar geschonken. Zoals dat bloemetje van die oude man.

Hoe zouden wij reageren? Zouden we de boodschap van Gabriel verstaan en opvatten
als een bericht van God?

Annunciatie (2001) Frans Franciscus

Het zou zo maar kunnen als we een engel zoals op dit schilderij van Frans Franciscus tegen het lijf zouden lopen dat we dat niet doen. Woorden van God? Dacht ’t niet Ik vraag het mij af of we zo ontvankelijk zouden zijn zoals Maria is. Ik acht de kans redelijk groot dat we Gabriel voor ‘niet wijs’ zouden verslijten.

Maria, hoe reageert zij?
“Hoe zal dit gebeuren zonder tussenkomst van een man?” vraagt ze (Lucas 1:34)
Overheerste bij Zacharias (vorige week) het ongeloof dat zijn vrouw op haar oude dag nog zwanger zou raken, en was hij – als teken daarvan- met stomheid geslagen. Maria stelt de hoe-vraag: Hoe kan dit nu, waar heb ik dit aan verdiend? Misschien dacht ze wel ‘ik snap er niets van’, maar ze stelt zich ontvankelijk op. Ze neemt de tijd om te luisteren wat God, via de engel Gabriel, haar te zeggen heeft.
Kijk, dat is nou net de lol, de gein van dit verhaal.

Gein komt van het Hebreeuwse woordje gajin. gajin betekent genade. Genade is de pure vreugde,
de gein, het plezier om dat wat jou gegeven wordt. Zomaar, als een knipoog van de hemel. Niet weten wat je gedaan hebt en toch ontvangen. “Wees gegroet, jij bent begenadigd!”

Genade: een woord dat bij ons bepaald niet meer voor in de mond ligt. Misschien kijken we er zelfs wel een beetje meewarig bij. Dat oude, kerkelijke woord dat ons bepaalt bij onze afhankelijkheid en kwetsbaarheid. Wij zijn onafhankelijke mensen. Wij doen immers alles veel liever zelf. Grip op de situatie hebben en houden vinden we belangrijk. Autonomie is een groot goed. Ik zal me daar m’n hand gaan ophouden, zeg. Alsjeblieft geen afhankelijkheid. Daar verzet ik me tegen. Er is zelfs een spreekwoord over: Het is beter te geven dan te ontvangen. Onze maatschappij vraagt dat je geeft en presteert. Het woord genade hebben we in het Latijn vertaald. Gratia – gratis. Maar dan zitten we wel in de betaalsfeer. Alles is een kwestie van gelijk over steken. Voor wat hoort wat.

Het evangelie van vandaag laat een andere kant zien. Soms is het zaliger te ontvangen dan te geven. Het is Maria die die kunst blijkt te verstaan. Een gewoon iemand zoals u en ik, strekt haar handen uit
en spreekt haar wereldberoemde fiat:
“De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.” (Lucas 1:38)
Of in de overbekende woorden: “Mij geschiede naar Uw Woord.”

Open staat zij voor wat op haar afkomt, voor het leven dat zich van Godswege aandient. Bij haar behoeft leven niet krampachtig tevoorschijn getoverd te worden door eigen potentie, prestatiedrang, of drift naar succes. Nee, zij ontvangt het, in alle eenvoud. Ze gunt zichzelf de tijd om de woorden te horen, de woorden van Gods Geest waardoor zij zwanger wordt. Ze neemt de tijd naar God te luisteren. En als reactie daarop, in volle overgave God te dienen.

Wat ik leer van dit – overbekende – verhaal? Ik denk dit: dat menswording, verwachting, hoop en perspectief waar wij in deze adventstijd over nadenken ook te maken hebben met de kunst om te kunnen ontvangen en de kunst om te kunnen luisteren. Te luisteren en open te staan voor wat God van ons vraagt en aan ons geeft. Afgelopen maandag in de preekvoorbereidingsgroep èn ook in de verdiepingskring op dinsdag kwam die vraag naar voren: Hoe weten we nu dat het God is die iets van ons vraagt. Hoe weten we dat zeker?

In Maria was er die ruimte om te horen en had zij het vertrouwen dat God tot haar sprak. Dat is wat mij altijd weer raakt in dit verhaal. Dat zij zich kan overgeven en toevertrouwen aan God. Maria is een mens die zich toevertrouwt aan de Bron van leven: God. Dat is ook mijn verlangen: overgave aan God, aan die Liefdebron die het beste met mij voorheeft. Dat is best lastig. Ik kan dat niet altijd. Iets in mij verzet zich daar soms tegen. Ik wil die genade eigenlijk niet. Vaak denk ik dat er heel veel van mij afhangt en mijn hang naar zeker willen weten.

Herkent u het? Ik hoop het! Dat zou me nog een beetje troosten. Want wat moeten we toch veel kunnen. Wij geven en geven en we geven onszelf leeg soms. Natuurlijk, we doen dat met de beste bedoelingen. Maar onbewust is het ook een ideaalbeeld waaraan we willen voldoen. Ooit kom je een keer op dat punt, dat je leeg gegeven bent. Je wordt geconfronteerd met je grenzen. Wuivend met de witte vlag van overgave roep je dan: ‘God nog aan toe, ik maak er een puinhoop van, neem het maar over, alsjeblieft! Dan komt het er inderdaad op aan om ook eens te leren ontvangen. Je handen te openen en je over te geven aan die engel van God die zo maar op je weg wordt gestuurd. Vaak komt die overgave pas wanneer we doodmoe zijn geraakt van de pogingen het leven naar je eigen hand te zetten. Maar we behoeven daarmee niet te wachten tot je burn-out bent, tot het leven jou dat als het ware afdwingt. We kunnen er vandaag voor kiezen om die krampachtige controle over ons leven ook eens een keer uit handen te durven geven. En tegen elkaar te zeggen: hou toch eens op met die wedloop en die kramp. Ontvang Gods genade maar.Neem de tijd om naar God te luisteren.

Zoals God dat ook tegen ons zegt: “Je bent geliefd, jij kind van mensen, kind van God.” Dat heeft alles met bevrijding te maken. Als ik niet alles zelf meer hoef te doen, als ik me overgeef aan God dan word ik bevrijd van alle verkramping en egocentrisme. Dan voel ik me gedragen. Dan ontstaat er pure vreugde, puur plezier.

Ja, dat is nu wat je noemt de gein van de genade. De humor van de religieuze mens. De lach en de traan van de mens die zichzelf weet te relativeren. ‘Jij bent niet de eerste. Je bent de tweede. Als ’t er op aan komt zijn we allemaal mensen die leven van de geef.’

Als je die kunst weet aan te leren, de kunst van het ontvangen, de overgave, het ruimte maken in jezelf, dan krijgt het leven met alles wat daar in zit, aan liefde, mededogen, passie en schoonheid
ook weer alle kans om in jou te groeien en te bloeien. Ontvang daarom van harte de liefde van God.
Tastbaar, ervaarbaar in zoveel kleine, onverwachte dingen die je ten deel vallen in de wereld en in de mensen om je heen. Wees er overal op bedacht!

Genade: de grootste gift aller tijden die niets kost en alles geeft.

Amen