1 november 2015
Lezingen: de Psalmen 24 en 67 en Mattheüs 5:1-12
Ten teken dat Hij de Heer van hemel en aarde is en wij ons Gods kinderen mogen weten, zegent God Zijn volk door mensen te eten te geven. Door in onze basisbehoeften te voorzien laat God ons zien hoe belangrijk een goede wijze van omgaan met de natuur is, dat van goede zorgen voor flora en fauna heel veel afhangt. Wie door God gezegend is kan niet anders dan die zegen om zich heen verspreiden, anderen tot zegen zijn, of dat nu mensen, dieren of planten zijn. Verantwoordelijkheid dragen voor de schepping is vanaf het begin duidelijk onze opdracht. Uitbuiting is daarbij uit den boze, zorgvuldig omgaan met mens, dier en natuur daarentegen geboden, opdat van bedreiging geen sprake zal zijn.
Ten teken dat Hij rechtvaardig is, garant staat voor barmhartigheid, recht en gerechtigheid, mogen wij onder Gods zegen dankbaar leven ten dienste van God, onze medemensen, flora en fauna. Zo kan Gods goedheid zich wereldwijd verspreiden, komt alles en iedereen tot zijn recht.
De Psalmist beseft maar al te goed dat ons bestaan en dat van de aarde geen toevalstreffers zijn, dat wij niet genadeloos in het leven gegooid zijn en er zelf maar wat van moeten zien te maken, zoals de heiden Heidegger dacht, maar dat ons bestaan berust op Gods genade, Gods hulp en bijstand. Wij staan er niet alleen voor, omdat God ons voorgaat op het goede spoor. Daarom verdient de Heer der heren ons respect en onze dankbaarheid, in woorden en vooral in daden. Daarom zingen Psalmisten een lied voor deze Heer en nodigen zij ons uit om dankbaar met hun lied in te stemmen en vooral om te leven uit wat wij in de Psalmen beluisteren aan richtlijnen voor een goed leven voor iedereen. Psalmen zijn dus heel wat meer dan zomaar liedjes, want ook via de Psalmen geeft God ons Zijn Thora, Zijn goede raad, door. Psalmen geven ons de nodige inspiratie, Psalmen zijn ons tot troost, Psalmen geven ons weer moed op het leven, Psalmen leren ons bidden. Om al die redenen gaf Calvijn aan ons de Psalmen door, wat tot een rijke muzikale traditie leidde.
Het besef dat de aarde niet ONS bezit, maar GODS eigendom is schept een bijzondere verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de wereld. Geweld en uitbuiting van de aarde en haar grondstoffen staan daar haaks op. We hebben dus nog heel wat af te leren! Het gaat God voortdurend om in balans leven met je medemensen en het milieu. Een verstoord evenwicht is immers maar moeilijk te herstellen. Omdat voorkomen beter dan genezen is, draait het om preventie en inventiviteit, niet om achteraf oplappen. Boeren en tuinders, mensen die dichtbij de natuur leven, weten dat je alleen door zorgvuldigheid dat evenwicht kunt bewaren, dat tevredenheid en zachtmoedigheid daarom betere eigenschappen zijn dan hebzucht en dwang.
Omdat zij beseffen dat het in het samen door het leven gaan om een zorgvuldig bewaard evenwicht gaat, vragen de Psalmist en Jezus zich af wie tot God mag naderen en daarmee geschikt is om medemensen op de juiste wijze te benaderen. Alleen wie rein van hart is, niet liegt, maar naar recht en gerechtigheid streeft, hoe moeilijk dat soms ook is, is geschikt voor een adequate omgang met God en medemens. Wie rein van hart is heeft geen verborgen agenda, is niet achterbaks, heeft geen kwade bedoelingen en is niet op eigen voordeel uit. Wie beseft dat God de Heer der heren, de koning over ons leven is, en dat daarom ZIJN wil koning moet kraaien, verwacht het van God en leeft veilig onder de hoede van de enige GOEDE Herder. Wie God als de Heer der heren erkent, heeft alleen voor God ontzag en voor niets en niemand anders. Die volgt daarom GODS spoor, die laat zich niet intimideren en kijkt daarom altijd kritisch naar hoe mensen met macht omgaan. Die vraagt zich altijd weer af of machthebbers wel gezag en ontzag verdienen. Gods kinderen onderscheiden zich van anderen door kritisch inzicht, levenswijsheid, tevredenheid en dankbaarheid. Wie rein van hart is, is dus allesbehalve naïef, veeleer alert.
Alleen Gods kinderen beseffen dat het NIET vanzelfsprekend is dat wij het goed hebben, want voldoende te eten hebben. Tevredenheid en dankbaarheid zijn signalen dat men verder kan kijken dan wat gewoon is, in het alledaagse een ongewone diepgang heeft ontdekt die niet vanzelfsprekend is, een inzicht dat dus niet iedereen gegeven is, omdat tevredenheid en dankbaarheid gaven zijn die wij alleen aan het geloof te danken hebben en niet zozeer aan ONZE nobele inborst, ONS gevoelige karakter.
Wie beseft dat God de Heer der heren is, leeft dankbaar bij Gods gunstbewijzen. Wie zo in het leven staat, is dankbaar voor een goede oogst en gaat daarom zorgvuldig met etenswaren om, wetend dat al te veel medemensen in onvoldoende mate over voedsel kunnen beschikken, omdat zij veel meer voor voedsel moeten betalen dan wij. Wie dankbaar in het leven staat, vraagt zich kritisch af de producenten van ons voedsel wel genoeg geld voor hun producten krijgen en of er onderweg naar de supermarkt niet veel misgaat in onze voedselketen.
Wie God als Heer erkent, beseft dat tevredenheid en dankbaarheid zoveel te meer bijdragen aan een goed leven, aan goed in je vel zitten, aan in balans zijn. Via Godsbesef, tevredenheid en dankbaarheid draagt God veel bij aan ons welzijn. Waar voor geloof en tevredenheid geen plaats zijn liggen uitbuiting en stress op de loer.
Wie God als de Heer der heren erkent, bidt dat God Zijn licht over ons leven laat schijnen, omdat alleen leven in het licht van Gods genade, leven bij het licht van Zijn heilzame richtlijnen, tot een voor IEDEREEN goed leven leidt. Gebed, gebod en een evenwichtige wijze van leven zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Biddend leven is dankbaar en verantwoordelijk in het leven staan. Dankbaar zijn voor Gods goedheid en je daarom je verantwoordelijkheid dragen voor medemens, flora en fauna. Biddend in het leven staan is weet hebben van gerechtigheid als hoogste doel, zodat mens en natuur niet tekort worden gedaan, omdat God ons niet tekort doet, maar royaal voor ons zorgt, zodat wij, meer nog dan Salomo, koningskinderen zijn. Daadwerkelijk biddend in het leven staan is met milde hand Gods goedheid doorgeven, zodat wie treuren getroost worden, wie vervolgd worden gered worden en wie ontbering lijden gevoed worden. Waar men Gods goedheid deelt, geraken medemensen niet in de verdrukking, maar kan iedereen in vrede leven, onder Gods hoede. Wat een perspectief! Wat een rijke oogst! Wat een zegen! Amen.