Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

6 september 2015

Gemeente van Jezus Christus,

Tot ver in mijn studie theologie liep ik met een grote boog
rondom het symbool van het kruis heen.
Ik kon er niets mee.
Ik begreep er niets van.
Een martelwerktuig.
Waarom zo’n donker en sinister symbool?
Waarom niet een leuke berg als symbool, komt toch ook veel voor in de bijbel,
zijn toch ook veel bijzondere dingen op gebeurd?
Of een kribbe? Ja, een kribbe, mooi symbool van Jezus geboorte.
Iets positievers of zo.

Het was ook in die tijd dat ik het lastig vond
om moeilijke dingen, daar waar ik zelf mee worstelde,
te laten zijn in mijn eigen persoonlijke leven.
Ik dacht dat ik gevoelens die niet fijn waren meteen
moest oplossen of wegmaken.
Ik dacht dat datgene waar ik me voor schaamde dat dat me kwetsbaar maakte.
ik dacht dat waar ik moeite mee had, dat dat me zwak maakte.

Het is een natuurlijke reactie om ons lijden,
ons verdriet, onze schaamte,
te zien als negatief of zelfs fout. Het voelt immers niet fijn.
Het voelt als iets wat snel weg moet.

Als wij zeggen: elk huisje heeft zijn kruisje, dan bedoelen we niet iets positiefs.
En toch, hier vandaag horen we jezus zeggen:
dat iedereen die een volgeling wil zijn, zijn kruis op zich moet nemen.

Ik heb deze week lang nagedacht over wat dat zou kunnen betekenen.
Je kruis op je nemen, het klinkt als een uitnodiging.
Maar niet zo’n hele leuke.
Ik dacht vroeger dat het zo iets was als een soort calvinistisch
uithouden.
De zwaarte die je gegeven is op je schouders houden,
gebukt gaan onder de last,
maar er vooral niet te veel over klagen.
Doorgaan.

Ik zie dat nu anders.
Het gaat niet om je kiezen op elkaar en doorgaan.
Op die manier duw je het kruis als het ware weg.
Je draagt het wel, maar je ondergaat het.
Terwijl het iets anders kan zijn.
Namelijk, een uitnodiging om helemaal mens te worden
en juist daarin dat wat we
God zouden kunnen noemen te ontmoeten.
Dit zijn misschien lastige woorden,
maar ik zal proberen het uit te leggen
aan de hand van een eigen voorbeeld.

In mijn puberteit kreeg ik last van mijn huid.
Vreselijk vond ik dat.
Ik bad tot God letterlijk dat mijn overgevoelige huid
van de ene op de ander dag weg zou gaan.
Dat was nog voordat ik er achter kwam dat
het zo niet werkte.
Als ik nu foto’s zie van die tijd, viel het best mee,
maar natuurlijk niet in mijn hoofd toen.
Ik wilde het niet.
Ik schaamde me
en met alle negatieve gevoelens die ik had, kon ik niets.
Het was een kruis dat ik droeg en uithield,
totdat het weg zou gaan.

Gelukkig ging het niet weg.
En op een dag hield ik mijzelf aan en begon te kijken
naar dat wat mij eigenlijk zo eng en verdrietig deed voelen.
Ik bekeek gedachtes zoals: dan ben ik niet mooi,
of dan ik ben niet perfect.
En doordat ik ruimte er voor maakte, konden
die gedachtes en gevoelens er eindelijk eens rustig zijn.
En vreemd genoeg was ik er toen niet bang meer voor.
En ik zag ook hun onwaarheid.

Meestal zie ik mijn huid nu zelf eigenlijk helemaal niet meer.
Soms is de overgevoeligheid weg,
en soms komt het weer terug.
Als golven die aankomen op het strand,
het tij van vloed en eb.
Het hoort bij mij,
en ik voel me er mooier door omdat het mij mij maakt.
Het is onderdeel van mijn weg,
zoals ik nog meer dingen heb die met mij mee gaan,
waar ik naar kan kijken, die bij mij horen,
die komen en gaan
en soms ook weer voorgoed afscheid nemen.

Elke dag staan we op en worden we
geconfronteerd met
gedachtes, gevoelens, vragen die in ons leven.
Zo ook heeft iedereen zijn kruis,
want iedereen ondergaat het leven.
Het leven is wat er gebeurt.
En wij, wij zijn ook het leven,
onderdeel van het leven,
met al zijn grilligheid en mooiheid.

Er is een bekend gedicht van Rumi, een dertiende eeuwse perzische dichter:
Dit mens-zijn is een soort herberg
Elke ochtend weer nieuw bezoek.
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
een flits van inzicht komt
als een onverwachte gast.
Verwelkom ze; ontvang ze allemaal gastvrij
zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat.
Behandel dan toch elke gast met eerbied.
Misschien komt hij de boel ontruimen
om plaats te maken voor extase…….
De donkere gedachte, schaamte, het venijn,
ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns
en vraag ze om erbij te komen zitten.
Wees blij met iedereen die langskomt
de hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd
om jou als raadgever te dienen.

Ik weet niet wat uw kruis is.
Waar u mee worstelt.
En het is oneindig moeilijk en moedig
om ruimte te bieden, niet alleen aan dat
wat ons plezier geeft, maar ook aan dat wat ons
bang maakt, of verdriet geeft.
We zijn misschien bang dat als we daar ruimte voor gaan geven,
dat het dan groter wordt,
of een onhoudbare chaos die we niet meer kunnen dragen.

Ik begrijp die angst,
en ook het willen tegenhouden.
Daarom klinken de woorden van Jezus:
‘wie zijn leven wil behouden zal het verliezen’
misschien te hard.
Te veel als een oordeel.
Terwijl ook deze woorden wellicht een uitnodiging zijn
om je over te geven aan het leven, zoals het is.

Toen Jezus gekruisigd werd leek het
alsof alles voor niets was geweest.
In de ogen van zijn volgelingen had hij niet af kunnen maken
waar hij voor gekomen was.
Ze keerden teleurgesteld vanuit jeruzalem terug naar Emmaus.
In de ogen van de machthebbers was hiermee de kous gelukkig af.
Dood is dood.

En ja, Jezus verloor zijn leven. En ook weer niet.
Wat het symbool van de kruisiging laat zien is dat er
dingen zijn die niet kunnen worden gekruisigd.
Die doorgaan.
Ondanks levens die voorbij gaan.
Zoals Jezus zijn leven leefde als verwijzing naar God,
zo ging dat ook door na zijn dood.

Dat in het kruis nieuw leven verborgen zit,
in verdriet ontspanning,
in het donker licht,
is iets wat moeilijk te begrijpen is,
maar wat misschien als je ouder wordt steeds meer ruimte kan krijgen.
Op het kruis, te midden van de pijn,
klonken woorden van vergeving.
Er was dood en er was leven.
Er was een mens en er was God.
Zo is het leven. Niet of/of.
Maar én/én.

Als we straks avondmaal vieren,
dan lopen we naar voren.
Laten we dat dan doen met
alles wat in ons is. Er is niets dat weg hoeft of moet.
Er is ons verdriet, en onze boosheid,
ons verlangen,
en onze blijdschap,
En er is ons licht, dat schijnt in ons,
en eeuwig is.

Amen