11 oktober 2015
Lezingen:
Deuteronomium 15:1-11
Marcus 10:17-31
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
‘Het zal je naaste maar zijn!’
Op het sociale medium Facebook wordt veel gedeeld. Zo ook een afbeelding, waarop Jezus zegt ‘heb je naasten lief als jezelf’, één van de hoorders vraagt vervolgens ‘en als het een vluchteling is, of een homo?’ waarop Jezus antwoordt ‘is er iets mis met je oren?’ Ik zag de tekening bij een collega, plaatste ‘m afgelopen week op mijn eigen pagina en in mum van tijd was de tekening weer verder verspreid.
Het was de week waarin in het dorpje Oranje in Drenthe de boel op z’n kop stond omdat er nog eens 700 vluchtelingen extra moesten worden opgevangen. Totaal worden in het dorp 10x zoveel vluchtelingen opgevangen als er inwoners zijn. Voor Weesper begrippen: op de 18.000 inwoners zouden er 180.000 vluchtelingen opgevangen moeten worden. Ik vraag mij wel af of dit ook anders kan. Als het eenzelfde aantal vakantiegangers betreft, is het verzet minder groot, overigens…
Het was de week dat in Purmerend twee collega’s op een inspraakavond een pleidooi hielden om in te stemmen met de opvang van vluchtelingen in dit Noordhollandse stadje. ‘Gemotiveerd als christen, in het besef dat ik alles wat ik heb van God ontvangen heb, en met de opdracht om daarmee mensen te helpen. Jezus gaat mijn daarin voor. In zijn leven op aarde zag hij om naar de mens in nood, hielp hen, zonder te letten op afkomst. Jezus leeft mij voor om mensen die vreemd voor mij zijn met een open houding, zonder angst en achterdocht tegemoet te treden.’ Hij juicht de komst van vluchtelingen niet toe: ‘juist vanwege de enorme crisis die erachter schuilgaat,
maar ik geloof dat we in deze crisis ons steentje moeten bijdragen en hulp niet alleen op anderen mogen afwentelen.’
http://wimdebruin.blogspot.nl/2015/10/inspraakavond-vluchtelingenopvang.html
Hij werd uitgescholden met een drieletterwoord dat ik hier niet herhaal. Hij schreef dat ook andere voorstanders van opvang in Purmerend zeer vijandig werden bejegend.
Het is de week waarin ik veel heb nagedacht over de vluchtelingencrisis, en wat dit te maken heeft met de lezingen van vanmorgen. De vluchtelingencrisis is namelijk het gesprek van de dag: in allerlei media, in gesprekskringen en op huisbezoek.
Verlegenheid, verlamming en machteloosheid, dat zijn zo wat typeringen. Eenvoudige oplossingen zijn er niet meer. Snelheid en zorgvuldigheid in de procedures wie wel of niet kan blijven, zijn met elkaar in tegenspraak. Opvang in de regio? Ja best, maar Libanon barst echt uit z’n grenzen. Zijn het èchte vluchtelingen, of gelukszoekers? Of terroristen wellicht? Aan iemands neus kun je dat niet echt zien.
Ik spreek mensen die iets willen doen, zoals a.s. zaterdag hier rond de kerk Weesp in actie komt voor de vluchtelingen. Mooi! Ik spreek ook mensen die zich zorgen maken, ook zij wachten op een passende en betaalbare woning, en zij wachten al zo lang. Of mensen die niet kunnen overzien
wat de komst van vluchtelingen in hun buurt gaat betekenen, enzovoort.
Verlegenheid, verlamming en machteloosheid, deze woorden typeerden ook het gesprek afgelopen maandag in de preekvoorbereidingsgroep. Beide lezingen brachten ons namelijk meteen ‘midden in de zaak’. Omzien naar elkaar, niemand zal in armoede leven zegt Mozes, geld lenen in het 6e jaar,
ook in de wetenschap dat je je geld niet terugkrijgt omdat het in het volgende 7e jaar moet worden kwijtgescholden. En de arme rijke jongen die het koninkrijk van God niet met z’n hele hebben en houden binnen kan gaan. Het zal je naaste maar zijn!
Er was eens een rijke jongeman, of een rijke jonge vrouw, dat kan natuurlijk ook! Laten we zeggen iemand die op de Zuidas in Amsterdam werkt en daar veel geld verdient. Hij heeft er veel voor gedaan en gelaten. Moeilijk profiel gekozen, hard gestudeerd en de juiste baan bij het juiste bedrijf.
Lange dagen, idiote werktijden. Maar het is gelukt. Hij is rijk geworden, mooie bonus, succesvolle deals. Hij probeert ook goed te leven. Hij probeert eerlijk zaken te doen: hij, bedriegt niet.. Hij doet vrijwilligerswerk en zet zich in voor goede doelen. Toch mist hij iets. Hij heeft alles en hij heeft ook alles mee, maar hij mist iets. ‘Is dit alles? Er moet toch meer zijn in het leven? Meer dan geld en aanzien, meer dan een goede oppassende burger zijn. Hij gaat op zoek. Naar inspiratie, naar zingeving. En hij komt uit bij Jezus. Het is hem aan te zien zijn dat hij rijk is: maatkostuum, Rolexhorloge, laatste type smartphone.
In tegenstelling tot de kinderen wordt hij niet weggestuurd door de discipelen. De kinderen waren lastig en verstoorden de reis van Jezus op weg naar Jeruzalem, maar deze rijke man mag zijn zegje doen. Met zo iemand wil je wel gezien worden, toch?
De rijke jongeling valt voor hem op zijn knieën en vraagt: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ (Marcus 10,17)
Jezus haakt aan bij het woordje ‘goed’ Niemand is goed, dan God alleen, of, als je het Grieks letterlijk neemt: ‘niemand is goed behalve één: God.’ En dan vervolgt Jezus met het noemen van de geboden
en dan in het bijzonder de tweede helft van de tien geboden. De eerste helft van de tien geboden die over God gaan, heeft Jezus samengevat in die ene zin: niemand is goed, behalve één: God. Goed in de joodse betekenis van het woord ’tof’, God is tof! Het klinkt populair taalgebruik, en zo is het woord ’tof’ ook geworden. ‘Tof’, goed betekent dat je goed bent in hart en nieren, in de essentie van je bestaan, niet ‘wel aardig tegen de mensen,’ maar: betrouwbaar, van iemand die ’tof’ is, kun je op aan. ‘Niemand is goed, behalve één: God’, het doet denken aan het opschrift van de tien geboden:
‘Hoor Israel, de Here is onze God, de Here is één!’
‘Je kent de geboden’, zegt Jezus: ‘Pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand en toon eerbied voor je vader en moeder.’ (Marcus 10,19)
‘Maar dat doe ik al! Sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden. Moet ik nóg meer doen?’ Je hoort het onze rijke jongeman of jongedame zeggen.
Ja, Jezus wil meer, meer dan het gewone. Verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan de armen, dan zul je een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij. (Marcus 10,21)
‘Ja, eh, dát is extreem! Moet je echt zo ver gaan? Dit is iets voor kloosterlingen die een gelofte van armoede afleggen, maar voor gewone mensen zoals u en ik, zoals de werkers aan de Zuidas?
Jezus bedoelt het ècht zo als hij het aanvult met de woorden dat het moeilijk voor de rijken is om het koninkrijk van God binnen te gaan. Een kameel kan gemakkelijker door het oog van een naald.
Ik weet niet wie deze afbeelding geknutseld heeft, maar grappig is ‘ie wel. Het is overigens maar de vraag of zo’n poortje heeft bestaan waar de kameel ontdaan van bepakking op z’n knieën doorheen kon, maar het verhaal is mooi. Kennelijk is het voorbeeld vooral bedoeld om de onmogelijkheid aan te geven: De leerlingen roepen verbijsterd, werkelijk ontzet uit: ‘wie kan er dan nog gered worden?’ (Mc 10,26) Petrus begint allemaal op te sommen wat zij in de steek hebben gelaten om Jezus te kunnen volgen: de veiligheid van de familie, onderdak, levensonderhoud.
Jezus antwoordt hem dat ze dit alles honderdvoudig terug zullen krijgen. Wie heel goed geluisterd heeft, zal opgevallen zijn dat de opsommingen niet identiek zijn. Huis, broers en zusters, moeder of vader of kinderen of akkers zijn opgegeven. Je zult terugkrijgen huizen, broers, zusters, moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen. De vader is uit het rijtje verdwenen en de vervolgingen zijn erbij gekomen. Bedoelt Marcus dat er maar één Vader in de hemel is? En doelt de auteur op de veiligheid van de eerste gemeente? Want de vroege kerk is het publiek waarvoor Marcus dit evangelie geschreven heeft.
‘wie kan er dan nog gered worden?’ (Mc 10,26) Menselijkerwijs gesproken niemand, maar bij God is alles mogelijk. De tekst blijft wringen en dat is denk ik ook precies de bedoeling.
‘Eén ding ontbreekt u,’ zegt Jezus. Iets staat tussen hem, tussen ons en het eeuwige leven. Tussen hem, ons en God in. Geef alles aan de armen. kom dan terug en volg mij. De rijke jongeman gaat teleurgesteld weg. Wat Jezus van hem vraagt, dat kan hij niet. Alles weggeven. Dat is toch een beetje onrealistisch. Wij willen wel iets weggeven, maar niet alles. Wij willen landen in het Zuiden wel een beetje helpen, maar ze moeten ook zichzelf helpen. Wij willen best iets voor de vluchtelingen doen, als ze maar niet op onze stoep staan, en dan ook met zovelen. Wij willen wel opkomen voor de armen in de wereld, door regelmatig een duit in het zakje te doen, maar een hogere prijs betalen voor grondstoffen dat is weer lastig.
En het is ook lastig. Zou de wereld er beter van worden als je alles zou weggeven, je baan zou opgeven. Nee ik denk niet dat dat de bedoeling is. Maar wat dan wel?
Dat het navolgen van Jezus bovenmenselijke inspanningen van ons vraagt, mag duidelijk zijn. De rijke man van vanochtend kan het nu nog niet opbrengen. Jezus heeft hem lief, en blijft hem liefhebben.
Als de rijke man teleurgesteld afdruipt, maakt Jezus geen negatieve opmerkingen over hem. Misschien geeft juist dit kleine gebaar aan wat er bedoeld wordt dat bij God alle dingen mogelijk zijn.
Jezus herhaalt deze woorden: ‘Vader, bij u zijn alle dingen mogelijk’ in zijn gebed in de tuin van Getsemane. In de diepste ellende houdt ook Jezus vol dat bij God alle dingen mogelijk zijn en dat mogen we in onze diepste diepten meehoren. Iemand blijven liefhebben, ook al kan hij de weg van de navolging niet gaan, dat is een staaltje van Gods genade. Als het ons de mogelijkheid ontbreekt
om het Koninkrijk van God binnen te gaan en daarvoor zijn er genoeg barrières, binnen en buiten onszelf, dan komt het Koninkrijk naar ons toe. Wat ons ontbreekt en in de weg staat, wordt ons in Christus geschonken.
Ik maak wel ‘ns een vervolg aan een bijbelgedeelte, zo ook vandaag: Stel nu dat de rijke man iets heeft geleerd van Jezus, en dat hij later terug is gekomen. Jezus kijkt hem opnieuw liefdevol aan. Zoals hij ons allemaal liefdevol aankijkt, met de ogen van God. En hij ziet de man, de vrouw, niet meer zo jong. Een leven geleefd, en ondervonden dat het leven niet zo maakbaar is als je aanvankelijk dacht. Je kunt ziek worden. Je baan kwijt raken. Je bezit. Het leven is niet zo eenvoudig te duiden als een keten van oorzaak en gevolg. Je wilt als mens graag het goede doen,
maar het gaat niet altijd goed. En dat besef, dat besef van afhankelijk te zijn en kwetsbaar, het besef dat je als mens ondanks al je goede bedoelingen het niet altijd goed doet, kan doen, dat brengt ons op het spoor van God. De bron van al het goede. Niemand is goed dan God alleen. Ga dan heen en doe net zo. Hij zal je naaste maar zijn!
Amen