27 december 2015
Wij leggen sinds de achttiende eeuw, het tijdperk van de Verlichting, heel veel nadruk op kennis. Rationele kennis heeft ons ver gebracht, vele voordelen, vele uitvindingen opgeleverd. Maar ook nadelen: denk aan het milieuprobleem en de wel heel grote werkdruk. Bovendien kan dertig procent van de bevolking niet meer meekomen in een samenleving waarin je goed geschoold moet zijn, goed moet kunnen omgaan met computers en robots steeds meer werk overbodig maken. Wat is het lot van deze mensen? Zijn zij afgeschreven? Wat doet dat met een mens? Wat heeft dat voor emotionele gevolgen?
Rationele, sociale en emotionele intelligentie gaan niet altijd samen. Tussen rationele en emotionele kennis, zoals zelfkennis, tussen hoofd en hart, gaapt nogal eens een diepe kloof. Want in hoeverre kennen we onszelf? In hoeverre verschilt het beeld dat wij van onszelf hebben van hoe anderen ons zien en ervaren? Wij denken vaak positiever over onszelf, over wie wij zijn en hoe wij functioneren, dan een ander, die ons durft te corrigeren. Heeft elk mens niet iemand nodig die je een spiegel voorhoudt, om jezelf nuchter onder de loupe te kunnen nemen, teneinde te kunnen veranderen ten goede? Je partner als hulp om optimaal mens te kunnen zijn, als model om te kunnen blijven doorgroeien in plaats van stil te staan of weg te zinken in een voor jezelf en anderen negatieve houding.
Wij hebben God en zijn heilzame richtlijnen voor een goed leven voor alle mensen maar al te hard nodig om de negatieve krachten die in ons schuilgaan te kunnen onderkennen en te kunnen corrigeren. Zonder Godskennis kom je vaak niet tot zelfkennis. Zonder volgens Gods geboden te leven loop je het risico dat de agressie in ons te veel speelruimte krijgt, tot schade van anderen en niet in de laatste plaats tot schade van onszelf. Onze geest blijkt maar al te vaak verward te zijn in plaats van zo helder als WIJ denken. Onze geest blijkt maar al te vaak niet goed koers te kunnen bepalen in plaats van in staat te zijn om te onderscheiden waar het ECHT op aankomt in het leven.
Terwijl wij van alles kunnen, kunnen wij niet goed met elkaar omgaan, met name in de liefde, getuige het grote aantal scheidingen. Hoeveel geduld hebben wij met elkaar? Hoeveel tegenslag kunnen verwende consumenten nog verwerken? Stellen wij niet veel te hoge eisen aan een liefdesrelatie, eisen waaraan we met de beste wil van de wereld niet kunnen voldoen?
Zijn we, met dat ‘we er niet meer aan doen’, niets meer met de kerk hebben, vergeten dat we NIET alleen maar het goede doen, maar ook het kwaad dat een medemens kwaad maakt? Terwijl wij zouden moeten weten dat uitgerekend liefde een medemens geen kwaad aandoet, geen schade berokkent. De vele vormen van huiselijk en seksueel geweld getuigen ervan dat velen blijkbaar zijn vergeten dat liefde en haat angstwekkend dichtbij elkaar kunnen liggen en dat liefde een medemens GEEN kwaad aandoet. Liefhebben is nooit ‘sorry’ zeggen, hoorden we zo’n vijftig jaar geleden in de film Love story, een publiekstrekker en tranentrekker. Maar zeggen wij wel voldoende ‘het spijt mij’ en hebben wij wel voldoende lief? Of vervallen we te gemakkelijk en te vaak in de onverschillige houding van ‘je moet me maar nemen zoals ik ben’? Wij weten toch waar ‘alles moet kunnen’ ons gebracht heeft? Dan zouden we toch beter moeten weten, ons anders moeten opstellen? God hamert niet voor niets op het fundamentele belang van liefde voor de naaste als het geheim van een goed leven, een harmonieus bestaan waarin iedereen tot bloei kan komen.
Weten is meten, wetenschap maakt een vrijer mens van je. Maar alles wat met liefde te maken heeft is niet te meten, valt vaak niet te doorgronden, roept alleen maar verbazing op: de verbazing dat een mens zoveel van je houdt, zoveel voor je doet of de verbazing dat liefde en haat zo dichtbij elkaar kunnen liggen. Gaat er daarom zoveel fout onder ons in de liefde, omdat we ons te weinig verbazen over een medemens, die ander te weinig doorgronden? ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben, beter dan ik mijzelf ooit ken’, help mij om vooral mijzelf te doorgronden, vooral MIJZELF te veranderen ten goede, want die kritiek op anderen is er toch wel, maar niet de hoognodige zelfkritiek. Heer, help mij daarbij, help mij daarmee, help mij goed te leven.
Het grote aantal scheidingen dat massa’s kinderen heeft getraumatiseerd leidt vroeg of laat tot emotionele verwarring en tot maatschappelijke ontwrichting. Beseffen we dat niet te weinig? Of denken we dat we ook dat probleem wel kunnen managen? Alsof ‘social engineering’ ons niet vooral heeft geleerd dat een maakbare samenleving een illusie is. Een mens kan niet goed leven zonder stabiliteit, zonder doorgaande lijnen van geleidelijkheid, zonder doelstellingen. Naast de problemen van de multiculturele samenleving, die geen samenleving is, maar een langs elkaar heen leven, hebben we ook nog eens een welzijnsprobleem dat omvangrijker is dan velen vermoeden, dankzij de problemen die gebrek aan liefde en aandacht voor elkaar teweegbrengen. Hoe blijft een mens in die instabiele situatie, in die kille leegte overeind?
Hoe vangen wij getraumatiseerde kinderen op in een schoolsysteem dat te weinig aan karaktervorming doet? Wat voor pedagogische visie gaat daar achter schuil? Of getuigt die nadruk op het ontwikkelen van competenties juist van een gebrek aan visie? ‘Bildung’, persoonlijkheidsvorming, is toch meer dan een kind dat gevormd moet worden alleen maar de nodige weetjes en competenties bijbrengen? Kinderen kunnen niet uitgroeien tot persoonlijkheden zonder identificatiemodellen. Maar juist die en de nodige idealen ontbreken maar al te vaak. De crisis in het Europese onderwijs getuigt van een geweldige, zeer problematische maatschappelijke crisis in grote delen van Europa. Is een Europa zonder God nog wel een sociaal, een humaan Europa?
Zelfkennis gaat niet zonder Godskennis volgens Calvijn. Ontbreekt het velen niet daarom aan zelfkennis omdat het ons in ons razendsnel geseculariseerde land ontbreekt aan Godskennis? God is voor velen niet langer een tegenpool, een heilzame spiegel, die ons aan het denken zet, corrigeert. Waar halen we dan onze waarden en normen vandaan, als we niet langer een persoon, een model, hebben waar een heilzame, opbouwende invloed op ons van uitgaat? Moet alles kunnen, dan komen tolerantie en onverschilligheid wel erg dichtbij elkaar te liggen. Zet alleen de psycholoog ons aan het nadenken over wie wij zijn en wie wij zouden moeten zijn, dan moeten wij ons ernstig afvragen of wij het daarmee wel redden.
De Psalmist kijkt verder. Deze dichter vindt het een goed en veilig gevoel dat God ons door en door kent. Daarom zou hij niet graag voor God willen wegvluchten, Gods heilzame liefde en kritiek niet willen ontlopen, zo dat al mogelijk is. ‘Vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten hoe… Vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten waar, schuilen alleen nog wel, schuilen bij elkaar. Vluchten kan niet meer’. Schuilen bij elkaar, omdat je elkaar zo nodig hebt. Schuilen bij elkaar en bij God, omdat wij Hem zo nodig hebben om in vrede en harmonie te kunnen leven. Anders overleven we niet.
Heer, omgeef ons van achteren en van voren, bescherm ons tegen de negatieve krachten in onszelf en leg Uw zegenende handen op ons, opdat wij mens naar Uw hart zijn. Amen