Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

27 maart 2011

Gemeente van Jezus Christus,

Laatst las ik een column van een man
die net vader was geworden.
Sinds de geboorte van zijn kind,
zo schreef ie,
was ie een soort sentimentele dweil.
Bijvoorbeeld, voorheen kon hij met droge
ogen het 8uur journaal kijken,
en daar dan zelfs nog smakelijk een bordje eten bij
nuttigen,
maar nu ging dat echt niet meer.
Er hoefde maar iets te verschijnen in beeld,
Armoede, ellende,
Vooral als er kinderen bij betrokken waren
dan schoot hij direct vol.
alsof een tot dan toe nog onbekend kanaal
ergens in zijn lichaam was aangeboord,
een bron, die telkens overliep
tot over de randen van zijn eigen ogen,
bij het zien van het leed in de wereld.

Kortom, hij was veranderd,
Onverwacht en
misschien wel tot zijn eigen verbazing,
kon hij plotseling de wereld niet meer
zien zoals hij daarvoor gewend was.

Dat deze kersverse vader zichzelf daarbij
een sentimentele dweil noemt,
kwam mij tijdens het lezen
bijna een beetje als ongepast over.
Ik vond het juist wel mooi
dat door de geboorte van zijn kind,
door de confrontatie met
die kwetsbaarheid van dat nieuwe leven
die vader niet anders kon
dan met meer ontroering
en ja, hoe zeg ik dat, met meer compassie
naar de wereld te kijken.
Met sentiment heeft dat volgens mij niets te maken.
Sentiment verdoezeld, verzoet, versluierd.
Hier gebeurt eigenlijk het tegenovergestelde:
het leven komt opeens juist extra helder binnen,
in al zijn kwetsbaarheid
en kostbaarheid.

Die ervaring
dat de wereld, dat het leven
helderder, scherper, of dieper binnenkomt
speelt zich vaak af aan de randen van het leven,
niet alleen in het aangezicht van nieuw leven,
maar ook oog in oog met het einde.
Zo kan ik me een vrouw herinneren
die ik bezocht in een hospice.
Ze praatte niet veel,
Maar na een lange stilte glimlachte ze plotseling
En zei: de vogels fluiten mooier dan ooit.
Tot dan toe waren míj die vogels
en hun geluid van buiten niet eens opgevallen,
Maar haar zintuigen stonden op scherp.
En zij beleefde de wereld
en haar leven intenser in haar laatste weken
en voor haar floten de vogels mooier
dan ooit.

Nu is het over een paar weken Pasen.
Maar aan Pasen gaan 40 dagen vooraf,
En midden in die dagen zitten wij nu en wij lezen
verhalen die zich ook aan of op de rand
van het leven afspelen,
verhalen die gaan over leven en dood.

Jezus is in die verhalen steeds maar op weg.
Het lijkt wel alsof zijn leven er van af hangt.
En dat is ook zo.
Wij volgen letterlijk zíjn laatste weken,
En hij beweegt met een intensiteit die past
bij een reis op het randje.
Misschien kunnen de mensen die hij ontmoet juist
daarom wel rekenen
op zijn ontroering en zijn compassie,
en zijn aandacht.
Het lijkt wel alsof hij meer waarneemt
van het leven, extra helder,
En daardoor ook meer zicht heeft op het leven
van de mensen, die hij ontmoet op zijn reis
meer nog dan zijzelf.

Op het heetst van de dag
komt er een vrouw aanlopen
om water te putten.
Een krankzinnig tijdstip in dat land
om water te gaan putten.
Zelfs de kakkerlakken hebben een plekje
in de schaduw opgezocht.
Maar de vrouw weet wat ze doet en waarom.
Liever nu, alleen, onopgemerkt,
dan ’s ochtends met al die andere vrouwen
die naar haar kijken en over haar roddelen.
Ze heeft geprobeerd
Wat van haar leven te maken.
Maar steeds gaat het mis,
Ze zoekt de liefde bij verkeerde mannen,
Ze zoekt het leven op de verkeerde plekken,
en de mensen maar praten.
Dus verkiest ze liever te verbranden aan de zon,
dan te worden verschroeit onder de ogen van anderen.
Precies daar, op dat dode spoor van schaamte
in haar leven
ontmoet ze Jezus.
Bij een put, een bron,
Een plek van water.

Straks gaan we dopen.
Een plek van water staat klaar.
Voor jullie dochter.

Als een kind geboren wordt,
Dan wens je het allerbeste
voor zijn of haar leven.
Het is nog zo klein en kwetsbaar,
het weet nog niet van de wereld.
Noch van alle mooie dingen,
Noch van hoe hard het leven,
van hoe hard mensen kunnen zijn.
En je wilt haar het liefst zo lang mogelijk
beschermen.
Je wilt haar dingen besparen:
Verdriet,
Eenzaamheid,
En dat ze zich nooit zó hoeft te schamen
voor zichzelf,
dat ze zich genoodzaakt voelt
om figuurlijk gesproken
op het heetst van de dag
tevoorschijn te moeten komen,
bang voor de ogen en woorden van anderen.

Niemand wenst dat zijn kind,
of sowieso de mensen van wie je
houdt, je partner, je ouders, je vrienden,
of ook jezelf, toe.

En tegelijkertijd weet je ook
dat het leven op reis gaan is,
en dat ook een kind, jullie kind,
haar eigen weg moet
gaan zoeken en vinden,
En zo begint het loslaten eigenlijk al aan het begin.
Je kunt er niet altijd bij zijn.
En je kunt je kind niet altijd beschermen.

Ook de doop is geen magische handeling.
Het biedt geen laagje
tegen alle nare dingen in het leven,
alsof die je daarna niet meer kunnen raken.
Maar wat het wél is,
is een symbolisch begin van een reis,
samen met God.
Die reis met God,
Is dat gaan op de weg van verlangen, zoals we hebben gezongen?

Word het je dan niet wazig voor de ogen,
met al dat verlangen?
Misschien juist het tegenovergestelde.
Misschien zien we die ‘beelden van hoop’ wel omdat we juist extra helder uit onze ogen kijken.
En daardoor op een bron stuiten op het heetst van de dag,
Een weg door de woestijn vinden,
Een stem horen sterker dan de stemmen van anderen,
En vogels die mooier fluiten dan ooit,
Op reis met God, is
zowel in het aangezicht van nieuw leven als oog in oog met het einde, daarom juist voluit kunnen en durven leven.

Amen