Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 maart 2013, Witte donderdag

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Je voeten wassen? Wie wast er nu zijn voeten? Bij je gewone douchebeurt, dat klinkt logisch. Maar ik bedoel ‘alleen je voeten láten wassen’ We weten het wellicht van het evangelie dat vanavond klinkt: De vrienden van Jezus laten hun voeten wassen, door Jezus zelf, tijdens de laatste maaltijd die zij hebben…Komt het ons letterlijk op de huid? Dat voeten wassen? Laten wij onze voeten wassen? Of blijven we aan de zijlijn toekijken? Dat is de vraag.

In een stoffig land begint de gastvrijheid op de drempel. Daar staat de gastheer klaar om zijn gasten de voeten te wassen. Tegelijk met de voeten wordt ook de levenswandel gereinigd. Niet alleen die van de gasten, maar ook van het huis dat hen ontvangt.

Wat is er aan de hand als de gastheer dát werk uitbesteedt aan een knecht? Dan wordt de weg van de heer afgewenteld op de knecht,
heren blijven heren en knechten knechten. Er vindt in het ritueel van de reiniging in het geheel geen reiniging plaats. Altijd zijn de verkeerden hiervan de dupe.

Waartoe dient de Pesachmaaltijd, gedachtenis van de uittocht uit Egypte, uit het slavenhuis
als het jou niet bevrijdt tot het doen van wat er echt toe doet? Je kunt pas van echte vrijheid spreken waar mensen in gelijkwaardigheid het leven delen.

Op een dag waren ze gegaan, het volk Israel. Hadden ze het Egyptische stof van hun voeten geschud
en waren ze op weg gegaan. Op weg naar een land dat ze niet kenden, het land van belofte.

Mozes, hij ging, en de Ene, wiens naam is: Ik-zal-er-zijn-voor-jou, die ging met hem mee. Het volk ging ook met hem mee.
Niet zonder slag of stoot, er moest eerst nog heel wat water door de Nijl stromen, maar toen was het zover. Het is de avond voor de uittocht en ze eten hun laatste maal in Egypte. De Israëlieten, ze zijn er helemaal klaar voor: het brood dat ze eten is ongezuurd, niet gerezen: haastbrood is het. Ze hebben hun sandalen aan en hun mantels klaar voor vertrek. Want als het moment daar is om Egypte achter zich te laten, dan zijn ze bereid om direct te vertrekken. Om te gaan, zonder achterom te kijken.

Díe bereidheid, díe wordt van ons gevraagd. Dat besef dat er een moment kan komen dat je een heel andere weg in moet slaan en dat je misschien wel dwars door de woestijn moet trekken om alle vormen van slavernij achter je te laten. En daar dan van harte “ja” op zeggen.

Het is goed om daar regelmatig bij stil staan, en jezelf af te vragen: “Ben ik niet teveel vastgeroest in oude vertrouwde patronen? Ben ik ook bereid om mijn hart te volgen en op weg te gaan? Een tocht waarvan ik van te voren niet weet hoe lang die duurt, en waar ik terecht kom. Ik weet alleen waar ik vandaan komt en dat ik op weg moet gaan.”

Het is kort voor het Pesachfeest. Pelgrims uit alle windstreken trekken op naar Jeruzalem om met elkaar het feest te vieren. Ook Jezus is met zijn vrienden naar Jeruzalem gekomen. Als een koning is hij binnengehaald, maar de stemming is na zijn optreden in de tempel behoorlijk omgeslagen.

Zelfs zo erg, dat deze Pesachmaaltijd, maaltijd van uittocht en bevrijding, zijn laatste avondmaal wordt. Johannes beschrijft ons niet – zoals de andere drie evangelisten – hoe Jezus het brood brak, of hoe hij de beker wijn zegent of doorgeeft. Geen instellingswoorden over brood en wijn. Het “doe dit tot mijn gedachtenis” koppelt de evangelist Johannes aan de voetwassing. Jezus zegt: Wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.

Het is de dag waarop Jezus weet dat zijn tijd gekomen is. Hij weet dat zijn leven gevaar loopt als hij zo door blijft gaan. De Joodse leiders hebben relatieve vrijheid zolang ze maar zorgen dat het een beetje rustig blijft, en dat er geen relletjes komen. Deze rust wordt door figuren als Jezus verstoord. Kritisch is hij immers, confronterend ook, ja hij schudt mensen wakker, hij roept mensen op om op te staan,
tegen het onrecht. Hij opent hen de ogen voor de misstanden van zijn tijd. Hij roept een lang vergeten vrijheidsdrang naar boven, èn hoop, die hen doet opstaan tegen dat wat hen vandaag de dag beknelt. Zo iemand moet de mond gesnoerd worden. Gaat het in onze wereld, in onze tijd, vaak niet vaak precies hetzelfde?

Jezus weet dat zijn tijd is gekomen. Hij kiest er echter niet voor zich terug te trekken, de bergen in,
het platteland op, en ervoor kiezen dan maar zijn mond te houden, en zich in Nazareth als timmerman te vestigen omdat het nu toch wel erg heet onder zijn voeten wordt.

Nee, zegt Johannes ons, de liefde van Jezus voor de mensen is zo groot dat hij dat wat is begonnen niet als een nachtkaars kan laten uitgaan. Gods bevrijdende woord dat in deze mensenzoon bij uitstek
handen en voeten heeft gekregen, dat moet tot het einde toe worden uitgesproken en uitgeleefd. Alleen zó kan voor eens en altijd duidelijk worden dat Gods liefde sterker is dan haat.

Vanavond reikt Jezus zijn vrienden aan wat zij onderweg nodig zullen hebben. Dat is volgens Johannes allereerst de juist levenshouding, de manier van kijken naar je tochtgenoten. Jezus wast hun voeten. Het is de wereld op z’n kop: hij die heer en meester is, wast als een slaaf van het laagste allooi de voeten van zijn vrienden. Een lesje in nederigheid, de meester zelf gaat ons voor. Op je knieën voor mensen die tegen jou opkijken, ondenkbaar, en toch gebeurt het.
Maar wie bij Jezus wil horen, die moet bereid zijn te accepteren dat in het land van belofte de dingen anders gaan dan je nu eenmaal gewend bent. Dat bestaande verhoudingen op zijn kop worden gezet
en niemand zich meer kan laten voorstaan op status of bezit.

Breek onderweg dan het brood voor elkaar en deel de wijn. Was elkaars voeten. Je voeten zullen gaan door het vuil van de wereld. De weg leidt je immers niet alleen over geplaveide straten,
maar ook door stof en modder. Wij mogen ook die weg gaan, hij is ons al voorgegaan.

Amen