Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

3 juli 2011

lezingen:Zacharia 9:9-12

Romeinen 6:16-23

Matteüs 11:25-30

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Rust, ik heb behoefte aan rust. Het seizoen is bijna ten einde, het schooljaar is zo goed als afgerond,

en ik heb, net als veel kinderen en jongeren, behoefte aan rust, uitrusten, bijtanken, een lege agenda, even niet de drukte van alledag. Om zo weer ruimte krijgen voor nieuwe ideeen voor een nieuw kerkelijk seizoen. Ik voel de vermoeidheid in m’n lijf, als iets zwaars dat op m’n nek rust.

Zo maar ineens kan een bijbeltekst dan als geroepen komen, dát ene vers is voor mij. ‘komt naar mij, jullie die vermoeid zijn’. Ik zou ‘m bij wijze van spreken uit willen knippen en ergens ophangen. Nu nog even er aan trekken, maar straks….

Was het maar zo mooi, want de rust uit het Matteusevangelie, waartoe Jezus zijn hoorders uitnodigt, heeft misschien wel meer onrust in zich, dan rust in de zin van uitblazen, niets aan je hoofd, je leeg maken, en druk met jezelf bezig zijn.

Het is goed dat we daarom ook naar de context kijken, waarin Jezus deze woorden spreekt. Dan blijkt dat we vanmorgen weliswaar een mooie tekst horen, over het kennen en gekend zijn van de vader en de zoon. Over rust, die er is voor mensen, die moe zijn en onder druk staan en over zachtmoedigheid.

Allemaal mooie woorden dus, maar dat deze woorden staan tussen andere woorden van Jezus die helemaal niet zo liefelijk zijn.

Integendeel, barse woorden en zelfs een “wee u” klinkt. De steden waarin Jezus heeft rondgetrokken,

waar hij wonderen en tekenen heeft gedaan, krijgen ervan langs: Er is van alles bij jullie gebeurd, lijkt Jezus te bedoelen. Iets van het koninkrijk is zichtbaar geworden onder jullie. Maar jullie doen alsof er niets aan de hand is. Jullie gaan door op de oude voet. Geen ommekeer. Geen blijdschap. Geen inkeer, geen inzicht en verandering. Jullie denken dat jullie eigen gekozen weg omhoog voert, vooruitgang brengt, de hemel dichterbij brengt.

Dát is nu zonde bij uitstek! zou Paulus zeggen. Zonde is alleen met jezelf bezig zijn, gefocust zijn op je eigen ik, als een larve die opgekruld in z’n ei zit, die niet verder kan kijken dan z’n eigen staart. Zonde, omdat je als mens zo niet bent bedoeld! Je doet zelf de bedoeling die God met jou en jouw leven heeft te kort en teniet. Zonde!

Jezus zegt: hieraan ga je te gronde. Die methodes van jullie leiden naar de ondergang. Op het moment van het onderscheid zullen jullie het moeilijk hebben.

Dit is kort samengevat het voorafgaande aangevuld met een stukje Romeinenbrief. Pas als dat geklonken heeft, volgen de woorden die wij vanmorgen horen: Ik dank u vader… Op dit beslissende moment! Je bent wel eens geneigd om die barse woorden over oordeel en strengheid over te slaan.

Daar is niets gezelligs aan, nietwaar! Maar het tegenovergestelde is ook waar: als je alleen deze zachtaardige woorden van vanmorgen leest, wordt het allemaal zoet en klef. Een sfeer, waarvan je eigenlijk wel weet dat het een heel eind van onze werkelijkheid vandaan ligt. Alsof geloven alleen met zoete stroop of zachte watten te maken heeft: een gelikt of toedekkend laagje over de werkelijkheid.

Deze woorden, hard & appellerend en zacht & liefelijk horen bijeen, om ons duidelijk te maken dat we voor de keuze staan: kiezen voor of tegen Jezus. De keuze voor Jezus is er één van rust die zeer betrekkelijk is.

Jezus begint met een dankgebed gericht tot de God van hemel en aarde, zijn Vader. De dingen van God, moeilijke dingen, zullen, zo zegt Jezus, onthuld worden aan eenvoudige mensen. Het is niet gegeven aan de wijzen en verstandigen. De wijzen en verstandigen worden tegenover de eenvoudige mensen gezet. Verbergen staat tegenover openbaren. We horen de echo van de armen van geest uit de Bergrede. Vromen die zich niet op hun vroomheid laten voorstaan, juist niet de superdeskundigen.

Maar wat dan? Is geloven dan toch alleen maar bedoeld voor de simplisten? Voor de lijdzamen, die menen dat er niets te verbeteren valt, of dat je alles maar moet nemen zoals het komt? Dat weiger ik te geloven. Maar welke tegenstelling is er dan in het geding? Waarom krijgt de een de wind van voren, wordt een andere groep liefelijk geroepen?

De taal van verbondenheid tussen de vader en de zoon bracht mij op een spoor. “Alles is mij toevertrouwd door mijn vader en niemand dan de vader weet wie de zoon is en wie de vader is dat weet alleen de zoon en iedereen aan wie het de zoon wil openbaren.” (vs 27) Ik denk dat hier een geheimenis onthuld wordt. Namelijk het belang van relatie, van liefde, van verbondenheid als een goddelijk belang, een goddelijk verlangen! Uit dit kennen en gekend zijn spreekt zoveel warmte en betrokkenheid. Daar zit een zo compleet voor elkaar willen leven en op elkaar afgestemd zijn in, dat het vervolg hierop niet anders te lezen is als één grote oproep om in die cirkel, in die band te komen staan.

Kom naar mij… Als je dan ook nog weet dat Jezus in ditzelfde hoofdstuk de mensheid vergeleek met omstanders, die niet meespeelden en dansten toen er op de markt fluit gespeeld werd, mensen, die niet mee rouwden, toen er gerouwd werd. Buitenstaanders bleven dus… Dan kun je dit niet anders verstaan als een oproep om mee te doen, mee te spelen in die relatie. Kom, kom naar mij…

Kom, kom naar mij.. en dat doe je wel, of dat doe je niet. Deze woorden maken scheiding tussen wie het leven op orde heeft. Wie niet getroffen is door bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg. Wie niet te maken met verlies van werk. Wie niet in een Vogelaarwijk woont. En tussen wie altijd het kind van de rekening zijn. Mensen die steeds weer de pechkaart van het leven trekken.

Ik ben de laatste om armoede of een uitzichtloze situatie te verheerlijken, alsof je zó God en Jezus beter leert kennen. Daar geloof ik namelijk niets van. Wat ik wèl geloof is dat de rust die Christus ons hier schenkt en die we ook vrede zouden kunnen noemen, niet de rust is van mensen die stoïcijns alle wereldgebeuren gadeslaan en nooit van hun stuk raken. Het is ook niet de ‘innerlijke vrede’ die we soms als hoogste goed beschouwen. De rust die Christus ons schenkt is de nieuwe verhouding met God in Jezus, waardoor we geroepen zijn tot navolging die ons in deze wereld onrustig zal houden

en onvermoeibaar bezig totdat de grote Sabbat zal zijn aangebroken.

Dat is de taak van de Messias: rust geven als op de grote sabbat, een dag van ophouden, een dag van vieren en gedenken. Jezus is het teken van het aanbreken van het koninkrijk van God, hij geeft rust èn tegelijkertijd een nieuw juk dat zacht is, en een last die licht is. Voor wie zich met Jezus verbindt, wie Hem volgt, leert en leeft. Kom naar mij… en ik zal jullie rust geven.

Idealen, hoop en verlangens blijven, de grote droom van het vrederijk van God, met de koning zoals Zacharia deze ons schetst. Als je leeft in een liefdevolle relatie met God dan heten jouw idealen ‘Gods beloften’. De rust, die hier geboden wordt is ook niet de rust van ‘de lauweren’. Er wordt immers gelijk al weer gesproken over een juk.

Maar dan van een juk van zachtmoedigheid. De uitnodiging om te leven uit het geschenkkarakter van het bestaan. Het juk van de nederigheid, het durven proeven van de diepgang van het leven.

In onze aardse werkelijkheid, met daarin lek en gebrek, vastlopen en falen, daar, ‘down to earth’, zijn we gekend. Daar houdt ook Jezus zich op. Juist daar zijn we tegemoet gekomen door God. Zo licht is het. Mijn last is licht.

Ik wens ons allen veel overgave, toewijding en verzet, rust en onrust, want uiteindelijk weten we met Augustinus: onrustig is ons hart tot het rust vindt bij U, o God.

Amen.