30 juni 2013
Tekst: Lucas 11: 1-4
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Bidden is: het op dezelfde plaats in de lucht blijven hangen door snellere vleugelslagen te maken. Zó bidden vleesetende vogels als een buizerd of een valk voor ze naar beneden duiken om hun prooi te pakken. Dit is de eerste betekenis als je op ‘google’ het trefwoord ‘bidden’ opzoekt.
De vraag van de leerlingen aan Jezus ‘leer ons bidden’, is ogenschijnlijk een eenvoudige vraag, maar het is tegelijkertijd geen vanzelfsprekende vraag (meer). Bidden dat doen vogels?! Wat moet er met een mens gebeuren, wil hij überhaupt deze vraag stellen ‘leer ons bidden’.
De Zweedse bisschop Martin Lönnebo had goed zicht op de tijdgeest toen hij – gestrand op dat Griekse eilandje – nadacht over bidden. Mensen hebben een houvast nodig, om te bidden, om te leren bidden. Zoals u heeft kunnen horen bij de uitleg van de levensparels, bij iedere kraal, bij iedere levensparel, krijg je een gedachte aangereikt, en kun je ook zelf een gebed uitspreken. Het houvast zit ‘m in de wederkerigheid van geven en ontvangen.
Er is nog iets ánders om je aan vast te houden, als mogelijk antwoord op de vraag ‘leer ons bidden’. Jezus zèlf heeft het ons aangereikt: het gebed dat naar de beginwoorden het ‘onze vader’ is gaan heten. Dit gebed doorbreekt alle grenzen. Uit een opname van een kerkdienst uit Zambia haalden wij probleemloos dit gebed, nog voor wij ons de lokale Afrikaanse taal eigen hadden gemaakt. Ik vind het nog altijd ontroerend om te weten dat dit gebed op duizenden kilometers afstand gebeden wordt – het schept een band, het maakt gemeenschap.
Dit gebed heb ik al vele malen gebeden rond een sterfbed, als de stervende geen andere woorden meer tot zijn beschikking heeft, en als de kinderen in ieder geval dít gebed nog kennen.
‘leer ons bidden’ Wát leert Jezus? Het gaat, denk ik, niet zo zeer om de tekst letterlijk te herhalen, maar vooral om een oriëntatie op God. Jezus’ omgang met God die hij Vader noemt is een omgang gekenmerkt door openheid en ontvankelijkheid. Met dit gebed nodigt hij zijn leerlingen uit om God te zien als vader, èn dat de leerlingen zichzelf dus zien als zijn kinderen, kinderen van God. Jezus leeft uit en met God de vader, weet zich in alles afhankelijk van God. Dit draagt hij over op zijn leerlingen en zo vormt zich een nieuwe gemeenschap van mensen die in deze geest leven en bidden.
‘leer ons bidden’ Leer ons dat we ons toe durven te vertrouwen aan de liefde, de barmhartigheid en de zorgzaamheid van deze God, ten behoeve van zijn koninkrijk. Alleen God kan de kwade machten keren en zijn heerschappij vestigen. Wie daar ook naar verlangt, anticipeert daarop door dat nieuwe leven, dat nieuwe koninkrijk nu al te leven.
‘leer ons bidden’ Ik licht er vandaag de vierde bede uit. Met de bede ‘geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben’ begint de tweede helft van het Onze Vader. Na uw naam, uw koninkrijk en uw wil, dat is allemaal Gods bedoeling, dat is het koninkrijk van God, is het driemaal ons, wij worden uitgenodigd om aan die bedoeling deel te gaan nemen: ons brood, onze schuld en breng ons niet in beproeving.
De bede om het brood is, net als de volgende beden, een toespitsing van het kader: Gods naam, Gods koninkrijk en zijn wil. Het bidden van het Onze Vader is oriëntatie op het koninkrijk van God. Het gaat over een situatie van recht en gerechtigheid in het hier en nu, èn wat we nog verwachten.
In de bede om ‘ons brood’ wordt onze afhankelijkheid van de aarde duidelijk. Als schepselen hebben wij het brood en de andere aardse gaven broodnodig om te leven. Het brood symboliseert de aarde in haar onmisbaarheid voor ons. Deze bede attendeert ons ook op onze kwetsbaarheid: kan de aarde ons morgen ook voeden? Durven we erop te vertrouwen dat God de gewassen voor ons doet laten groeien? Of is dat teveel gevraagd? En, wat is onze bijdrage om dat groeien ook daadwerkelijk medemogelijk te maken? Of vernietigen en vervuilen we juist dat waar we zo afhankelijk van zijn?
Zambiaanse theologiestudenten dachten bij deze bede aan dit: Voorzie ons van wat wij dagelijks nodig hebben om te kunnen leven. Wat ons voornaamste voedsel ook is: brood, maïspap of rijst. Maak dat wij geen honger hebben,en geen bedelaar hoeven te worden.
Het brood komt ons niet toe in de zin van ‘er recht op hebben’, maar is een kwestie van ontvangen, in genade. We bidden om ‘ons brood’ en niet om dat van mij. Aan iedereen als een wereldwijde familie wordt brood gegund. Het is zonde als dat niet gebeurt. Het besef van ‘ons brood’ slaat eveneens op onszelf terug. Als we dit uitspreken, wat bidden we dan? Wat doen we dan concreet aan de realisering van een andere samenleving, wereldwijd, met brood voor iedereen? Wat betekent het werkelijk als een Zambiaan bidt ‘dat we geen bedelaar hoeven te worden?’ Dát zou pas echt de concretisering van het Gods rijk zijn! Wie deze bede bidt, mag zijn ogen niet sluiten voor de achterliggende oorzaken van de kredietcrisis, waar exorbitante bonussen en onverantwoord handelen mede oorzaak zijn, waar hebben, houden en graaien tot norm verheven zijn.
In deze bede gaat het overigens om meer dan letterlijk brood alleen. Het zijn de basale levensbehoeften van brood, boter en buren, zoals Luther plastisch samenvat. Het gaat over het leven, van ons en van de ander, om het levensonderhoud en de leefomstandigheden. Je hebt wellicht brood in overvloed, maar als je buren je het leven zuur maken, is dat dan leven? Niemand zal toch ontkennen dat hij ook graag beleg op zijn brood wil? Luther accentueert de dubbele kant: je bidt om ‘ons brood’ om het te ontvangen èn ervan te genieten. Ook bid je om alles weg te nemen dat dit ontvangen en genieten zou kunnen belemmeren. Zo kan ik de voedselbanken wel plaatsen in het kader van deze bede. Het gaat om de herverdeling van het voedsel èn tegelijkertijd klinkt er een protest tegen de instandhouding van deze mensonterende situatie.
Nog een keer de Zambiaanse theologiestudenten: ‘we denken niet alleen aan letterlijk voedsel: Laat ons Uw woord kennen en begrijpen, en geef ons de wil en mogelijkheid om het in ons leven toe te passen.”
‘leer ons bidden’ Leer ons dat we afhankelijk zijn van God, om niet ten prooi te vallen aan het kwaad, aan onverschilligheid – dat is pas zonde! Zonde van ons leven. Leer ons bidden, en leer ons deel te nemen in de koesterende relatie met God die Jezus vader noemt.
Leer ons bidden.
Amen