31 maart 2013
Gemeente van de verrezen Heer!
‘Welke afbeelding verbeeldt voor jou Pasen’ was de vraag die ik afgelopen maandag in de voorbereidingsgroep stelde. De deelnemers konden kiezen uit kaarten uit mijn grote verzameling.
Hier ziet u drie collages.
Dia 1
Wat mij opvalt in de afbeeldingen is het contrast tussen licht en donker, een pad vanuit het donker naar het licht, de steen die los ligt en niet meer het graf afsluit,
Dia 2
het kruis, onder andere uit Taizé met de harten aan de uiteinden, mensen die met iemand oplopen, twee aan twee, het altaar uit de kerk in Chapaize, nabij Taizé met de tekst ‘hij is hier niet, hij is opgestaan’, de troost van de omarming: dat alle tranen afgewist zullen worden
dia 3
en de kleurige schilderijen van Vincent van Gogh met de grote zon: de opwekking van Lazarus en de zaaier: nieuw leven, leven opnieuw.
Pasen, dat is leven, je gedragen weten in het donker, licht dat de duisternis overwonnen heeft, nieuw leven, leven opnieuw, niet meer alleen, het lijden overwonnen door de liefde. Zover de impressie van afgelopen maandag.
Wat vertellen de schriftlezingen ons over Pasen?
We hoorden de bijna-laatste woorden van David. We hebben de afgelopen weken met koning David opgetrokken, de nieuwe gezalfde koning die af en toe behoorlijk ‘uit de bocht vloog’ door een vrouw van een ander te nemen voor eigen gerief, door de cirkel van eer- en bloedwraak niet uit eigen initiatief te doorbreken. Tóch is deze David koning bij de gratie Gods gebleven en nu zingt hij dit lied. Het zijn – als ik eerlijk ben – grote woorden, ze klinken groots en haast té triomfantelijk uit Davids mond. ‘David, jij met jouw geschiedenis, had het iets minder gekund, iets bescheidener wellicht?’
De woorden zijn groots en zo moet het ook zijn. In deze overdrijving klinkt de werkelijkheid van God. Zo groots is de werkelijkheid van God! David vergeven? Wij blijven ‘m een charlatan vinden, diep in ons hart, toch? Vergeven, ja graag! Maar geldt dat ook voor David?
God bevrijdt, baant een weg, zingt David. Maar zeg nu eens eerlijk: hoe serieus nemen we de bevrijding die de Heer aan zijn volk schenkt, en waartoe Hij ook ons oproept om deze daden te gedenken en te doen? De realiteit laat niet zoveel bevrijding zien, toch?
Grote woorden, té grote woorden, onbevattelijk? Of zijn het woorden die ons vertrouwen waard zijn: vergeven en gedenken zoals God daarin ruimhartig is,zoals God ons voorhoudt en voordoet. Dan wordt het verkondiging: leven vanuit de vreugde van Gods goedheid word jij op jouw beurt ook een bron van vreugde, het leven opnieuw!
Pasen, opstanding, de dood overwonnen, té grote woorden? Of ongeloof? De opstanding is vandaag de dag nauwelijks uit te leggen. Passie, dat lukt nog wel: Bachs Matteus Passie trekt volle zalen, maar bij Pasen zie ik de muziekliefhebbers niet terug. Gelovige, ongelovige, iedereen wordt geraakt door het verhaal van trouw en verraad, verdriet en berouw, het drama van de rechtvaardige en zachtmoedige Jezus, die sterft aan het kruis ‘Rust in vrede, rust zacht’ Dat verklaart, denk ik, ook het succes van ‘The Passion’ afgelopen donderdag in Den Haag.
Maar ‘de Heer is waarlijk opgestaan’ wordt velen te machtig. Ik snap het wel. Er zijn momenten waarop ik de paasjubel zelf nauwelijks over mijn lippen krijg: te vreemd en weerbarstig, te groot. Niet te geloven…
Maria van Magdala gaat ons voor. In het vroege donker ziet ze dat de steen is weggerold. “Zij, de anderen, hebben de Heer weggenomen en we weten niet waar ze hem hebben neergelegd.” De anderen hebben ons nu ook zijn lichaam afgenomen. Een voor de hand liggende maatregel. Graven van martelaren zijn altijd bron van nieuw verzet, plekken van pelgrimage. Je kunt de martelaar maar beter definitief laten verdwijnen en zijn naam wegschrijven uit de geschiedenisboeken. Wel zo veilig…
De twee mannelijke leerlingen – door Maria gealarmeerd – zijn – bij het graf – getuige van wat Maria gezegd heeft en ze geloven haar. Ze geloven dat hij is weggenomen. Ze gaan weer naar huis. Alsnog een punt achter het verhaal. Drie mensen zien dat nu ook het laatste dat ze van Jezus hadden – zijn lichaam – is weggenomen.
Maria blijft alleen achter bij het lege graf. Maria blijft huilen en zowel tegen de engelen als tegen die onbekende man herhaalt ze wat ze ook tegen de twee leerlingen heeft gezegd: ‘Ze hebben mijn heer weggenomen.’ Ze is zo bevangen door verdriet dat ze niets anders kan zeggen, dat ze de lichtende boden van God niet ziet. Ze ziet niets bekends.
Ze is wanhopig op zoek naar Jezus. Zij blijft zoeken. Ze blijft zoeken zoals de moeders en de grootmoeders van vermiste kinderen – vaak tegen beter weten in – blijven zoeken naar hun kinderen en vrouwen naar hun vermiste mannen. Maria geeft niet op.
Dan roept die vreemde: ‘Maria, Mariam, Mirjam.’ Hij roept haar bij haar eigen naam. De Opgestane doet wat hij vanaf het begin doet: hij roept mensen. De schapen kennen de stem van de goede herder. Dan roept zij: Rabboeni, mijn leermeester.
De tekst suggereert dat ze Jezus wil omarmen, vast wil houden. Jezus draait haar als het ware om:
‘Klamp je niet vast aan mij, maar getuig van mij.’ De situatie is niet meer zoals deze voorheen was. Die situatie kun je niet vasthouden.
Jezus zendt Maria. Maria zag engelen, boden van God, in het graf. Nu zegt Jezus: ‘Nu moet jij gaan getuigen. Nu moet jij doen wat de engelen doen. Vertel dat ik opga naar mijn vader en jullie vader,
naar mijn God en naar jullie God. Boodschap dat de dood me niet heeft kunnen houden. De rouwende vrouw in het zwart wordt op Paasmorgen tot een bode in het wit gemaakt. Zij wordt de apostel van de apostelen. Zij ontvangt de opdracht om te verkondigen.
Grote woorden, de paasjubel: De Heer is waarlijk opgestaan!
Uitleggen kan ik het niet. Ik wil wel delen waarom voor mij Passie en Pasen bij elkaar horen, en het dus geen té grote woorden zijn. Verdriet en onrecht tekenen het leven van veel mensen. Geweld en armoede onteren de wereld. In zijn lijden en sterven staat Jezus naast hen die lijden en sterven op aarde. Maar hij is meer dan één van ons. Jezus wilde mensen heel maken en tot God brengen. Hij vertelde het verhaal van het Koninkrijk, waar alle tranen gedroogd en alle monden gevoed zijn.
Pasen betekent voor mij dat het Koninkrijk geen mislukt project is, en ook geen onmogelijk project,
maar een beweging die doorgaat, omdat wij Jezus hebben leren kennen als de Levende, de Opgestane. Zonder dat ongelofelijke verhaal van de opstanding zou ik geen hoop hebben dat het ooit nog goed komt met u en mij en deze wereld. Grote woorden, helemaal waar, voor minder doe ik ’t vandaag niet!
Nu zie ik – soms even – iets van dat Koninkrijk oplichten in de goedheid van mensen en vrede op aarde. In die hoop wil ik leven en liefhebben, bidden en werken, het koninkrijk tegemoet. En zingen: de Heer is waarlijk opgestaan. Halleluja.