Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

9 januari 2011

 

Gemeente van Jezus Christus,

Eergister bracht ik mijn
schoonzus en haar vriend naar het station,
op weg naar Schiphol.
Ze gaan emigreren, naar Noorwegen,
en hebben afgelopen december
als overbrugging tussen twee huizen
een maand bij ons gelogeerd.
Op de Buhrmannlaan.

In de afgelopen jaren zijn zij niet alleen familie geweest,
maar ook hele goede vrienden geworden.
Mensen bij wie je jezelf kunt zijn,
tegen wie je dingen kunt zeggen.
Eerlijk gezegd, kan ik ze eigenlijk helemaal niet missen.
Met een enorme brok in mijn keel
zag ik ze gaan, eergister,
door de schuifdeuren van Weesp centraal.

Toen ik thuiskwam, zag ik de twee kamers waar
al hun spullen tot voor kort hadden gestaan.
Die waren nu helemaal leeg.
Het maakte me verdrietig,
en ik wist even niet wat ik moest doen.
Eigenlijk wilde ik de hele verdere dag helemaal niets doen.
Ik had niet eens zin om deze preek te gaan schrijven.
Ik besloot te gaan zitten, midden in een van die lege kamers.
En te wachten.
Ik wist niet goed waarop.

Ik dacht, wat is dit toch moeilijk.
Soms loopt het leven zo helemaal niet zoals jij dat wilt.
Dingen gebeuren,
de wereld verandert,
mensen veranderen,
gaan weg,
of je moet zelf, om wat voor reden dan ook,
afscheid nemen.

Terwijl ik daar zat, in die lege kamer,
voelde plotseling niet alleen die kamer leeg,
maar ook ikzelf.
Misschien was het juist omdat ik eventjes zat,
dat ik dat voelde.
een soort uithollend gevoel dat bezit van je neemt.

Het is soms net alsof één enkele ervaring,
als je er even voor gaat zitten,
een sneeuwbaleffect heeft.
Alsof het een wandelrondje maakt
in je ziel,
en eerdere ervaringen mee op sleeptouw neemt,
naar boven brengt.
Een huwelijk dat stukliep,
een kind dat geen contact meer wil.
De liefde een moeder of vader die je nodig had,
maar die je nooit kreeg.

Daarom willen we niet zitten,
nee, we willen er niet in blijven hangen.
Hup in de benen!
In een reflex duwen we alles weer naar beneden.

Een reflex is onbewust.
Heel veel nadenken is mijn reflex,
dan denk ik dat dingen goed komen,
als ik er maar hard genoeg over nadenk,
en blijf ik dus in mijn hoofd, terwijl gevoel
zich ergens hier (wijs aan) aan het uitbreiden is.

Iedereen heeft een eigen reflex.
Heel veel werken kan ook een manier zijn.
Lange dagen, gevuld met andere dingen,
of dingen van anderen,
zodat je nergens aan hoeft te denken,
totdat je thuiskomt.

En eten, is er ook één.
Onbewust misschien, eerst.
Een, twee, nog een,
een hele zak.
Je vult je lichaam,
maar het raakt maar niet verzadigd.
Je lichaam lijkt een bodemloze put,
aan het eind voel je je een beetje misselijk,
maar je bent niet van de leegte af.

Een reflex is onbewust, totdat je het plotseling beseft:
Ik eet, niet omdat ik dat eten zo lekker vind, maar om
niet te hoeven voelen.
Om te kunnen vergeten.

Wat zou er gebeuren als je wel eventjes de tijd hebt,
om even te gaan zitten,
en stil te staan bij je leven,
bij wat je bezighoudt.
Eigenlijk…, zoals nu. Hier.
Hoe zit je hier, waar denk je aan?
Is deze plek, dit uur van rust en ruimte,
veilig genoeg om tegen onbewuste
reflexen in te gaan?

Is het misschien zo dat onze strategieën,
onze onbewuste of bewuste reflexen, om door te gaan met het leven,
niet te hoeven voelen, niet te herinneren,
ons eigenlijk in de weg zitten?
Het lijkt wel alsof we alleen zó verder kunnen.
Omdat we anders ten onder gaan,
verschrompelen onder te veel gevoel,
worden als een dor en levenloos bolletje.
Maar ik denk dat het omgekeerd is.
Dat we het leven weghouden,
als we blijven wegduwen
dat wat onder de oppervlakte zit.

Straks vieren we een maaltijd.
Maar we nemen dit eten tot ons,
niet om te vergeten,
maar juist om te herinneren.
Het zwaartepunt van deze dienst, of misschien
beter gezegd het lichtpunt,
ligt vandaag niet bij deze preek,
maar juist bij wat er straks gaat gebeuren
daar bij die maaltijd.

Als we naar voren komen
is er die ruimte.
Om stil te staan en te herinneren.
Het verdriet,
maar ook de vreugde, de liefde
die we voelen, komen met ons mee naar voren.
En met het eten en drinken,
vouwt zich langzaam een groter verhaal
om jouw verhaal heen.

Want je ziet meer mensen gaan,
je hoort en voelt het schuifelen van de ander,
Ook zij nemen het brood en drinken de wijn.
Het verhaal van al die mensen vouwt zich om jou heen.
Dan ben je een gemeenschap met elkaar.
Je bent niet alleen.

En met ons eten en drinken,
vallen wij samen met een nog groter verhaal,
Het verhaal van God die met mensen gaat.
Dat verhaal waarin er altijd liefde en brood is,
meer dan genoeg.
Je bent niet alleen.

In het komende uur ontvouwt
zich daar een bolletje,
het gaat langzaam, maar gestaag,
en het komt tot leven.

1 zo’n stukje brood, en 1 zo’ n slok wijn
zijn lang niet genoeg om letterlijk onze maag te vullen.
Daarom is het vieren van het avondmaal
ook meer dan eten alleen,
het is weer tot leven komen.

Amen.