Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

9 oktober 2022

Gemeente van Jezus Christus, lieve mensen,
Hoeveel mensen vandaag de dag zullen zich niet herkennen in de situatie van de tien zieken die we vandaag in het verhaal ontmoeten? Hoeveel mensen hebben er niet het gevoel met een denkbeeldige fietsbel over straat te gaan: Pas op, hier ben ik. Kijk uit, wie weet ben ik wel gevaarlijk (in jullie ogen).
Nu de coronacijfers weer toenemen zie je meer en meer mondkapjes, voel je de afstand weer toenemen. Toen ik afgelopen week in het Naarderheem was viel het me opeens op. Hoe noodzakelijk ook het doet toch wat met je communicatie en het nabij kunnen zijn.
Voor veel mensen met een ziekte of een handicap is die afstand dagelijkse realiteit. Nagekeken worden op straat. Niet aangekeken worden omdat je in een rolstoel zit en dus lager bent dan de gemiddelde mens. Steeds moeten uitleggen waarom je dit ‘niet even’ kan, omdat je aan de buitenkant niet ziet dat het van binnen niet zo vanzelf gaat.
De ratels mogen we dan afgeschaft hebben, de realiteit is voor veel mensen dat het sociale isolement uit dit verhaal nog steeds pijnlijk herkenbaar is.
De tien mannen over wie we lazen hebben op meerdere manieren pech. Ten eerste lijden ze aan een huidziekte die waarschijnlijk erg pijnlijk moet zijn geweest. Een behandeling zal er niet echt zijn geweest, dus de kans is groot dat er weinig perspectief op genezing was. Ten tweede zal die besmettelijk zijn geweest, waardoor ze niet meer welkom zijn in de stad. Een priester heeft hen het stempel ‘onrein’ gegeven, waardoor niemand ze mag aanraken. Misschien hadden ze ooit wel een gezin, kinderen of vrienden, maar als er nog contact is, zal het niet meer zo zijn als voorheen. Ze mogen niet meedoen aan het maatschappelijke en religieuze leven. Ze staan letterlijk en figuurlijk overal buiten.
Binnen de groep mannen zijn er niet alleen Joden, maar ook Samaritanen. Dat zou in het normale leven onbestaanbaar zijn. De Samaritanen werden als tweederangsburgers beschouwd en ook omgekeerd was er heel wat wantrouwen. Kennelijk ontstaan er wonderlijke allianties door de beroerde situatie waarin deze mannen gedwongen worden te leven.
Op een dag verandert hun leven drastisch. Jezus trekt door het gebied waar zij leven en de groep voelt dat dit hun kans is. Ze gaan naar Jezus toe, blijven op afstand staan en roepen luid: ‘Jezus, meester, ontferm u over ons!’. Geen vraag om genezing, maar een roep zoals die vaker aan God gericht wordt: God zie naar ons om en trek ons lot U aan.
In de Codex Aureus van Echternach, een boek met de 4 evangeliën uit het midden van de 11e eeuw, is deze afbeelding gemaakt. We zien aan de linkerkant een groep mannen, met rode stippen op hun huid, die vanaf een afstand Jezus smeken. Jezus zien we een zegenend gebaar maken naar deze groep mensen. Je ziet de afstand, maar tegelijk zie je ook dat er contact is ondanks de afstand.
Het is nogal een typisch verhaal, want bij een genezingsverhaal zou je een spectaculaire actie van de kant van Jezus verwachten. Dat gebeurt echter helemaal niet. Het eerste en belangrijkste wat Jezus doet in het verhaal is deze groep mensen zien. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar is het zo vaak niet. Want de ander echt zien kost tijd, aandacht en inspanning.
Velen van ons zullen wel een ervaring kunnen noemen hoe goed, hoe heilzaam het was dat iemand jou en je verdriet of zorgen zag. OF wie weet kan je wel een ervaring noemen hoe pijnlijk het was toen dat niet gebeurde. Om het even dichtbij mezelf te houden, voor mij had het veel verschil uitgemaakt als in mijn jeugd mijn gevoel van er net niet bij horen gezien was door anderen dan mijn ouders.

Jezus ziet deze groep mannen die hem tegemoet is gekomen. Kennelijk gebeurt er daar iets tussen hen, want het vervolg is nogal opzienbarend. Jezus zegt hen naar de priester te gaan om zich daar te laten zien. Nu stond er in de wet van Mozes een ritueel waarmee mensen weer rein verklaard konden worden. Als mensen toch van hun huidziekte genazen, dan kon de priester hen weer rein verklaren, zodat ze weer aan het gewone leven konden deelnemen.
Jezus vraagt van deze groep mannen dat ze daarheen op weg gaan, nog voordat er enige verandering heeft plaatsgevonden. Ze zijn niet door hem aangeraakt. Hij heeft geen genezende woorden gesproken. Ze moeten maar gewoon gaan en vertrouwen. Tjonge!

Maar ze doen het!

En ze genezen alle tien!
Hoe het verhaal ook verder gaat, daar verandert niets aan. Hun genezing wordt niet teruggedraaid. En ze doen het maar toch. Op weg gaan in het vertrouwen dat er een verandering zal komen. Dat wordt beloond. Alle tien deze mannen kunnen beginnen aan een nieuwe fase van hun leven.
Voor één van deze mannen verandert het leven nog meer. Daarom is deze afbeelding een tweeluik. Aan de rechterkant zien we opnieuw Jezus, die een zegenend gebaar maakt met rechts en nu strekt hij zijn linkerhand uitnodigend uit. We zien één van de mannen, met een schone huid, zich voor Jezus neerbuigen. De andere negen mannen heeft Jezus de rug toegekeerd en lopen samen het beeld uit.
Maar deze ene naamloze man keert terug en maakt daarmee een innerlijke verandering door. Hij ondervindt niet alleen aan den lijve reiniging en genezing, maar hoort ook woorden van redding. Hij neemt als het ware de uitgestoken hand van Jezus aan.
Het verhaal vertelt hoe hij, nog voor hij bij Jezus terug is, al God looft met luide stem. Eerder heeft hij zijn stem hard laten klinken en om ontferming geroepen. Nu laat hij iedereen weten dat hij die ontferming van God zelf ervaren heeft. Hij keert niet terug om de wonderdoener Jezus te bedanken. Nee, deze man keert terug om God te danken die door Jezus aan het werk gezien heeft.
En het is nog de vreemdeling ook!
Het is niet voor niets dat Lucas de enige evangelist is die dit verhaal verteld. Het woord terugkeren is een lievelingswoord van de evangelist. Van de 35 keer dat het in de Bijbel staat wordt het 32 keer door de schrijver Lucas gebruikt. De meeste keren in een context waarin er iets wezenlijk veranderd is voor de persoon die terugkeert. Zo ook in dit verhaal. Deze mens is veranderd en dat is begonnen met Jezus die hem zag en hem op weg zette.
Daarnaast past het bij Lucas om te benadrukken dat het de vreemdeling is die Jezus herkent en erkent. In het tweede deel van zijn boek, het boek Handelingen der Apostelen, is het Lucas die de goede boodschap de wereld over laat gaan. En in zijn eerste boek wordt die stap al voorbereid. Lucas wil vertellen dat het evangelie van Jezus voor de hele aarde is, voor iedereen, zonder onderscheid. Daar draagt dit verhaal aan bij.
Want deze vreemdeling ziet in Jezus, Gods reddende macht aan het werk. Hij laat zich door Jezus aan zijn hand meenemen naar die nieuwe wereld waarin Gods liefde voor iedereen toegankelijk is. Jezus vraagt niet of de anderen niet zijn teruggekeerd om hem persoonlijk eer te bewijzen. Nee hij vraagt of niemand van hen God eer wilde bewijzen. Het gaat Jezus niet om zijn eigen persoon, maar om de boodschap van zijn Vader. Die komt de grootste eer toe.
Wie zingt er mee met Psalm 113?
Wie roemloos in de modder ligt
wordt door de HEER weer opgericht;
wie arm is zal Hij aanzien geven.
Lof aan de Heer van alle leven!
Voor deze ene mens is het niet een genezingsverhaal geworden, maar een opstandingsverhaal. Tegen hem zegt Jezus de woorden: ‘sta op en ga’. Woorden die aan Paasmorgen doen denken. Sta op, als veranderd mens, doordat je weet dat je door God zelf gezien en geliefd bent. En uit alles blijkt dat Jezus deze woorden ook de andere negen had gegund, maar dat hij die alleen kan spreken als zij zijn uitgestoken hand aannemen.
Dat legt bij ons als gelovigen een vraag neer.
Wat zoeken wij in het geloof?
Zoeken wij wonderen en mirakels?
Het verhaal veroordeelt dat niet,
Maar geeft aan dat er nog veel meer mogelijk is.
Of staan wij toe dat het geloof ons verandert?
Mag het dieper rijken en ingrijpender zijn?
Weten wij ons gezien door de Eeuwige zelf?
Durven wij hem te danken dat hij zich, zo groot als hij is, bekommert om ons kleine leven?
Of vinden wij dat onvoorstelbaar?
De uitnodiging ligt er.
De beweging moeten wij zelf maken.
Of zoals Muus Jacobse het verwoordde in het lied dat in het vorige liedboek stond:
Heer, als wij, melaats van harte,
tot U roepen uit de verte
en Gij zegt: gaat heen, wordt rein,
laat ons als die ene zijn.
Laat de dank in onze monden
woorden vinden voor het wonder.
Laat ons lovend tot U gaan
om wat Gij ons hebt gedaan.
Amen