Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 mei 2022

Lezing uit het Evangelie: Johannes 14:1-21
“Ik laat jullie niet als wezen achter”
In het centrum van Den Haag vlakbij de hofvijver en de gevangenpoort staat de Grote Kerk en is er de Passage het overdekte winkelcentrum. Daar liep een vader met zijn dochtertje van 5. U kent ze wel, die meisjes.
Twee pittige staartjes die eigenwijs de wereld in priemen, stoere laarsjes onder een knalroze jas met een mondje dat niet stil staat en vooral vragen stelt…
Op weg naar de dierenwinkel trekt ze aan zijn mouw wijst naar de hoge toren en ramen van de vroeggotische eeuwenoude kerk, de trots van de stad. ‘Wat is dat voor winkel’, vraagt ze.
‘Dat is geen winkel, dat is een kerk’. ‘Wat is een kerk?’ Hij aarzelt. Wat zal hij haar antwoorden? Als hij zegt: de kerk is het huis van God, of daar woont God, zal ze zeker vragen: ‘Wie is God?’
Maar als ’t ie zegt: de kerk is een gebouw waar mensen komen om te bidden, dan zal ze vragen: ‘Wat is bidden?’
Als hij dan zegt: bidden is praten met God, dan zal ze hem ook vragen: ‘Wie is God?’
Daarom overweegt hij iets anders te zeggen. Iets in de trant van: daar komen mensen om te zingen en om naar de preek te luisteren.
Maar dan zal ze vragen wat een preek is en moet hij het hebben over het woord van God en dan zal ze toch weer vragen: ‘Wie is God?’
Hoe leg je dat uit aan een meisje van 5, van wie de ouders geloof en kerk al lang de rug hebben toegekeerd.
Hij pakt haar hand en duwt tegen de zware deur die op een kier staat. Ze lopen zwijgend naar binnen, schuiven één van de banken in. Ze kijkt met grote ogen om zich heen.
Stil zitten ze daar. Na een tijdje neemt hij haar weer bij de hand en samen lopen ze naar buiten.
Bij de deur vraagt ze zachtjes: ‘Wie woont daar?’ ‘Daar woont God, is zijn antwoord. ‘Dat dacht ik al’, zegt ze…
We lazen uit de afscheidsgesprekken van Jezus en zijn discipelen. Indien iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.
Toen heeft Hij gezegd: Het is goed dat ik wegga. Want er komt iets, er komt iemand door wie dat van mij doorgaat. Maar daarvoor moet ik eerst weg zijn.
Weeszondag wordt deze zondag tussen hemelvaart en pinksteren wel genoemd.
Jezus gaat hen verlaten maar hij laat hen niet alleen. Voor zijn hemelvaart- zo vertelt Johannes- nam hij afscheid en zegt: Ik zal u niet als wezen achterlaten
Een wees is iemand die géén vader en géén moeder meer heeft. Die alle geborgenheid mist.
Terwijl een pasgeboren mens veel afhankelijker is dan de meeste pasgeboren dieren. Hij heeft mensen om zich heen nodig, die hem voeden, beschermen, wegwijs maken, taal leren en bovenal liefde schenken.
Daarom staat er in de bijbel in het oude het eerste testament bovenal te zorgen voor wezen en weduwen.
Vanuit onze vaderlandse kerk werden in de 19de eeuw niet voor niets grote weeshuizen gebouwd.
In de hollandse steden mogen weeshuizen vandaag onder monumentenzorg vallen.
En mag de typische kleding van weeshuiskinderen uit het straatbeeld verdwenen zijn. Beelden van vluchtelingenkampen met al die kinderen achter prikkeldraad laten ons de verweesde
kinderen van vandaag zien.
En vergis je niet, ook in onze samenleving zijn ze er die eigenlijk geen vader of moeder hebben, de kindertelefoon is geen overbodige zaak.
Weeszondag. De vraag naar geborgenheid wordt vandaag gesteld. Naar een bezield verband. Naar de dragende grond onder jouw bestaan. Naar God. Zo hebben de discipelen het ervaren dat ze op zichzelf werden teruggeworpen en zo kunnen wij vandaag in een geseculariseerde wereld het ervaren.
We leven in een wereld waar Jezus in geleefd heeft, maar waar Hij nu niet meer is. Tenminste niet meer zoals Hij er toen was. Je kunt een vliegticket kopen en naar Jeruzalem reizen.
En de olijfberg op gaan langs Gethsemane, langs de weg die Hij gegaan is,
je kunt door de schaapspoort de oude stad binnengaan, langs Bethesda lopen en langs de via dolorosa en je kunt je indenken: hier is het allemaal gebeurd… eeuwen geleden…
maar Hem vind je er niet meer. Hooguit vind je bijna overal waar Hij geweest is: kerken. De één nog indrukwekkender dan de ander.
Als grote en kleine bewaardozen.
Neen, een reis naar Israël vandaag geeft je het geloof niet, het doet je wel wat, het doet wat met het geloof dat je hebt.
Wat geschreven staat in Oud en Nieuw testament wordt tastbaar en zichtbaar. Daar heeft Jezus het dus gezegd vóór Hij op de top van de Olijfberg omhoog ging, daar was die wolk die hem aan het zicht onttrok toen hij naar zijn Vader ging.
Horen we het goed! Ik zal jullie NIET als wezen achterlaten.
Deze wereld is NIET een van God verlaten wereld.
Jezus is niet echt weg. Zo zegt Johannes het in zijn evangelie. De vierde evangelieschrijver vat alles samen:
Goede vrijdag en Pasen en Hemelvaart en Pinksteren. In een hoofdstukken-lang afscheid. En hij zegt daarvan: Jezus heengaan dat is geen definitief afscheid.
Rutger Kopland schreef de dichtregels
Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht op je, want je bent er nog. Niemand neemt afscheid, want je gaat niet weg.
Zo kan het gaan in ons leven:
als we afscheid nemen kan de aanwezigheid van degene die gaat, des te sterker voelbaar zijn.
Iemand vertelde eens dat hij in de tijd dat hij rouwde om zijn gestorven geliefde, haar vaak zomaar zag. Niet op een vreemde, buitenaardse manier, maar in gewone alledaagse dingen en mensen.
Hij zag haar in een beweging van iemand op straat, een losjes omgehangen shawl in een etalage, een gebaar van een onbekende bij de kassa van de supermarkt.
Het verwarde hem, troost en verdriet liepen door elkaar heen: ze was er en ze was er niet; en toch deed het hem goed in die moeilijke tijd.
Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Hij gaat hen verlaten maar hij laat hen niet alleen.
Voor Hij op de top van de olijfberg inging in de heerlijkheid van zijn vader heeft hij het gezegd.
Gij zult mijn getuigen zijn. En Ik ben met u alle dagen tot de voleinding. En als er één woord is dat ons bemoedigt,
juist vandaag in een wereld en in een land waar nog nooit zoveel mensen geleefd hebben maar waar tegelijk nog nooit zovelen alleen zijn. Een kleine 40% van de huishoudens in ons land is single. Las ik in de krant.
En dan moet je wel een eigen netwerk hebben als je ziek wordt of moet revalideren en zelf geen boodschappen kunt doen.
In een maatschappij zoals onze westerse maatschappij waar nog nooit zoveel zorg-instanties en zoveel hulpverleningsinstellingen actief zijn geweest.
Maar waar tegelijk nog nooit zoveel eenzaamheid was, zoveel mensen teruggeworpen werden op zichzelf. En dat in deze dagen met name jongeren de gevolgen van de lockdown met al zijn beperkingen aan het verwerken zijn. In die wereld van ons is daar die belofte.
Dat geheim van weggaan en toch blijven. Het is beter dat ik ga, zegt Jezus, want als ik niet ga, zal de trooster de helper niet bij jullie komen. Als Jezus was gebleven, was het niks geworden.
Zonder de Geest blijft het geloof iets statisch, iets van ooit en toen, iets wat je misschien hoogstens van huis uit hebt meegekregen. Soms is het onvolgroeid gebleven, een vaag verlangen, een verre hunkering.
Daarom is het goed dat ik ga, klinkt het.
Zodat je volwassen wordt, om in mijn Geest zelf te kunnen onderscheiden waar het op aan komt, om verantwoordelijk en als het moet weerbaar te worden.
Jezus gaat, en maakt voor ons ruimte om in zijn Geest op een volwassen manier te leven met God en met elkaar.
En juist in die Geestkracht blijft hij de levende die onder ons vertoeft.
Zijn weggaan is bij uitstek een soort van blijven. Hij geeft het stokje aan ons door, maar het is wel zijn stokje, dat ons leven zin geeft en samenhang.
Dat is waar Jezus zijn vrienden op voorbereidt: hij moet gaan, zodat zijn gedachtegoed blijft en het het onze wordt.
Het is in jullie belang dat ik ga.
Je wilt het niet, maar het is beter.
Het is beter wanneer de leraar zich, als zijn leerling eenmaal volwassen is, terugtrekt en zegt: nu moet je op eigen benen staan. Nu moet je me niet naspelen, maar zo spelen dat het jouw muziek is die klinkt.
Nu ben jij aan de beurt. Dat van Hem gaat door in mensen.
Hij heeft ons niet als wezen achtergelaten.
Waar het woord gehoord wordt. Daar rijst de gestalte van Jezus op. Daar staat Hij ons levend voor ogen.
Ik heb de bijbel leren kennen, zegt Oepke Noordmans ergens, niet als een palimpsest een oud document, maar viva voce met levende stem, als mijn vader eruit voorlas aan tafel.
De schoot der vroomheid noemt Noordmans het als hij aan thuis denkt, de grote friese boerderij in Oosterend. Het gezin waarin je leert geloven.
De huiskerk, waarin je je vader uit de bijbel hoort lezen en je moeder je leert bidden. “Ik ga slapen ik ben moe” en “Here zegen deze spijze”.
En die verhalen uit de bijbel dat is een fundament in je leven, een verstaans-kader, dat onvervangbaar is.
Door zijn Woord en Geest woont Hij onder ons. Zijn missie gaat door. Neen… Marsman heeft geen gelijk met zijn “Ik sta alleen, geen God geen maatschappij, die mijn bestaan betrekt in een bezield verband”.
Dat bezielde verband is er. De kerk der eeuwen.
God gaat bij de mensen wonen.
Bij de deur vraagt ze zachtjes: ‘Wie woont daar?’ ‘Daar woont God, is zijn antwoord. ‘Dat dacht ik al’, zei ze…
Bezaaid met kerken is ons werelddeel. In godshuizen en gasthuizen krijgt het gestalte.
Maar God woont niet alleen bij mensen. Hij komt in jullie wonen en zal in jullie blijven.
Dat van Jezus gaat door Dat verandert jou. Je wordt snaar op zijn instrument. Daar gebeurt het vandaag, in een gesprek dat je verder helpt in een hand die uitgestoken wordt. Daar worden mensen de woorden, waar God zijn verhaal mee vertelt.
Neen wij zien Hem niet meer met onze lijflijke ogen en toch zien wij Hem. “Gij zult mij zien”- zegt Jezus bij zijn afscheid. Nu al. En Straks
Van aangezicht tot aangezicht. De dag dat wij Hem in de ogen zien. Hoe ras of traag de tijd verdwijnt,
die dag zal zeker komen.
Dan verstillen al onze vragen. Dan zijn we geen wezen meer. Dan is er die kerk der eeuwen. Dan zullen we ze weerzien, allen die ons vooruit zijn gegaan. En Jezus voorop.
Dan knielen we voor zijn zetel neer. Amen.