Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 januari 2007 – 4e zondag na Epifanie

ds. Alida Groeneveld
Lezingen:
Jeremia 1: 4-10
Lucas 4: 14-30

AANVAARDING EN VERWERPING

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het had zo mooi kunnen zijn, terug in je vaderstad, in de synagoge lezen en leren. Spannend en tegelijkertijd een gevoel van thuiskomen en thuis zijn. Iedere predikant die voorgaat in de kerk van haar of zijn ouders, daar waar je zelf bent opgegroeid, heeft er nog al eens een ambivalent gevoel bij.
Vereerd, maar ook, zoals mijn eigen ervaring is, reacties in de trant van ‘ik heb je nog als klein meisje op schoot gehad’, ‘je bent niets veranderd vergeleken met vroeger’. Me dunkt dat de waarheid toch wel iets anders is. En het roept bij mij de vraag op: ‘word ik wel serieus genomen als ik nog steeds gezien word met een rokje en kniekousen?’

Zo gezegd, met deze snelle associatie, zou het Jezus vergaan zijn bij zijn bezoek aan Nazareth, zijn vaderstad. Maar zo gewoon is het niet, en mooi is het al helemaal niet. Wat hier in Nazareth gebeurt,
is programmatisch voor het hele optreden van Jezus. De gebeurtenissen in de synagoge van Nazareth vertellen ons iets wezenlijks over Jezus. We zijn nog maar aan het begin van het evangelie van Lucas. We hoorden van de geboorte van Johannes de Doper, en van Jezus, teksten die overbekend zijn en ons de afgelopen adventsperiode begeleid hebben. Jezus is gedoopt, door Johannes de Doper en onmiddellijk daarna wordt Jezus door de duivel op de proef gesteld, in de woestijn. Dat evangelie hebben we nog te goed, over 4 weken, bij aanvang van de veertigdagentijd.
In deze opeenvolging van verhalen moeten we het evangelie van vanmorgen wel zien en verstaan.
Lucas heeft het niet voor niets in deze volgorde gezet.

De sleutel is het eerste vers van vanmorgen: ‘Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug in Galilea’ (NBV Lc.4,14). De tegenmachten, de tegenkrachten die Jezus in de woestijn op z’n nek zaten, hebben het onderspit gedolven. In Jezus werkt de Geest van God op volle kracht, om te beginnen in Galilea.

In de verhalen van de geboorte en de doop wordt ons verteld hoe het met Gods geestkracht zo gekomen is  – het komt allemaal niet uit de lucht vallen. De Geest van God is het fundament onder Jezus’ optreden en zo dienen Jezus’ leerlingen hem ook te verstaan.

Nazareth in Galilea: aanvaarding en verwerping ineen. Eerst de aanvaarding. Aanvaarding: zijn faam gaat hem al vooruit! Als een lopend vuurtje gaan de berichten over zijn onderwijs door heel Galilea. Iedereen is diep onder de indruk. Wat mooi dat Jezus dan ook in zijn vaderstad, Nazareth, in de synagoge leest en leert.

De synagoge is het hart van Israël, voor als je ver verwijderd bent van de tempel in Jeruzalem,
en vooral toen de tempel in Jeruzalem er niet meer was. De synagoge voldoet als bijna volwaardige vervanging van de tempel. In de synagoge werd de Schrift bestudeerd, werd gebeden en gezocht naar Gods wil voor het dagelijks leven. De synagoge is dé plek bij uitstek voor de ontmoeting tussen God en zijn volk. Jezus zoekt dus de plaats op waar het hart van Israël klopt. Logisch, geboren en getogen in de godsdienstige traditie van zijn volk gaat Jezus naar de synagoge, eigenlijk te gewoon om te vermelden.

Niets bijzonders: naar de synagoge, en ook nog op de sabbat. Jezus gaat naar de plaats waar de omgang met God gezocht en beleefd wordt, en ook op de tijd die daarvoor wekelijks vrijgemaakt wordt. De zevende dag van de week is voor Israël apart gezet, geheiligd, als een dag die van God is en als geschenk aan de mens gegeven.

Jezus in de kracht van de Geest, neemt volledig het initiatief. Hij staat op om de vaste lezing uit de Tora te verrichten, gevolgd door die van de profeten – die wordt ‘haftara’ genoemd en becommentarieert de lezing uit de Tora. Iedere man die bar-mitsa heeft gedaan, mag dat doen, zo ook Jezus, niets bijzonders dus. Lucas noteerde voor ons slechts de haftara. Jezus leest uit de rol van de profeet Jesaja. Jezus’ missie begint met de zalving door de Geest, zo leest hij uit Jesaja, en vervolgens volgt in één adem door zijn missie: er is goed nieuws voor de armen. In de verkondiging aan de armen voltrekt zich Jezus’ opdracht.
Er is sprake van een beslissende en essentiële verandering in de situatie van de armen. Daartoe is Jezus gedoopt, de Geest is de vooronderstelling van zijn messiaanse optreden. Met deze zalving van de Geest overtreft Jezus zijn voorloper en wegbereider Johannes de Doper. We horen het terug in zijn naam: Jezus Messias, of Jezus Christus – al zijn we dat vaak vergeten en is Christus meer een achternaam dan een titel geworden. Messias, Christus, Gezalfde, gezalfd met het oog op zijn taak.

Gezalfd, je hebt een volmacht gekregen om je missie ook daadwerkelijk uit te voeren.

Wat is die missie dan? Goed nieuws voor de armen. De armen worden in het bijzonder genoemd:
juist zij zijn voorwerp van Gods genade  – en dat is totaal anders dat een vrijblijvende liefdadigheid.
Arm gedwongen door economische omstandigheden, of het is zo gelopen in het leven. Dus niet uitsluitend iemand die niets in materiele zin heeft. Arme is een verzamelnaam voor een buitenstaander, een outsider, iemand die niet volop sociaal en religieus kon meedoen met het volk. Dus niet om excentriek te doen, een eigen vrije keuze. De armen zijn aangewezen op de zorg van God, omdat ze de zorg van hun medemensen vanwege hun gemarginaliseerde bestaan niet hoeven te verwachten. Wie bij de mensen geen verhaal krijgt, kan het wel van God verwachten.

Het begrip ‘arme’ ontwikkelt zich tot een open houding ten aanzien van Gods zorg en de nood van de naaste. Dus open naar het koningschap van God die gerechtigheid en heil voor allen inhoudt. Het citaat van de profeet Jesaja loopt uit op het feestelijk uitroepen van het genadejaar van God, het jubeljaar. Dát is het doel van de missie van Jezus. Voor God is het een aangenaam jaar, omdat heling en bevrijding gerealiseerd zijn.

Tot nu toe heeft Jezus slechts uit de rol van Jesaja gelezen. Hij gaat zitten om te onderwijzen en zijn gehoor wacht spanningsvol af: nu gaat het beginnen! ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan’ (NBV Lc.4,21). Heden, vandaag nu! Vandaag gaat het gebeuren waar de Schrift van bruist en spettert, in alle toonaarden over spreekt, zingt, danst en droomt. Alle zintuigen, de totale mens wordt gemobiliseerd en in het bijzonder de oren.. De tijd van helen en heil begint in je oren! Wie op afstand blijft staan, sceptisch kijkt ‘het zal wel’, hoort niets. In en door het horen naar Jezus laten mensen zich met Hem in en worden zij betrokken in de vernieuwing. Zó wordt Jezus’ missie voltrokken en niet door een mirakel of een truc. Met ‘in je oren’ verwijst Lucas naar het ‘sjema Israel’ (Dt. 6,4) het ‘hoor Israël’, de grootste oproep van God aan de mens gedaan.

De reactie van ‘allen’ is positief. Gods woorden van genade trekken op uit zijn mond, ze gaan Jezus als het ware vooruit. Jezus’ woorden roepen verwondering op, die aanvaard wordt. Het is Gods kracht die mensen ervoeren in Jezus’ woorden. Dat is mooi en bijzonder, en tegelijkertijd ook roept het vragen op. ‘Is Jezus niet die van de timmerman?’ (Lc. 4,22)

Na de eerste ronde van de godsdienstige gewoonte waarin Jezus zich voegt, en de tweede ronde van aanvaarding en openheid voor Jezus’ boodschap, is er de derde ronde. In deze 3e en laatste ronde vindt de verwerping plaats, de stemming slaat plotseling helemaal om. Jezus legt met het spreekwoord ‘dokter genees jezelf’ (Lc.4, 23) de verborgen veronderstellingen van zijn gehoor bloot.
Wie pretendeert arts te zijn, moet dat eerst maar aan zichzelf bewijzen. Woorden zijn mooi, maar pas als we de bijbehorende daden zien…

Zijn gehoor kende hem ‘Jezus, zoon van Jozef de Timmerman’ en ze zouden zich kunnen storen aan zijn pretentieuze woorden. Je kunt je positie waar maken door hier in Nazareth, je vaderstad, te doen wat we over je hebben gehoord vanuit Kafarnaum. Jezus, legitimeer jezelf met een wonderdaad!

Jezus doet dat nu net niet. Hij wil dat zijn machtsdaden voluit voor zichzelf spreken en dat ze zodanig gehoord en verstaan worden, dat mensen zich gaan toevertrouwen aan God die ze mogelijk maakt. Het gaat nooit en te nimmer om bewijzen. Die zijn niet mogelijk, die zijn ook niet gewenst, omdat God de vrijheid van mensen respecteert. Dé machtswoorden zijn aanschouwelijke beelden van het heilzame karakter van het Koningschap van God. Nee, geen oplossing met een mirakel.

Jezus constateert dan ook dat een profeet zelden gewaardeerd wordt in eigen land. Het beeld van de lijdende profeet past typisch nu bij Jezus. Het wordt nog eens verduidelijkt met Elia en Elisa. Elia benadrukt de missie van Jezus, Elisa staat voor het aspect van de heling en genezing. God zendt zijn profeten, geeft zijn volmacht en laat het werken daar waar de profeet nodig is  èn waar hij bereidwillig ontvangen wordt, anders gaat de profeet verder…
Niemand, maar dan ook niemand kan een exclusieve aanspraak maken op het heil van God.
God zelf staat voor de behoeftigen in, verbeeld in de weduwe van Sarphat en Naaman de melaatse.
Met dat deze twee het heil van Godswege ontvangen, gebeurt er niets negatiefs ten opzichte van Israël, maar zou de relatie van Israel verbeterd kunnen worden. Herstel van de verstoorde relaties – ook dat hoort bij het jubeljaar.

Verwerping, en ook dat weer totaal, net als bij de aanvaarding in eerste instantie. Bijna volgt een lynchpartij in de synagoge. Vervuld met de Geest is omgeslagen is nu de geest van toorn, met de dreiging van een executie van deze valse profeet. Waar komt die woede vandaan? Waarom toch die onaanvaardbaarheid van Jezus’ woorden? Jezus zoekt het gesprek nu niet. Niet alles kan onmiddellijk uitgesproken worden, en rechtgezet. Jezus vertrekt, niet stiekem, maar met opgeheven hoofd, als een koning. Zo laat hij zijn macht zien – in de kracht van de Geest , en maakt daarmee tegelijkertijd ruimte voor de macht van God, en daarmee voor de arme die door God aangezien is en opgericht wordt. Dát is het messiaanse programma, de missie van de Gezalfde die Jezus heet: de Heer die redt.

Onaangenaam klinkt het als er gezegd wordt: ‘Wie bij de mensen geen verhaal krijgt, kan het wel van God verwachten.’ Zou het waar kunnen zijn en waar kunnen worden, dat wij die naar Christus heten,
het toch nog eens proberen? Om ons deel van dat messiaanse programma waar te maken? Om heel zachtjes te zeggen: niet onze wil geschiede, maar Gods wil? Gods wil, opdat een ieder in vrede leeft, een leven van recht en gerechtigheid.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, amen.