Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

1 januari 2007 Nieuwjaar

ds. Wim Lamfers


Wij luisteren naar een lezing uit de Thora, Leviticus 12, naar een epistellezing, Galaten 4:4 en 5 en daarna staande naar de Evangelielezing: Lukas 2:21.

 

Steeds weer blijkt uit Lukas 2 dat Maria en Jozef heel bewust leven bij wat hun van huis uit is aangereikt, de joodse traditie. Ondanks Gods nieuwe inzet in dit bijzondere kind, leven Maria en Jozef niet bij nieuwigheden, die altijd weer een kortstondig, voorbijgaand karakter hebben, maar bij de vastigheid van de doorgaande lijn van de traditie. Ook hier gaat het om een heilzame continuïteit, niet om een willekeurige afwisseling van oud en nieuw. Dit kind is een volop joods kind, dat heel zijn leven lang ook volop in de joodse traditie zal staan, zoals een goed rabbijn betaamt voortdurend in gesprek zal zijn met die traditie en vanuit de waardevolle aspecten van die traditie zal leven.

De ster van Gods genade die de ster der verlossing zal blijken te zijn is geen idool, geen patser, maar een weerloos en juist daardoor ontwapenend joods kind, dat naar joods gebruik wordt besneden. Jezus staat vanaf het begin van zijn leven volledig in de joodse traditie. Niet om in alle opzichten slaafs die traditie te volgen; wel om geworteld in die eerbiedwaardige traditie voldoende vaste grond onder zijn voeten te hebben om zich vanuit de inspirerende delen van die traditie in alle vrijheid zinvol te kunnen ontplooien.

Pas nu, bij de besnijdenis, krijgt het kind een naam. Het is een opvallend van de traditie van het vernoemen afwijkende naam, net als bij zijn voorloper, Johannes. Ook hier heeft de ware traditie, die van de engel Gabriël, het laatste woord, niet een traditie die sleets is geworden en dus geen bron van inspiratie meer kan zijn. Verstarde tradities vernieuwen niet op tijd, geleidelijk en leiden daardoor tot achteruitgang of tot heilloze revoluties. Verstarde tradities richten onheil aan, doen mensen geweld aan. Goede tradities daarentegen inspireren voortdurend. Jezus zal zo’n inspirerende traditie vorm geven. Dat men die inspirerende, levende traditie daarna heeft laten verworden tot een oninspirerende saaie boel is een ander verhaal. Waar geloof verstart tot een traditie met een ideologisch karakter gaat het altijd weer fout, doet men dingen omdat het nu eenmaal zo moet, niet omdat het mag en ook niet omdat men er over heeft nagedacht. Jezus zet ons juist vanuit de traditie aan het nadenken over het al dan niet zinvolle karakter van tradities en over het wezen van tradities. Uitgerekend daarmee hebben omstanders grote moeite. Dan kan het zover komen dat je een traditie opgeeft. Jezus wordt besneden. Paulus vindt al dan niet besneden zijn al geen halszaak meer. Een traditie moet een levende zaak blijven, niet goede ontwikkelingen tegenhouden of stopzetten.

Ook Jezus onderhoudt net als zijn ouders gesteund door de traditie de band met God. Zonder de steun van een geloofstraditie blijft het in een leven hopeloos zoeken, wisselen oud en nieuw elkaar in alle wispelturigheid, volledig ondoordacht af. Juist dankzij een inspirerende geloofstraditie wordt zoeken vinden of liever gezegd gevonden worden, door God zelf thuisgebracht worden als zijn kind, je eindelijk geborgen weten, bij Hem. Naar die geborgenheid is Jezus voor ons voortdurend op zoek, niet naar het nieuwe omwille van het nieuwe. Jezus is geen manager die voortdurend reorganisaties doorvoert over de hoofden (en lijken) van mensen heen, maar een herder, een leidsman, die mensen richting het goede leven leidt, een gezegend bestaan te bieden heeft. Jezus maakt kritische kanttekeningen bij een traditie die dreigt te verstarren, maar voert geen reorganisaties door ten koste van mensen. Hij zoekt niet om het zoeken of om het sensationele van het nieuwe, maar zoekt wat ons tot heil dient en vermijdt daarom onheil.

Jezus, besneden, een Jood. Een kerk die geen weet heeft van onze verbondenheid met de joodse traditie doet mensen tekort. Die verbondenheid betekent echter niet dat kritiek op het handelen van de staat Israël is uitgesloten. Juist waar men respect heeft voor de traditie wordt een kritische houding niet bij voorbaat afgekeurd, omdat een kritische houding heel inspirerend kan zijn. De volop in de traditie staande ontraditionele dissident Jezus vormt daarvan een goed voorbeeld. Paulus zal dat inspirerende voorbeeld navolgen evenals Luther en Bonhoeffer.

Waar een rijke traditie niet langer een levende traditie is, maar verstart, komen mensen in de knel te zitten, wordt juist waar het woord ‘heil’ te vaak in de mond wordt genomen veel onheil aangericht. Waar men meent te weten hoe het zit doet men aan het gecompliceerde karakter van het leven en aan het heil en het welzijn van mensen tekort. Waar mensen in naam van de traditie het zwijgen wordt opgelegd is moed om te spreken voor wie tot zwijgen zijn gebracht dringend geboden, juist waar de bron van de traditie verstopt is geraakt. Juist omdat daar tradities verstard zijn geraakt en mensen voortdurend omgeven zijn door onheil zal men zonder de eigen traditie en identiteit te verloochenen het gesprek met de Islam moeten aangaan. Alleen als dat gesprek op een heilzame wijze confronterend is, alleen als dat gesprek BEIDE tradities tot nadenken stemt over de wijze waarop de eigen traditie functioneert wordt het een goed gesprek, een heilzaam gesprek. Het is balanceren op het scherp van de snede. Maar deed Jezus iets anders toen Hij het gesprek over de joodse traditie aanging met zijn tijdgenoten? Amen.