15 april 2007
ds. Wim Lamfers
Evangelie: Lukas 24:13-35
Gemeente van de opgestane Heer,
Je kunt helemaal in het verleden leven, zo totaal in beslag zijn genomen door wat er met je gebeurd is, dat het heden ongemerkt aan je voorbijgaat. Je kunt zo vol verdriet zitten, dat er niets meer bij kan op je harde schijf. Alleen met dat verdriet ben je bezig, omdat het allemaal zo verschrikkelijk is. Daar praat je vaak over, over die ene gebeurtenis uit je verleden, alsof het gisteren gebeurd is. Alleen dit is jouw werkelijkheid. Wat er nu hier en nu gebeurt zie je niet, hoor je niet, want alleen het verleden telt voor je. Voor het heden sta je niet open, laat staan voor de toekomst.
De Emmaüsgangers staren zich ook blind op de dood. Ook zij zijn alleen maar bezig zijn met wat er gebeurd is. Ook zij zijn in diepe rouw. Wie het immense verdriet van het verlies van een dierbare moet verwerken kan daar helemaal in vastlopen. Je hebt voor niets anders oog. Steeds weer moet je dat afschuwelijke verhaal heel gedetailleerd vertellen. Toen was dat slecht-nieuws-gesprek, daarna gebeurde dit en om zo laat dat. Het is zo erg, het zit je zo hoog, het moet er uit, steeds maar weer datzelfde verhaal. Ook de Emmaüsgangers kunnen alleen maar praten over waar zij zo vol van zijn. Nog steeds kunnen ze niet begrijpen hoe het allemaal zo heeft kunnen lopen. Dan dringt wat er om je heen gebeurt niet tot je door. Je bent immers met heel andere dingen bezig: met het verlies van die ene. Daarbij vergeleken valt al het andere, hoe belangrijk het op zich misschien ook is, in het niet.
Wanneer je de dood te veel eer aandoet (en mag men dat wel als christen na Pasen?), wanneer de dood zodoende een obsessie is geworden, gaat alles langs je heen. Je hoort niets, je ziet niets, behalve die ene foto waar je steeds naar moet kijken. Blikvernauwing, nergens anders meer oog voor hebben dan voor de dood, niets en niemand meer zien, net als de Emmaüsgangers, vanwege die grauwsluier die over heel je bestaan hangt. Je zoekbeeld is alleen maar bepaald door dat ene gebeuren. Iets anders laat je niet toe tot je blikveld. Dat je wereldje eenzijdig en klein is geworden zie je ook niet.
De Emmaüsgangers praten maar tegen Jezus aan, over wat er met een zekere Jezus van Nazareth is gebeurd, zonder door te hebben wie Hij is. Een in feite humoristische situatie. Jezus is volgens ons dood, terwijl Hij naast je loopt, vlakbij is. Terwijl Hij voor het grijpen is ontgaat Hij je. Met zoveel blikvernauwing en vervreemding drijft de Evangelist terecht de spot. Zo’n beperkte kijk op de werkelijkheid is ook bespottelijk.
In het verhaal van de twee mannen klinkt het onbegrijpelijke van de dood door. Het IS toch ook onbegrijpelijk dat iedereen zo’n in-goed mens als Jezus van Nazareth binnen de kortste tijd als misdadiger ziet, dat uitgerekend Hij de dood wordt ingejaagd? De Messias, waar men al zijn hoop en verwachting op had gesteld, wordt nota bene het slachtoffer van een gerechtelijke moord. Dood gekeken door de massa. In een paar uur was het met Hem gebeurd. Heden Hosanna, morgen kruisigt Hem. Vandaag ben je populair, morgen door iedereen vergeten. Zo gaat het heel de geschiedenis door. Anno 2007 – ondanks de media of juist dankzij de media? – nog sneller vergeten dan in 1500. Dat IS toch onbegrijpelijk? Dat IS toch mensonterend?
Als alle hoop de bodem is ingeslagen, is het toch logisch dat je verdrietig, ja zelfs depressief bent? Dan is het toch logisch dat je niet meer door je tranen heen kunt kijken, niet meer kunt zien wat er om je heen gebeurt? Weinig vreugde, weinig hoop; en ook … weinig geloof. In plaats van te geloven zijn wij vertwijfeld. Leven is een droevig werk, een onbarmhartig bestaan, als het blijde geloof er niet is. Kan je, als je zozeer met de dood bezig bent, ooit openstaan voor zoiets als opstanding, voor het volle leven?
Dat ons zoekbeeld, ons verwachtingspatroon totaal verkeerd is ingesteld moet de Opgestane ons onthullen. Dat kan niemand anders ons duidelijk maken dan God alleen.
Deze twee mensen kennen het verhaal van wat Jezus is overkomen uit den treure, ogenschijnlijk heel gedetailleerd. Maar over één belangrijk detail reppen zij met geen woord: over wat Jezus gezegd heeft over Zijn opstanding. Dat saillante verschil is hun blijkbaar ontgaan. Alleen de dierbare herinneringen, het verdriet zijn gebleven. Voor de vreugde over de levende Heer hebben ze geen ruimte.
Het hoeft ons dus niet te verbazen dat wel meer mensen een blinde vlek hebben voor de Opgestane. Ook de Emmaüsgangers waren toen al niet de enigen, die dat ene niet konden geloven. Ook de discipelen moeten de schellen van de ogen vallen, willen zij oog kunnen krijgen voor de levende Heer.
Ook als de Opgestane naast hen komt lopen zien zij Hem niet. Ook als Hij met ons door het leven gaat, blijft Hij ons vreemd, leven wij aan de Levende voorbij. Wij zijn ziende blind en horende doof voor Hem. De Heer loopt naast ons, Hij begeleidt ons door het leven, maar wij hebben er geen oog voor. Wat ons ook wordt verteld over de Schriften, Gods boodschap dringt niet tot ons door. O ja, we horen het allemaal wel. Maar daarmee is ook alles gezegd, want we luisteren niet echt, diepgaand. Het dringt niet echt tot ons door, zo dat het in ons leven tot diepgang komt, als het zaad de aarde ingaat. Wij gaan het alleen maar zien als HIJ de Schriften voor ons opent. Alleen Hij stelt ons de vraag of we nog wel oog hebben voor het leven. Alleen via die aloude geschriften is er toegang tot de Levende. Een andere weg is er niet.
In dit verhaal klinkt de kritische vraag door of wij bereid zijn ons door de dood beheerste zoekbeeld te laten corrigeren vanuit de Schriften. Zijn wij bereid ons verkeerde, doodlopende Godsbeeld te laten corrigeren, opdat wij God – anders dan wij gedacht hadden – kunnen ontmoeten? Zijn wij daartoe bereid, net als de Emmaüsgangers aan tafel, afstand te doen van onze verouderde voorstellingen van God om de levende God te kunnen herontdekken?
God verschijnt ons door de donkerheden heen. Juist daardoor leren wij eindelijk door de grauwsluier van onze tranen heen te kijken. Vanuit de Schriften leren wij oog te krijgen voor de Onzienlijke, beluisteren wij in Zijn Woord meer dan alleen maar woorden. Eindelijk krijgt ons leven God zij dank een extra dimensie.
God ontgaat ons maar al te vaak. Hem zien duurt maar even; secondewerk. God ontglipt ons. Wij kunnen Hem niet be-grijpen. Dat wij geen vat op Hem krijgen irriteert ons. Maar in plaats van vragen aan onszelf op te roepen roepen onze negatieve gevoelens alleen maar vragen richting God op, terwijl wij vaak niet doorhebben dat wij juist dankzij Zijn verborgenheid niet over God uitgedacht raken, zoals juist de verborgene-geopenbaarde in Emmaüs onze nieuwsgierigheid oproept.
God, wij zien Hem alleen verborgen en geopenbaard tegelijk rond brood en wijn. Niet toevallig, want juist daar worden ons de symbolen van de gekruisigde, dus de Levende, getoond.
Alleen de Levende kan een eind maken aan onze verblindheiden ons oog geven voor dingen die verborgen waren. Alleen de Opgestane kan ons op sleeptouw nemen richting het volle leven, ons moed geven op het feit dat het Koninkrijk toch komt.
Jezus onthult Zijn diepste wezen steeds weer tijdens een maaltijd. Niet alleen bij de wonderbare spijziging of bij een maaltijd met zijn discipelen, maar ook wanneer Hij met Farizeeërs of tollenaars eet. Pas tijdens de maaltijd vallen de Emmaüsgangers de schellen van de ogen. Pas tijdens de maaltijd van en met de Heer krijgen wij eindelijk door wie deze Jezus is, dat er rond de Levende meer is dan verdriet en dood. Dat er dus hoop is. Pas als de Opgestane, ons tot zegen, het brood met ons breekt, verandert onze rouw in vreugde, onze wanhoop in hoop. Pas dan gaan wij opeens ongekende dingen zien. Pas dan kunnen wij ons alleen maar verwonderen, dankbaar en vol vreugde stamelen: Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer.
Lof zij U, Christus, in eeuwigheid. Amen.