Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 maart 2015

Lezing uit de Thora: Jozua 4:19-24 en 5:10-12

Evangelielezing: Johannes 6:4-15

Telkens weer richt Gods volk tekenen van Gods goedheid op. Twaalf stenen bij Gilgal als symbool voor de twaalf stammen van Israël. Hier een maaltijd voor meer dan vijfduizend mensen, als verwijzing naar Gods goedheid zoals wij die telkens weer ervaren tijdens de viering van het Avondmaal. Symboliek, omdat je het mysterie God niet kunt benoemen zonder gebruik te maken van tekenen en symbolen. Dat hebben de bouwers van kathedralen, schilders als Rembrandt en musici als Bach wel heel goed begrepen. Wij hebben andere symbolen. In hoeverre die nog verwijzen naar God… Zij verwijzen eerder naar de geestelijke armoede van onze cultuur. Waar je symbolen kapotslaat ontstaat een onverdraaglijke leegte, die wordt opgevuld met weinig fraais, niets te maken heeft met de goedheid van de Thora, wel met een onmenselijk hard fanatisme, wat altijd weer ten koste gaat van medemensen.
Rond Jezus ontvangen grote groepen mensen het manna van Gods grenzeloze goedheid ten teken dat het Pesachfeest niet een eenmalig gebeuren is, maar telkens weer dankbaar moet worden herhaald en gevierd. Leven bij de seizoenen gaat in Israël samen met leven bij de cyclus van de feesten, opdat wij niet vergeten wat God voor ons doet en weten dat dankbaarheid en vreugde, dus feesten de wezenlijke kenmerken van het geloof zijn.
Rond Jezus komen mensen samen die zich gedragen weten, geborgen weten dankzij de goede zorgen van een God die in alles voorziet, meer dan velen durven hopen. Rond Jezus komen mensen samen die weten dat er Eén is die voor ons zorgt, Eén is die ons kracht geeft om verder te gaan. Niet de radeloosheid van de vraag ‘hoe moet het nu verder?’ heeft rond God het laatste woord, maar het vertrouwen dat het allemaal goed zal komen. Niet de twijfelende Filippus is hier onze leidsman, maar het levende brood, Jezus, Gods manna, die ons voedt, tot verzadiging toe. Rond Jezus lijdt niemand gebrek. Jezus voorziet onverhoopt in elke nood. Dat maakt Hem uniek, een onuitputtelijke bron van vreugde en dankbaarheid.
Rond Jezus hebben niet wanhopige vragen en twijfel het laatste woord, niet Filippus, Judas en Thomas, maar open handen om te ontvangen in plaats van woedend gebalde vuisten. Jezus negeert onze twijfel en vragen niet, schuift ze niet achteloos aan de kant, maar geeft ons HET antwoord. Hij laat ons ZIEN dat rond Jezus niet de woestijn, de woestenij van het leven, het gebrek, het laatste woord heeft, maar sappig gras, symbool voor het leven dat doorgroeit, niet afbreekbaar is, maar juist onverwoestbaar doorgaat.
Ook deze maaltijd begin met het zegenen van God, als teken van dankbaarheid en afhankelijkheid. Het dankgebed is de dragende grond van ons bestaan, meer dan het vraaggebed. Dankbaarheid geeft ons body en kracht, niet de twijfel, het stellen van wanhopige vragen. Dankzij het dankgebed krijgen deze mensen zoveel als zij maar willen, is er voor iedereen genoeg.
Jezus doet zijn leven lang niets anders dan alsmaar geven. Aan het kruis geeft Hij zelfs zichzelf aan ons. Hier wordt dat alsmaar delen met anderen al uitgebeeld. Delen is het geheim van de smid, niet graaien. Delen zorgt ervoor dat iedereen voldoende te eten krijgt en er zelfs nog overblijft. Bonussen kweken alleen maar tekorten, maken mensen alleen maar egoïstisch. Alleen de Thora en de ware Israëliet, Jezus, leren ons die ziekte af.
Jezus geeft geen stenen voor brood. Daarom blijven er twaalf manden brood over, kunnen nog meer mensen te eten krijgen. Na deze wonderbaarlijke maaltijd blijft er nog ruimte over voor een voedselbank, doordat wij geen eten weggooien, maar voedsel delen, inzamelen, geven. Op de ander, op medemensen gericht zijn als het geheim van een voor iedereen goed leven.
Jezus wenst niet te profiteren van de situatie. Jezus, die in en in goed is, alles geeft, inclusief zichzelf, wenst niet dat mensen vinden dat Hij ‘spectaculair goed’ (Rutte) is. In tegenstelling tot andere hoge heren kent de Heer der heren vooral de noden van mensen die het niet spectaculair goed hebben. Jezus is daarom geen koning van bonussen, brood en spelen, maar de koning van kruis, brood en wijn. Zoveel bescheidenheid en werkelijkheidszin leveren Hem alleen maar stank voor dank op. Profeten worden steeds weer gedood, gestenigd, gekruisigd. Jezus blijft een onbegrepen eenling, ondanks zijn goedheid of misschien wel juist dankzij zoveel goedheid. Het raadsel Jezus blijft bestaan. Het kan alleen maar als onopgelost mysterie doorwerken in de geschiedenis, onze aandacht blijven trekken. Wij zien het, maar doorgronden ’t niet (Psalm 118:8). Zo blijft Hij de veelal verworpen hoeksteen. Lopen mensen dan altijd weer alleen maar over goede medemensen heen in plaats van hen te waarderen? Amen.