16 augustus 2015
Ter inleiding
Vandaag is de 7e en laatste dienst in de zomer waar op elke zondag een schilderij van Vincent van Gogh centraal staat. Dit jaar was het 125 jaar geleden dat hij overleed in Frankrijk. Voor vandaag heb ik een zelfportret gekozen. Vincent van Gogh heeft zichzelf verschillende keren geschilderd, als een heus zelfportret. Dit schilderij laat hem zien met een verbonden oor. In het dagelijks taalgebruik zeggen we gemakshalve dat hij bij zichzelf een oor afsnijdt. De ingreep is iets minder rigoureus: hij snijdt zijn oorlel af. Maar ook hiervan zou ik zeggen: doe het maar niet.
In 1888 vestigde Van Gogh zich in Arles, Zuid-Frankrijk. Het was zijn droom om daar een kunstenaarsgemeenschap te stichten. Alleen de schilder Gauguin kwam erop af. De beide heren kregen na enige tijd ruzie – om een vrouw – en daarbij sneed Van Gogh zijn linkeroorlel af. Zo is de officiële lezing.
We zien op dit schilderij dus het portret van Van Gogh met zijn rechteroor. Of hij zijn hele hoofd heeft verbonden omdat dit eenvoudiger is, of dat hij voor een spiegel heeft staan schilderen, weet ik niet.
Ik koos voor vandaag voor dit schilderij vanwege het verbonden oor. In de evangelielezing gaat het om de genezing van een doofstomme jongen. Het gaat om méér dan alleen genezing van dit individu, hoe zeer hij er ook mee geholpen is. Het gaat om communicatie, opname in de gemeenschap en het Koninkrijk van God.
Zelfportret met verbonden oor – 1889
Vincent van Gogh
Courtauld Institute of Art Gallery, Londen
Lezingen:
Jesaja 35:1-10
Marcus 7:31-37
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
‘Waarom neem ik geen vluchteling in huis? Dit was de vraag van het filosofisch elftal in het dagblad ‘Trouw’. Iedere vrijdag is er een vraag of een kwestie die de ene week door twee filosofen besproken wordt, of de andere week door twee theologen uit het theologisch elftal.
‘Waarom neem ik geen vluchteling in huis?’ Wat is het geval: een Duitse politicus laat twee vluchtelingen uit Eritrea in zijn eigen huis logeren. De politicus en zijn vrouw raakten met de twee aan de praat na een kerkdienst. Het echtpaar wil de Eritreers helpen bij hun inburgering in Duitsland. Nu delen ze de zolder met hun nog thuiswonende zoon. Deze Duitse politicus doet iets wat opvalt,
maar vroeger bijvoorbeeld tijdens de Hongaarse opstand gewoon was: burgers gaven onderdak aan vluchtelingen. Het is dus niet zozeer dat we niet weten wat we moeten doen. Dat weten we heel goed: we moeten vluchtelingen niet laten verdrinken. We moeten ze gastvrij onderdak bieden. Probleem is ook niet dat we niet weten hoe dat te doen. Dat is een logistieke vraag, een forse klus dat wel, maar daar is uit te komen. Het enige probleem is: als we weten wat we moeten doen, waarom doen we het dan niet? Waarom doe ik het niet? Dat is de vraag van Paul van Tongeren.
Zijn gesprekspartner, hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns, zoekt de verklaring in het huidige mensbeeld.
We gaan graag uit van individualisme. Geluk en voorspoed zijn mijn eigen verdiensten. Problemen in andere landen zijn niet onze, niet mijn, problemen. Niet geheel terecht, zegt ze, we hebben vooral geluk gehad dat we hier geboren zijn. Als tweede punt bracht ze in dat we denken uit vrije wil besluiten iets te doen of juist nalaten. Maar de invloed van de buitenwereld is groter dan we denken. En als derde argument: ons maatschappelijke zelfbeeld is veranderd. We vormen niet langer een gemeenschap, maar zijn cliënten, consumenten geworden. We zijn mensen met onze eigen individuele projectjes. Alleen al de vraag ‘wat kan ik terugdoen voor mijn gemeenschap, voor mijn land’, wordt als gedateerd moralistisch ervaren.
Als dat zo is, en deels herken ik dit wel, dan ben ik voor the time being gedateerd en moralistisch. Misschien naïef, maar ik geloof er in dat we samen wel een verandering te weeg kunnen brengen. De vraag of je in staat bent een bepaald percentage van je inkomen of je tijd aan mensen in nood te geven, hangt af, aldus de filosoof Peter Singer, van de vraag of je anderen om je heen hebt die hetzelfde doen. Het gemeenschappelijke werkt dus wel! Zo’n gemeenschap vormen, die als een baken in zee, als een voorproefje van het Koninkrijk van God, present is in de samenleving, wat zou dat mooi zijn!
Het evangelie van vanmorgen vertelt ons over de genezing van een dove man, maar het verhaal is groter en strekt verder dan deze genezing aan deze individuele mens. De gemeenschap is er bij betrokken.
Jezus is op reis, hij trekt rond in en over de grenzen van Galilea. Ook vandaag is hij nog in buitenlands gebied. Er wordt iemand bij hem gebracht die doof is en gebrekkig spreekt. Ik interpreteer dat als iemand die nooit horend is geweest. Doofstom zeiden we vroeger, maar dat wordt nu als scheldwoord opgevat. Er staat alleen: hij is doof en spreekt slecht.
De hoorders van Marcus zullen de verwijzing naar de profeet Jesaja ‘dan zullen de ogen van de blinden geopend worden en de oren van de doven worden ontsloten’ hebben opgemerkt. Het gedeelte dat wij vanmorgen ook hebben gehoord. Het gaat hier om een profetische heilsverwachting! Het koninkrijk van God is nabij. Wanneer zal deze verwachting in vervulling gaan?
Jesaja zegt: ‘God zal komen, hijzelf zal jullie bevrijden.’ (Jesaja 35:4) Dit is ook de achtergrond van het evangelie van vanmorgen: gaat die profetische heilsverwachting nu in vervulling? Zal deze dove aan den lijve ervaren waarover Jesaja lang geleden gesproken heeft?
Jezus wordt aangesproken door de gemeenschap hem te genezen en zo gebeurt het ook. Jezus heeft een aantal stappen in het proces. Om te beginnen neemt hij de dove apart. Dat is de enige manier om te kunnen communiceren. Ruim 20 jaar geleden was ik door een bijwerking van kinine doof.
Gelukkig een tijdelijk probleem, maar zo heb ik even ervaren hoe het is om alleen 1 op 1 een gesprek te kunnen voeren. Met meer dan 1 persoon in een ruimte ging het gesprek totaal langs mij heen. Je kunt niet mee doen! Jezus heeft aandacht voor deze man en hij weet hoe hij moet communiceren:
even apart nemen en vervolgens aanraken – gebarentaal. Zó, op deze manier is er wel een gesprek met deze man mogelijk. Hoe spreekt Jezus met deze man? Dat is stap 2. Via zijn oren: het zintuig dat het ‘niet doet’, de meest kwetsbare plek van deze man. Daar raakt Jezus deze man aan. En via zijn tong: want hij had nooit goed kunnen spreken. Jezus legt spuug op z’n tong. De 3e stap is dat Jezus verbinding legt met de hemel, met God en bidt ‘Effata! Ga open!’
Jezus zucht erbij. Kost de handeling hem moeite? Is Jezus geëmotioneerd? Heeft deze ontmoeting met iemand die vanaf zijn geboorte niet horen kan en nauwelijks tot spreken in staat hem geconfronteerd met de schepping die God goed bedoeld heeft. Maar nu staat hij voor het raadsel van het kwaad? Is er een communicatieprobleem: de mensen hebben honger naar Jezus’ onderricht, maar zijn niet bij machte hem te verstaan.
Voor Jezus’ aangezicht staat een mens in al z’n hulpeloosheid een mens die in feite afgesloten leeft van de gemeenschap, of maar met moeite anders kan. Hij kan geen contacten leggen op de normale, eenvoudige manier, en zelfs de meest eenvoudige communicatie verloopt moeizaam. Staat deze dove mens model voor alle mensen die zich hebben afgesloten voor God, voor de naaste?
De genezing heeft deze dove man ‘weer open’ gemaakt, dat wil zeggen: hij kan anderen horen en hij kan zelf (weer) goed spreken. Eindelijk kan hij communiceren met mensen om hem heen, eindelijk kan hij volop mee doen in het leven, eindelijk kan hij volop mens zijn. Ik kan mij voorstellen dat hij zich deze dag als herboren voelt. Zoals ook mensen die een donororgaan krijgen, de datum als hun 2e verjaardag vieren.
De genezing van de dove staat voor het herstel van de schepping. Zoals Jesaja ons vertelt over de terugkeer uit de ballingschap: leven opnieuw. De omstanders benoemen de handeling van Jezus als ‘goed’ , een messiaans teken, het koninkrijk van God is in het geding. Wie is deze Jezus van Nazareth,
deze rondtrekkende wonderdoener? heeft hij iets te maken met de komende verlosser en bevrijder?
En dan wordt deze genezing méér dan een particulier verhaal, hier aan deze man voltrokken.
De gemeenschap is erbij betrokken, getrokken in de profetie van Jesaja die hier vandaag aan deze dove man voltrokken wordt.
Dan kijk ik, tot slot, nog eens naar het schilderij van Vincent van Gogh met zijn gehavende hoofd.
Zijn verbonden oor staat voor miscommunicatie. Zijn droom van een kunstenaarsgemeenschap is verdampt. Met één van zijn weinige vrienden heeft hij ruzie. Zijn gemoedstoestand wordt donkerder en hij raakt meer en meer afgesloten van zijn omgeving. Jammer, zonde zelfs, dat hij onbereikbaar is voor woorden van liefde, zorg en aandacht.
Geheel tegengesteld daaraan: Er ontstaat gemeenschap in het huis van de Duitse politicus, voor deze Eritreese vluchtelingen is een hernieuwd leven mogelijk. En tegelijk komt de vraag opnieuw bij mij terug: en wat doe ik dan? Wil ik, kan ik deel maken van een gemeenschap die in het voetspoor van Jezus een weg baant, een nieuwe schepping, op weg naar het koninkrijk van God.
De totale gemeenschap kan samen optrekken, daar geloof ik in, samen over de gebaande weg, gekroond met eeuwige vreugde. Daarin is Jezus ons voorgegaan.
Want bronnen gaan stromen in de woestijn, de steppe bloeit!
Amen