Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

16 september 2012

Teksten: Jesaja 45:20-25 en Marcus 9:14-29

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Op het eerste gezicht is dit zo maar een kerkje vlakbij de kust van Normandie. We kwamen er op één van onze wandelingen tijdens onze vakantie in Frankrijk langs. Er is een verhaal bij. Ik vertel het nu ingekort. In de Onderweg (nr 12) die morgen verschijnt, staat de lange versie.
Op 4 juni 1873 werd de kerktoren van Graye-sur-Mer door bliksem getroffen en verwoest. Bijna 70 jaar later haalde Pater Raphaël Blin die toen in de parochie werkte, geld bij elkaar voor het herstel van de toren. Op 5 september 1943 werd de toren weer ingewijd. Op 6 juni 1944 werd de toren opnieuw vernietigd, nu door kanonvuur van de geallieerden tijdens de invasies die wij kennen als D-day.Pater Blin kreeg het voor de tweede keer voor elkaar om de toren te laten herbouwen. Op 6 september 1945 werd de toren onthuld. Deze priester die tot tweemaal toe het voor elkaar gekregen had om de ingestorte toren te laten herbouwen, is – naar zijn wens en met speciale toestemming – in de kerk aan de voet van de toren begraven, in november 2001. Hij heeft nog lang van zijn levenswerk kunnen genieten.
Een voorbeeld van ‘kom ons ongeloof te hulp’, help uit ons wantrouwen, onze lethargie, onze berusting. Zomaar het evangelie onderweg, je moet het alleen wel opmerken. Ik stel mij zo voor dat de Franse priester ook de moed in de schoenen gezakt is. Ben je klaar met je project, midden in de tweede wereldoorlog, kom je opnieuw onder vuur te liggen….Het enthousiasme en de motivatie kan wel ‘ns ver te zoeken zijn.
Enthousiasme, geloven in wonderen, daar draait het vanmorgen om.
Marcus getuigt in het gedeelte dat we gehoord hebben van enthousiasme: massaal lopen de mensen op Jezus af. Hij laat mensen opstaan uit hun misère. Hij is een man uit één stuk. Scherpe wijsheid, barmhartig, dienend. God spreekt door hem.
Jesaja profeteert over de ene God, over – zoals we het maandag in de voorbereidingsgroep noemden – het programma van God. God uit één stuk, rechtvaardig en bij machte om het goede te doen voor mensen.Het is niet raar om Jezus te herkennen in de profetie van Jesaja.Waar is dat te zien, te horen, te proeven in onze context? Komt dat onverwacht op ons pad?
We ontmoeten Jezus die met drie van zijn leerlingen de berg afkomt. Vier harten geraakt, toen de hemel openbrak en het licht opnieuw scheen. In dat licht daar op de berg, hoor je die stem: “Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem”. (Marcus 9,7b). Een kijkje in de hemel: een hemel vol leven, met een stem sterker dan alle dood. Sterk en krachtig genoeg om de wereld iedere dag een nieuwe zet in de rug te geven. “Op het leven!”
Jezus keert vanuit deze topervaring terug naar het tranendal. We treffen een vader, een mens vol verlangen in zijn vragende ogen vanwege zijn kind. Degenen die hulp dienen te verlenen, de leerlingen van Jezus, zijn aan het “heen-en-weer praten”, zo horen we. Ze zijn in discussie met de schriftgeleerden. Jezus lijkt zich wat ongerust te maken over al dat heen-en-weer gepraat. Hij vraagt “Waarover spreken jullie eigenlijk?” (vs.16). Zou Jezus al gezien hebben wat er onder het volk leeft, letterlijk? Wat het lijdend voorwerp is in de discussie, letterlijk? Blijft het evangelie slechts iets van goede bedoelingen, mooie woorden, maar als het er op aan komt tandeloos?
“Waarover spreken jullie?” Op die vraag geven het volk, de schriftgeleerden, de leerlingen geen antwoord. Daar is wel een vader die naar voren stapt. Zijn kind gaat eraan en hij is machteloos en moedeloos. Geen pijn valt ermee te vergelijken. Je liefste kind, je hoop op de toekomst, je troost in de ouderdom, jouw beeld en gelijkenis. Leven van jouw leven – een vroegtijdig einde loert om het hoekje van het leven van dit kind.
Er is nogal wat met dit kind aan de hand als we het relaas van de vader horen. Met onze moderne inzichten en medische kennis luidt de diagnose dat het kind een vorm van epilepsie heeft. In onze wereld wordt de diagnose gesteld bij een individu. Als jij ziek bent, dan betekent dat niet automatisch dat jouw hele wereld ziek is.
In de beeldtaal van het evangelie en in het wereldbeeld van rond het jaar 30 van de gebruikelijk jaartelling is de ziekte van de één, de ziekte van allen. Men wist het zeker: het kan ook ons treffen. De vader zegt namelijk niet: “heb medelijden met mij of met hem”. Hij zegt: “Heb medelijden met óns en help óns.” (vs. 22) De ziekte van de zoon is in bijbelse tijden teken van een verziekte generatie. Een onreine geest maakt het leven van dit kind zuur, vernietigt het, perst alle waardigheid eruit. Doet het stuiptrekken en rollebollen over straat. Een vernietiging van de schepping. We horen over vuur en water, twee elementen van kosmische orde. Ze zijn als de tegenpolen, zoals wij die óók kennen: ‘liefde en haat, geloof en twijfel, goed en kwaad, verstand en gevoel, dood en eeuwigheid. Het kan flink stormen in een mensenleven.
Niemand kan de vader helpen. Niemand krijgt het voor elkaar, zelfs de leerlingen van Jezus hebben geen succes. Jezus stemt in met de vader van die zoon. Althans, het klinkt eerder alsof Jezus met zijn Vader in de hemel mee zucht: “Wat zijn jullie toch een ongelovig volk…” (vs.19). Een dergelijk etiket “ongelovig volk” uit de mond van Jezus is niet bedoeld als scheldwoord. Denk aan de eerste woorden van Jezus in het Marcus-evangelie: “De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws” (Marcus 1,15).Jezus komt goed nieuws brengen. Ópstaan uit de dood, óp het leven!
En nu aan de voet van de berg dat heen-en-weer-gepraat. Dat accepteert Jezus niet langer. Niet langer een excuus, geen “ge-ja maar”, geen “het paste niet in onze drukke agenda’s”, geen “we waren zo moe”, geen ‘het heeft toch geen zin en ik kan er geen fut meer voor opbrengen,geen “we hebben andere prioriteiten”. Er is te veel ongeloof en te weinig vertrouwen. Onze ontwijkende antwoorden, ons heen-en-weer-gepraat worden nog eens de dood van Jezus.
In plaats van weg te lopen, vraagt Jezus de vader om zijn zoon te brengen. Hier horen we dé Jezus die zegt: “laat ze bij Mij komen”. De verscheurde mens, de gebroken schepping, nu zichtbaar in die ene zoon van die machteloze vader. De roep van de vader is de stem van het volk: “help ons”. Ofwel, een gebed: mag mijn liefde voor mijn kind, voor de ander, voor mijzelf, mag die liefde U in beweging zetten? “Of ik iets kan doen?” zo vraagt Jezus (vs.23). En dan dat ietwat cryptische en irritatie oproepende zinnetje: “Alles is mogelijk voor wie gelooft.” Alles? Waarop slaat dat “alles” dan? Dit zinnetje is een troost geweest in de eeuwen voor veel mensen. Volhouden! Tegelijk is deze zin een stok om te slaan geweest, mensen kleinhouden.In de trant van: “Blijkbaar heb je te weinig geloof, als dingen mislukken in je leven.”
Als Jezus zegt “Alles is mogelijk voor wie gelooft”, dan staan die woorden in de context van bevrijding. Het woord “alles” staat hier in verbinding met die ene vraag om ontferming, om hulp. Dan staat alles op het spel.
Die vader als deelgenoot van dat “ongelovige volk” roept gelijk enthousiast: “Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.” (vs.24) En dat is een les voor ons als gemeente, als gelovige, als zoekers naar God. Wij geloven, wij hopen, wij hebben lief, wij vertrouwen – jazeker, dat doen we.Tegelijkertijd zeggen we als volgelingen van Jezus Christus: “kom ons ongeloof te hulp”, ofwel: kom onze gereserveerdheid, kom onze wanhoop, ons wantrouwen, kom ons heen-en-weer-gepraat te hulp. God roept geen supermensen, – dat zijn we ookniet – concludeerden we afgelopen maandag. Hij roept mensen zoals u, jij en ik om moed te houden, ook als je struikelt en alles uit je handen lijkt te vallen. Die Franse priester is dan zo maar een toevallige ontmoeting en een inspirerend voorbeeld. Hij staat ook weer op!
Geloof is beweging, is motie en emotie, is antwoord geven op het verbond dat God heeft gesloten. Een verbond met u, jou en mij. De mens als beeld van God. Geloof is zien waar nieuwe kansen liggen, is ruimte bieden om op te bloeien, te zoeken naar heelheid en leven.
“Op het leven!” Dat maakt alles mogelijk, dat is onze hoop. Echter, de jongen bleef voor dood achter, zo lezen we. “Dat kind is gestorven”, klink het dan. Het werkt dus niets uit, dat geloof. Zie je wel: de gemeente van Jezus is zwak. Gebed haalt dus niets uit. Geloven in God brengt geen verandering.
Maar dan de hemelse aanraking: Jezus steekt zijn hand uit. De jongen wordt door Jezus opgepakt “om hem overeind te helpen en hij stond op” (vs. 27). “Opstaan”: een generatie staat op, een volk richt zich op, daar in dit dal. We lezen dus zomaar op een mooie zondag in september een Paasverhaal. Jezus zei toch: alles is mogelijk, als je gelooft. Dus geloof hecht aan het goede nieuws, dat God vernieuwing bracht en brengt in Jezus en dat alles is nu in onze handen.
Komt er van het evangelie nog iets terecht? Volmondig: Ja.Kijk maar: Jezus steekt ook nu zijn hand uit. Hij deelt in je tranen, deelt in je geloof die aan alle kanten wankelt. Hij deelt in je pijn. Hij heeft onze hand vast. En Hij neemt ons mee. Op onze netvlies het visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En voor wie dat té dromig is, een meer aards voorbeeld. Een nieuwe toren bij de kerk als beeld voor een wonder. Geloof is toch ook acht slaan op het wonder, op het leven uit Gods Hand?
Amen