Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 december 2012

30 december 2012 – Zondag onder het octaaf van kerst

Lezingen:
Galaten 3:23-4:7
Lucas 2:22-40

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Oude mensen hebben de toekomst. Oude mensen zien de toekomst. Zo kan het. Zo is het in de bijbelse traditie. Nog in hun grijsheid bloeien zij en zijn vol frisheid. Zien zij met frisse blik.

Rond de geboorte van Jezus figureren oude mensen die weet hebben van de toekomst: allereerst: Zacharias en Elisabeth, de oude ouders van de kleine Johannes. Zacharias zingt van de morgen. Hij zingt zo overtuigend van de zon die opgaat, dat zijn lofzang in de kloosters nog iedere ochtend wordt gezongen. Elisabeth omarmt het meisje Maria. Geen misprijzende blik in Elisabeths ogen omdat Maria te vroeg zwanger is, zwanger bovendien van een ander dan haar ware Jozef. Geen zurigheid maar omarming. En vandaag Simeon en Anna. Hanna’ in het Hebreeuws: een naam vol van genade.

In het Oude Testament is Hanna de vrouw, die in de tempel bidt om een kind. Ze krijgt een kind, een zoon, Samuël. Dan zingt Hanna haar lied: de lofzang van Hanna, een lied dat Maria inspireerde tot haar lied. Hanna geeft haar kind, om wie zij zo hartstochtelijk gebeden heeft, terug aan God. Ze laat hem bij Eli wonen, in de dienst in de tempel. Want het ging haar niet zomaar om een kindje voor zichzelf.

Zoals ik ooit ‘ns las ’te leen gekregen’ als aankondiging van de geboorte van een kind. Dat gaf aan dat hoe deze jonge ouders tegen hun pasgeboren kind aankeken: te leen gekregen, van God welteverstaan.

Hanna wilde als moeder vruchtbaar zijn voor de toekomst, ze zingt, leeft, is moeder met het oog op de messias. ‘Messias’ is het laatste woord van haar lied. Haar zoon Samuël zal de messias mogen herkennen en met olie zalven.

Bij Lucas is Hanna inmiddels een oude vrouw. Je rent niet meer met grote stappen door de jaren heen, je leeft van dag tot dag, maar ook dan zijn er verrassingen en wonderen mogelijk! Hanna is waar ze was in het Oude Testament: in de tempel. Ze vast en bidt, nacht en dag. Zoals in kloosters tot op de dag van vandaag op gezette tijden er gebedsdiensten zijn, is Hanna het getijdengebed in eigen persoon. Ze is uit de tempel niet weg te slaan. Zo is haar eredienst, haar dienst aan God. Ze is weduwe: heeft zeven jaar met haar man geleefd, daarna heeft ze gebeden. Net als Hanna in het Oude Testament bidt ze niet om zelf iets te hebben: een kind, een man. Het leven en bidden van de eerste Hanna was een lied voor de messias. Het bidden van Hanna in het evangelie van Lucas is
met het oog op ‘de verlossing van Jeruzalem. De verlossing van Jeruzalem werd door een aantal mensen verwacht, zo lezen we bij Lucas. Verlossing van Jeruzalem betekent dat je het niet eens bent met zoals het nú is. Het huidige Jeruzalem klopt niet. Jesaja heeft het over een uitbundig zingend Jeruzalem. De werkelijk is heel anders. Wie de verlossing van Jeruzalem verwachten, willen naar dat zingen toe. Ze horen nu gehuil, geschiet en geschreeuw, ze missen de vrede, ze stoten op onrecht.

Hanna hoorde bij het groepje dat Jeruzalem verlost wilde zien. Een stad om zingend in te wonen. Zegt Hanna in dat groepje: ‘ik ben oud, ik kan niet meer zo veel, laat mij maar bidden.’ Ze vastte, ze bad.
Zo hield ze de hoop gaande.

Simeon is vertegenwoordiger van de geloofsgemeenschap. In zijn naam zit het ‘sjema Jisraël’, ‘hoor, Israël!’ Simeon en Hanna: twee wakkere, wakende, luisterende, speurende mensen, die het herkennen als het moment daar is. Ze leven niet bij de idealisering van het verleden. Nee, in tegendeel: ze omarmen de toekomst. Ondanks alles, ondanks hun leeftijd, ondanks hun nog niet beantwoord verlangen, verwachten zij en hopen zij op toekomst. Simeon neemt Jezus in zijn armen. Simeon zegt zegenende woorden. Zegenende woorden? Het zijn woorden die vol pijn zitten! Een zwaard gaat door Maria’s ziel! Is dat zegen? Waarom doet zegen ook altijd zeer? Maar als die zegen vol pijn gezegd is, staat Hanna daar.

Op het goede moment is Hanna erbij. Twee vrouwen: Hanna en Maria. Zoals eerder die andere combinatie: Elisabeth en Maria. Twee vrouwen, die samen begrijpen. Niet zuur, maar met ontvankelijkheid, respect bij de oude vrouw en bij de jonge vrouw. Hoe mooi zijn de mensen in het evangelie. Jong én gerimpeld: ze bloeien van hoop, ook in de pijn proeven ze de zegen.

Opbloeiende mensen — daar schrijft ook Paulus over. Paulus schrijft dat God zijn Zoon gezonden heeft, geboren uit een vrouw, – zo gewoon als een mens maar zijn kan – om mensen vrij te kopen uit de slavernij, onder dwang en voogdij vandaan. Hij schrijft erover hoe je je van alles kunt laten aanleunen, hoe je onderworpen bent aan wat anderen voor je bedenken, hoe je je kunt laten sturen door de mode van de tijd, door drukkende gewoonte, dwingende norm, verstikkende code, door wat moet, of waarvan je zelf denkt dat het moet, door knechtende godsdienst. Maar uit heel die slavernij,
uit de drukkende systemen, uit de dwanggedachten ben je nu vrijgekocht door de messias —
van wie ooit de jonge Hanna zong, die door Simeon is omarmd en door de oude Hanna is herkend.

Verlost tot mondigheid: Jezus is gekomen om aan het menszijn de allure terug te geven. Dát allure, opdat we weten waarvoor we bestemd zijn: mondigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, voor de schepping, voor mensen om ons heen. Volwassen mensen mogen wij zijn, vrije dochters en zonen,
die raken aan de vreugde —de vreugde die zozeer zingt in het evangelie van Lucas. Vreugde om de verlossing van Jeruzalem: een verlossing die betekent dat eindelijk gerechtigheid geschiedt.

Wat is gerechtigheid? Dat mensen horen zeggen tegen zichzelf, dat mensen zeggen tegen elkaar:
je bent een mens uit één stuk, compleet met al je butsen, nu klopt het, zo is het goed, het is goed dat jij er bent en dat ik er ben. Hoe zie ik jou? Hoe zie jij mij? Paulus zegt: ik zie jou nieuw omkleed.
Wat geweest is, telt niet. Wat er mis is gegaan, is niet bepalend. Je identiteit ligt voor je. Je naam is niet gebouwd uit verleden dat niet goed is, je wordt geroepen met een nieuwe naam, die God bepaalt.
Wat je bent, ligt vóór je. Het is veilig gesteld door God, bij God. Stap in je nieuwe kleren, stap in je nieuwe identiteit, wees prachtig — of je oud bent of jong, man of vrouw, hoog of iets lager op de sociale ladder. Zo dus krijgt ons menszijn nieuwe glans en nieuwe vrijheid. Het zingt, het ademt, het is een en al verwachting. Het is al begonnen, hoor je het al?

Amen