Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 september 2012

Lezingen: Numeri 11:24-29 en Marcus 9:38-50

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Beide lezingen leren ons vanmorgen een lesje afhankelijkheid. We zijn afhankelijk van God. Het werk van God is autonoom, Het is werk van God zelf, en daarop kunnen wij geen invloed uitoefenen.
Ik weet niet exact hoe dat bij u binnenkomt, maar ik durf wel te vertellen dat ik een redelijke controlfreak ben. Ik bereid mijn zaken voor, en als ik voor verrassingen kom te staan – en wanneer gebeurt dat nu niet – kan ik door het voorwerk zo’n situatie ook wel aan. Ik verwacht ook van anderen voorbereiding, en daarmee maak ik het mijzelf èn die ander niet altijd gemakkelijk. Laissez-faire, op goed geluk, dat kan ook, maar niet met een houding van onverschilligheid. Hier dus totale afhankelijkheid van God, dat maakt het nóg ingewikkelder!
Om te beginnen in Numeri: In het voorafgaande klaagt het volk Israel, op hun tocht door de woestijn naar het land van belofte, over de eentonigheid van het manna, hun dagelijks voedsel. Het volk verlangt terug naar de vleespotten van Egypte. De klacht komt bij Mozes terecht. Mozes op zijn beurt klaagt bij God: ‘ik kan het niet meer alleen’.
God zegt twee dingen toe:
1) dat de Geest die op Mozes is ook op anderen zal neerdalen en daarvoor worden 70 oudsten aangewezen
2) het volk zal vlees te eten krijgen
Zo gebeurt het ook en ook in deze volgorde: eerst de geest, daarna het vlees. Over dat laatste hoorden we niet meer, dat staat in het vervolg: het is een overmaat aan kwartels die uit de lucht komt vallen. God werkt via de geest in het leiden van het volk, in algemene zin en aan degenen aan wie de geest in het bijzonder geschonken wordt: profeten, leiders enzovoort. Met andere woorden: iedereen heeft er een eigen taak in en sommigen een leidersopdracht in het bijzonder.
God deelt van de geest die op Mozes rust, uit aan de 70 oudsten, verzameld in de ontmoetingstent. Mooi geregeld, zou je zeggen. Maar er zijn twee die zich niet in deze tent bevinden: Eldad en Medad.Hun namen zijn betekenisvol: ‘God bemint’ en ‘bemind door God’. Op grond van hun namen kunnen we dit constateren: het zijn mannen met een goede reputatie. Ook zij ontvangen de geest van God, terwijl zij in het kamp zijn, en gaan daar profeteren.
Dit hele gebeuren riep in de voorbereidingsgroep vragen op.
Wat bedoelt de schrijver met dat het profeteren daarna niet meer opnieuw is gebeurd? Wat is de inhoud van deze profetieën?
Daar is dit over te zeggen. Er valt te denken aan het optreden van profetengroepen in de tijd van de koningen. Zij gaan op in het gezang, de jubel en de lofzang. Zo’n ritueelbegin is nodig voor degenen die geroepen zijn de last van en de zorg voor het volk mee te dragen. Het begin van hun taak wordt gemarkeerd. Dat gebeurt overigens straks bij de bevestiging van de nieuwe ambtsdrager ook!
Waarom zijn deze twee niet in de ontmoetingstent?
Was ook een vraag. Geen zin? Druk met andere zaken? Miscommunicatie? We kunnen uit de tekst niets opmaken. Hoe het ook zij: de geest zet zich ook op hen neer. Evenals de anderen rondom de tent beginnen zij in het kampement te profeteren. Het is geen wonder dat dit ophef veroorzaakt. Jozua, al geruime tijd hulpje van Mozes, wil hen een profeteerverbod opleggen. Dit kan niet! Dit betekent aantasting van het gezag van Mozes. En als gezag niet meer erkend wordt, waar blijven we dan? Verrassend is de reactie van Mozes: ‘denk jij Jozua dat jij voor mijn belangen moet opkomen?’ (Num 11:29) Dat doet God wel, althans daar gaat Mozes vanuit, sterker nog: daar vertrouwt hij op! Het is Gods zaak, God zelf zal wel voor Mozes opkomen, mocht dat nodig zijn. Zo is het ook Gods zaak, Gods soevereine handelen dat Eldad en Medad over de grenzen van die tent heen aan het werk gaan. Uiteindelijk vallen ook andere grenzen om: wordt het hele volk door Gods Geest aangeraakt, daarover profeteert de profeet Joel, later weer door Petrus geciteerd op het Pinksterfeest.
In het Marcus-evangelie horen we ook over het soevereine handelen van God. Hier is iemand aan het werk die niet uit de inner circle van de vrienden van Jezus komt. Johannes komt met een klacht ‘iemand doet maar wat’, Jezus bekritiseert zijn hokjesgeest met de woorden: “als iemand Gods kracht de ruimte geeft, zal hij gemakkelijker goed spreken over mij.” (Marcus 9:39) Met andere woorden: deze onbekende man wordt beoordeeld op grond van zijn daden. Handelt hij ‘in de naam van’, ‘in de naam van God wel te verstaan’, dan is het OK. En wat doet hij: hij drijft demonen uit! Hij zet in op bevrijding, hij is bondgenoot in de strijd tegen wat mensen gebonden en bezet houdt, gek maakt. Waar wordt Gods wil gedaan? Het doen van Gods wil maakt ons tot volk van God, niet de bloedbanden, niet of je wel van mijn clubje bent.
Werken in het plan van God beperkt zich niet tot bijzondere krachten als het uitdrijven van demonen, maar manifesteert zich ook in het kleine gebaar: het aanreiken van een beker koud water.Ieder mens kan zich messiaans gedragen, dat wil zeggen oog hebben voor iemands verlangen, zien welke verfrissing nodig is. Doen wat je hand vindt te doen. Dat klinkt simpel. Kennelijk is het toch niet zo eenvoudig, maar vraagt navolging op weg naar het koninkrijk van God radicaliteit. Dan zijn er die harde woorden: wie iemand op een dwaalspoor zet, verdient met een molensteen om z’n nek in zee geworpen te worden. En ook handen, voeten en ogen moeten worden afgehakt of uitgerukt als deze je op het verkeerde spoor zetten. Het Gehenna is een dal, waar de vuilnis verbrand werd, maar ook lijken van misdadigers en dieren werden gegooid. Er brandde dag en nacht vuur. Het is een aan te wijzen locatie en door de functie een plaats waar je niet wilt zijn: de hel. Harde woorden, om aan te geven dat het gaat om volledige overgave aan God. Volledige afhankelijkheid.
Misschien is dit verhaal illustratief voor totale afhankelijkheid van God: recent was ik bij een intrededienst van een collega, daarover vertelde ik hier al eens eerder. Zij werd bevestigd als predikant en als onderdeel van deze bevestiging, voordat wij als collega’s haar de handen oplegden, ging zij liggend, plat op de grond in gebed. Zij lichtte dat later toe dat zij op deze manier gehoor wilde geven aan haar roeping, in volledige afhankelijkheid van God. Radicaal, liggend op de vloer van de Muiderkerk.
Dat vragen we niet van nieuwe ambtsdragers, letterlijk op de grond gaan liggen. We vragen wel tijd, energie en inzet om samen bij te dragen aan Gods Koninkrijk. De werking en reikwijdte gaat grenzen over, in ieder geval de grenzen van onze eigen groepen, groepjes en fracties. Daarin handelt God onafhankelijk, zijn wij afhankelijk van God.En toch met het besef dat het God zelf is die ons in staat stelt onze taken in zijn dienst uit te voeren.Als zoutend zout, met geestdrift, met kracht, in vrede.
Amen