Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

2 december 2012

Lezing uit het Oude Testament: Exodus 12: 1-13 en 29-32

Lezing van het Evangelie: Johannes 10:7-10

Bescherming ervaren, zekerheid is o zo belangrijk voor een mens. Onzekerheid doet immers zoveel met je, vergiftigt je leven, maakt een ander mens van je. Stress is niet goed voor een mens. Daarom hopen we altijd maar dat het kwaad aan onze deur voorbijgaat, dat we mogen leven onder Gods zegen. Alsjeblieft geen ziekte of crisisverschijnselen.

Maar het leven kabbelt niet alleen maar rustig voort. Een leven zonder het bittere kruid, zonder crises komt alleen maar voor in sprookjes. Het harde leven, zoals in Egypte, ligt voor miljoenen medemensen altijd weer op de loer. Dreiging in plaats van een veilige situatie. Angst en zorgen in plaats van rust en vertrouwen. Afstand in plaats van nabijheid.

Je hebt je portie wel gehad. Die periode van onzekerheid duurde te lang, eiste zijn tol, verziekte je leven. Hoe moet je verder? Eerst die angst kwijtraken. Stap voor stap, totdat je weer grond onder je voeten voelt, langzaam maar zeker weer vertrouwen in het leven krijgt, want zonder vertrouwen kan een mens het leven niet aan. Een leven zonder zelfvertrouwen is een moeizaam bestaan, eerder OVER-leven dan leven. Net zo’n uitzichtloos bestaan als de Joden in Egypte leidden. Geen enkel uitzicht op verbetering van de situatie, alleen maar onzekerheid. Walgelijk, zoveel onrust, zoveel uitzichtloosheid. Dat vreet aan een mens.

Het geroep van de Israëlieten is eindelijk tot de hemel doorgedrongen. Hun bidden en smeken helpt hen eindelijk verder. Het werd dan ook wel tijd. Eindelijk gaat het leed aan hun deur voorbij. De ellende passeert, Pascha, Pasen. Eindelijk een bevrijdende rust. Zij zijn gespaard. Zij zijn de dood voorbij. Een nieuw bestaan lokt hen aan. Een betere toekomst lacht hun toe. Eindelijk even op adem komen, eindelijk vrij.

Vanaf Egypte ervaren de Joden dat God je bescherming biedt, dat God steeds weer alleen maar het goede met je voorheeft, dat dictatuur en uitbuiting vloeken met wat God met een mensenleven wil. Alleen God stelt ons in de ruimte. God is een deur die alleen maar uitnodigend openstaat, toegang biedt tot een vrije ruimte, geen deur die voor je neus dichtgeslagen wordt.

Een dichte deur vind je alleen maar in Bethlehem, waar het gebod van de gastvrijheid wordt geschonden. De goede Herder biedt zijn schapen daarentegen beschutting en voldoende te eten, elke dag opnieuw. Weidegrond, sappig gras, ruimte in plaats van beklemmende ervaringen. Waarom houden WIJ onze deur dan gesloten voor medemensen? Waarom oefenen wij WEL druk op mensen uit? Leren we dan zo weinig van God? Is goed zijn, openstaan voor een ander, dan zo moeilijk?

Goed zijn, oog hebben voor het lot van medemensen, Farao kan het niet. Daarom wordt hij het slachtoffer van zijn eigen kortzichtig handelen. Farao valt in zijn eigen valstrikken, valt in zijn eigen zwaard, merkt eindelijk eens dat kwaad om je heen verspreiden niet loont. Farao weet dat niet: dat uitgerekend wat weerloos is, kostbaar is. God heeft daar daarentegen WEL weet van: getuige het kind in Bethlehem, voor wie de deur ook dichtging. En hoeveel deuren zouden er daarna niet voor hem gesloten blijven? Steeds weer stoot Jezus zijn neus…

God ziet om naar wie zwak en kwetsbaar is, naar wie hulp en bescherming nodig heeft. Daarom hebben wij God zo nodig. Omdat God ons iets te bieden heeft wat uniek is, wat altijd houvast geeft: het goede. Gods richtlijnen voor een goed en beschermd leven kunnen we niet hoog genoeg naar waarde schatten. Dat alles vinden we alleen bij Hem en bij dat unieke Kind, nergens anders. Piramides en paleizen lijken het toppunt van het goede leven, maar alleen maar een kleine bovenlaag kan ervan profiteren. De rest van de bevolking lijdt er alleen maar onder. Voor sommigen prestigeobjecten en een bankrekening in Zwitserland. De rest krijgt alleen maar een afgekloven kluif toegeworpen, als zoethoudertje. Zo gaat het echt niet alleen in Egypte, maar steeds weer, de hele geschiedenis door. Dat leidt niet alleen in Griekenland tot een crisis, maar ook heel dichtbij, ook in Weesp.

Voor ons crisis, niet voor hen die altijd weer de dans ontspringen, altijd weer boven de wet schijnen te staan. En wie is het kind van de rekening? Dat kind in de kribbe en zijn ouders is maar één voorbeeld, slechts één van de velen. Is het niet om te huilen, van woede, van machteloosheid? Dat er maar zo weinig is veranderd sinds Egypte en in Egypte zelf al helemaal niet. Ontstellend.

Dat arme Kind schudt ons wakker. Het Kind leidt ons op de weg naar het goede en brengt een heilzame onrust in ons bestaan. Het een gaat niet zonder het ander. Zonder de nodige onrust in je leven kom je niet bij het goede uit, blijft het goede voor jou èn anderen onbereikbaar.

Mozes en Jezus weten dat. Zij kennen, net als andere profeten, die heilzame onrust, waar Farao geen weet van heeft. Farao wil alleen maar in een gezapige rust leven, niet gestoord worden door demonstraties van wanhopige mensen, die rust noch duur hebben.

Kiezen voor de lijn die Mozes en Jezus volgen, kiezen voor niet langer zwijgen waar gesproken moet worden, brengt de nodige risico’s met zich mee. Israël komt niet zomaar in het beloofde land. Het goede wenkt, lokt, maar is lang niet altijd present en niet gratis. Het is alleen daar waar deuren niet worden dichtgeslagen, maar door mensen met een hart worden geopend. Het goede is alleen daar waar mensen elkaar bescherming bieden in plaats van de poten onder elkaars stoel vandaan te schoppen. Het is alleen daar waar Gods goedheid en vrijheid de nodige speelruimte krijgen in plaats van bekrompenheid en onderdrukking. Gunnen wij elkaar zoveel ruimte, aandacht en zorg, dan is het Advent, dan komt Gods toekomst in zicht. Wanneer Hij goedheid ziet, glimlacht God voldaan naar ons en mogen wij vol vertrouwen leven onder de bescherming van zijn zegen. Amen.