Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

31 december 2012, oudjaar

Psalmlezing: Psalm 90

Juist dat zoeken we toch bij elkaar? Een toevlucht. Een schuilplaats om even op adem te kunnen komen. Iemand tegen wie je je helemaal uit kan spreken. Iemand bij wie je je veilig weet; je partner, een goede vriendin.
God wil zo’n houvast voor ons zijn. Daarom kan je bij Hem alles kwijt, je hele hebben en houden. Al ‘onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat’, opdat U er Uw licht over zal laten schijnen, zodat wij weer verder kunnen. Want ja, zo makkelijk is het leven niet. Wat is het uiteindelijk meer dan ‘moeite en leed’, met af en toe momenten met een gouden randje? Vooral moeilijkheden dus. Dan heb je toch zo’n veilige haven nodig? Heer, keer U naar ons toe. ‘Ontferm U over Uw dienaren’. Steeds weer dat gebed om ontferming, omdat een wereld zonder barmhartigheid onmenselijk hard is. Daarom: laat ons ervaren dat wij er niet alleen voor staan, maar op U mogen terugvallen wanneeer wij het moeilijk hebben. Dat U naar ons luistert, als wij bidden. Dat U ons troost, als wij een mooi lied dat ons raakt horen en in ons naklinkt. Dat U onze tranen droogt, wanneer het ons allemaal te veel wordt. Want ja, ook dit jaar was er genoeg om te huilen. U weet waarmee wij worstelen. U weet wat zoveel pijn doet. U kent ons, ‘van geslacht tot geslacht’ bent U er immers voor ons. Nee, niet af en toe, maar elke generatie opnieuw, heel de geschiedenis door. Onvoorstelbaar. Ongelofelijk, dat U zich zozeer met ons inlaat, dat U zich zo intens verantwoordelijk voor ons weet.
Dat gaat ons boven de pet, dat U er al zo lang bent, terwijl wij er maar zo kort zijn. Ook al leven wij tachtig jaar lang, wat stelt dat nou voor in verhouding met al die miljarden jaren? Niets toch zeker? Heel even zijn wij er maar, net als een bloem die maar één dag bloeit, en dan: weg. Zomaar weg en na enige tijd voorgoed vergeten; alsof je nooit geleefd hebt. Wat gaat dat snel voorbij!
Wat blijft er van een mens over? Wat stelt een mens eigenlijk voor? Dat U aan hem denkt, dat U naar zo’n eendagsvlieg omziet; dat is toch onbegrijpelijk? Onbegrijpelijk, die geborgenheid: zoveel aandacht, zoveel bezorgdheid, zoveel zorg, zoveel liefde.
Een mens gaat, maar God is. God is er, God is er voor ons; Hij BLIJFT voor ons zorgen, altijd maar door. Omdat God er voor ons is, nu en straks, is mens zijn geen ‘Sein zum Tode’, geen leven tot de dood, zoals Heidegger beweert. De dwaas steunde dan ook een regiem dat dood en verderf zaaide. God bewandelt andere wegen, Zijn volk en ons ten goede. Dat is een heel ander verhaal, een ander perspectief. Bij God zijn wij veilig en geborgen, in leven en in sterven, in tijd en eeuwigheid. Daarom kijkt deze Psalmist anders tegen het leven en tegen de tijd aan dan menigeen. Al onze dagen zijn veilig in Gods hand, zo wordt hier gezongen. Heel ons leven geborgen. In een lied kan je zoveel meer uitspreken, hoger reiken, dieper graven dan in een betoog. Muziek ontsluit een ander perspectief dan de zwarte dood. Muziek geeft ons zicht op Immanuël, God met ons. Daarom klinkt er zoveel muziek rond Kerst. Daarom schenkt God ons de troost van de muziek als draagvlak voor een rijk gevuld bestaan.
God – een toevlucht, een vaste burcht. Daarom geborgen bij God. Daarom vragen wij U in ons gebed: wees ons genadig. ‘Geef ons vreugde’, geef ons deel aan het goede van het leven. Want wat is een leven zonder vreugde? Wat is het geheim van de humor? Wat is het geheim van de glimlach? Daarom klinkt Gods blijde, bevrijdende boodschap van zorgzaamheid en geborgenheid. Daarom laat God Zijn licht over ons bestaan schijnen. Licht en vreugde als tegenwicht tegen donkere wolken. Licht en vreugde banen zich onweerstaanbaar, royaal een weg door donkere wolken heen. Rembrandt en Van Gogh hebben dat geheim diep gepeild, gepeild tot op God.
Keer U naar ons toe en vervul ons van liefde en laat er wat van terechtkomen, van wat wij hebben aangepakt. Dat wij niet voor niets zo intens bezig zijn. Dat wij niet voor niets leven, maar de vruchten van onze noeste arbeid mogen plukken.
Alleen zo kan er iets terechtkomen van wat wij hebben aangevat, als er met liefde en toewijding aan wordt gewerkt soli Deo gloria, tot eer van God. Godsdienst is dus niet iets van alleen de zondagmorgen, nee, elke dag verrichten wij ons werk in dienst van God, tot eer van God, als wij dat met liefde en toewijding doen. Daarom bidden wij: leer ons eenvoudig leven, U toegewijd. Toegewijd, zorgvuldig leven en werken, als afspiegeling van de toewijding waarmee God ons omgeeft. Ons leven is immers, als het goed is, imitatio Christi, navolging, imitatie van Christus. Imitatie, meer niet; zo origineel zijn we nu ook weer niet. Maar imitatie kan een hoog niveau halen, zoals wanneer een musicus noten naspeelt, maar tegelijkertijd interpreteert. Dat is heel wat meer dan slaafse navolging.
Omdat God alle dagen met ons meegaat, bidden wij, opdat God ons in de morgen vervult met het enige wat wij echt nodig hebben, liefde: ‘leer ons zo onze dagen tellen, dat wijsheid ons hart vervult’. Wijs zijn is: met God de tijd die ons gegeven is naar waarde weten te schatten, die tijd OPTIMAAL benutten. Geen tijd vermorsen. Dat is je dagen tellen.
Wijs zijn, vervuld zijn van liefde en levenswijsheid is: dankzij God, geïnspireerd door de Heilige Geest, hart voor de zaak hebben door te streven naar een vorm van wijsheid die verder reikt dan theoretische kennis, door te streven naar levenswijsheid die medemensen, kerk en samenleving ten goede komt. In deze volgorde: medemensen, kerk en samenleving. Niet de omgekeerde volgorde: samenleving, kerk en medemensen, want dan doet men mensen, op grond van autoritaire structuren, tekort. God ziet niets in autoritaire structuren, maar begint getuige ook Kerst, van onder af, aan de onderkant van de samenleving.
De wijsheid waar het in de Bijbel om draait vind je eerder onder vrijwilligers en hulpverleners dan onder theoretici en politici. De God van Israël gaat het immers om het goede leven, dus om barmhartig zijn, hart voor mensen hebben. Kerst is daar een voorbeeld van, een bron van inspiratie. Naar mensen toegaan, mensen aandacht schenken, zoals de Eeuwige, geprezen zij zijn Naam, aandacht voor ons heeft, naar onze gebeden luistert.
Onze dagen tellen vanuit een hart dat vervuld is van wijsheid is: door de maskerade heen weten te prikken, gebakken lucht, autoritaire, niet goed functionerende structuren weten te ontmaskeren, in navolging van de profeten.
Wijs zijn met het leven is: zozeer je namens God verantwoordelijk weten voor het lot van anderen, dat ook andere mensen dankzij je inzet tot het inzicht komen, gaan belijden: dat God voor ons, elke generatie opnieuw, een toevlucht en een vaste burcht is.