Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 november 2012

Preek 25 november 2012

Lezingen:
Openbaring 2:17 en Matteus 5:1-12

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Mijn moeder is mijn naam vergeten
Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Aan dit gedicht van Neeltje Maria Min uit 1966 moest ik denken bij de voorbereiding van de preek.
‘Voor wie ik liefheb, wil ik heten’ zoemde door mijn hoofd en ik verbond dat al mijmerend met de witte stenen die vandaag hier op tafel liggen. De witte stenen die vandaag aan nabestaanden meegegeven worden met de naam van hun geliefde erop geschreven. De naam die vandaag nog een keer klinkt in het midden van deze gemeente.

En ik had de associatie met de witte steen uit het laatste bijbelboek Openbaring waar de ziener Johannes schrijft over mensen, de overwinnaars die verborgen manna zullen ontvangen èn een wit steentje waarop een nieuwe naam staat die niemand kent.

Dat klinkt onpraktisch, een nieuwe naam krijgen die niemand kent. Hoe kun je geroepen worden? Gekend en aangesproken? Maar ik versta het aldus: het is de naam waarmee de persoon in kwestie gekend is bij God, de naam die vertelt wat dit mensenkind betekent voor God.

Een alledaags voorbeeld ter verduidelijking: echtparen noemen elkaar soms anders dan met hun roepnaam, en ouders gebruiken voor hun kinderen ook koosnaampjes. Een koosnaam die alleen in die specifieke relatie gebruikt wordt, en gebruikt kán worden. Als de buurvrouw jouw kind of jouw geliefde aanspreekt met het alleen jullie bekende koosnaampje werkt het niet, dat is een inbreuk in de intimiteit van die specifieke relatie. De naam die niemand kent heeft een hoge mate van exclusiviteit!

Het gaat bij de ontvangers van de witte steen om mensen met een relatie tot God, niet gekwalificeerd: dat wil zeggen aan die voorwaarden moet voldaan zijn, maar wel dát die relatie er is, mensen gekend bij en door God. Daarmee zegt de ziener Johannes iets over een band tussen de ontvanger van de witte steen en God, en dat heeft ook gevolgen voor relaties, vriendschap, verbondenheid en liefde tussen mensen.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Gekend worden, door God èn door de mensen om ons heen. Herkenbaar, deze erkenning die mensen zoeken. Dat is de ene kant.

De andere kant is dat je ook aangesproken kunt worden. Jij als geloofsgetuige, jij als iemand die zo’n witte steen zou kunnen ontvangen, jij kunt worden aangesproken met en op het visioen van het koninkrijk van de hemel. Daar bepaalt het gedeelte uit het Matteusevangelie ons bij.

Als een leraar met gezag leert Jezus aan zijn leerlingen en de menigte die hem volgt.Dat is wat Jezus doet: leren in de synagogen, prediken het evangelie van het koninkrijk en genezen alle ziekte en kwaal. Jezus verkondigt hier zijn programma, in dienst van God en het koninkrijk van de hemel. Het koninkrijk van de hemel zal op aarde aanbreken, zo verkondigt Jezus: een hemel op aarde. ‘Gods Koninkrijk, het Koninkrijk van de hemel is nabij.’, zegt Jezus, ‘nu al.’

Eerlijk gezegd zie ik op dit moment vooral brandhaarden en schroeiplekken:
Zwaagwesteinde, Oudwoude, Aleppo, Gaza, Tel Aviv, Goma. Deze plaatsnamen halen de media, vele andere niet.

Er zijn onze persoonlijk rampen en ons eigen verdriet: geen uitzicht op werk, een levensbedreigende ziekte, vastgelopen in zorginstanties, zwangerschap die vroegtijdig eindigt, een kindje dat niet levensvatbaar is, kapotte relaties, genezing onmogelijk.

Op al deze plaatsen is een verlangen naar barmhartigheid, allicht, wie niet, ik ook met al deze mensen hongeren en dorsten we naar gerechtigheid, naar troost, naar erkenning van ons verdriet, naar erkenning dat dit leven geen leven is dat dit niet het leven is dat God bedoeld heeft. Tegen dergelijke situaties van onrecht, verdriet, niet-leven liepen de profeten te hoop. Zo moet het niet! Zo kan het niet!

Het koninkrijk van God, het koninkrijk van de hemel is niet iets om op te wachten, maar om te verwachten. Een actieve houding, met dynamiek. Jezus verkondigt ons de weg naar het koninkrijk van de hemel. De weg waarop gaandeweg al goed doende, iets zichtbaar wordt van die hemel-op-aarde. Gods Koninkrijk is een manier van leven, van meeleven. Doen zoals Jezus doet, zoals Jezus ‘God doet’

Dit ‘goede doen’ begint met zien, zien wat er werkelijk aan de hand is. Kijken met medeleven, met kijken en luisteren naar de verhalen van mensen. Kijk eens goed om je heen en zie de eenzamen, treurenden, armen. Zie allen die geen leven hebben, ze zijn onder ons, wij zijn één van hen. Zie, wie zich voor hen inzetten met hun hart op de goede plaats. Zie de barmhartigen, de vredestichters, de rechtvaardigen, de zachtmoedigen en noem maar op.’

Het draait om deze mens in het koninkrijk van God, om ons leven, om ons mee-leven. Er kan geen toekomst, geen hemel-op-aarde zijn als er voor al deze mensen geen plaats is, geen tijd en geen aandacht. Jezus zet met zijn woorden de wereld ‘zoals ‘ie nu eenmaal is’ op z’n kop.

Daarover maakten de profeten zich druk, en die profeten zijn er nog steeds! We worden aangesproken met dit visioen: prachtig, mooi! We worden aangesproken door dit visioen: dat kunnen we niet zo maar door onze vingers laten glippen. Ook deze verantwoordelijkheid zit besloten in die naam waarmee God ons kent.

Voor wie ik lief heb, wil ik heten

Gekend zijn èn aangesproken zijn. Dat moeten we voor vandaag bij elkaar houden. Als we onze gestorvenen gedenken, dat zij gekend zijn bij God. Dat ons verdriet, onze onmacht erkend wordt
èn tegelijkertijd onze aanspraak door het visioen van koninkrijk van God, iets om actief te verwachten,
iets dat onrust geeft, omdat de wereld waarin wij leven zo in tegenspraak met dat visioen.

Wat houdt mij dan op de been? Dat ik niet alleen ben, met de woorden van dit gebed van de pelgrims op hun barre tocht door het leven:

God zal met je meegaan
als licht in je ogen, een lamp voor je voet.
als hand op je hoofd en arm op je schouder,
als baken bij ontij en verte die wenkt.
Als groet op je lippen en hoop in je hart,
Als steen die je uitdaagt, en woord dat je weg zoekt.

Amen