Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

17 juni 2007 jeugddienst

ds. Stefan Dijkhuizen

Verkondiging:

Wat heeft geloof met sport te maken?

Wat het niet met elkaar te maken heeft, lijkt wel duidelijk: Sport is populair, de stadions zitten vol met uitzinnige fans, er zijn urenlange uitzendingen op allerlei tv-zenders, er gaan enorme bedragen in om, en we bewonderen en aanbidden topsporters als sterren. En dat alles lijkt alleen maar meer te worden.

Maar toch is het ook zo dat geloof en sport wel op elkaar lijken. Want net als bij sport gaan mensen ergens voor in hun geloof, of dat nu voor de mensen om hen heen is, of voor een ander doel. En om dat te kunnen doen moet je jezelf ook ‘trainen’, oefenen en er de tijd voor nemen. Geloven doe je net als sporten samen met anderen. Je kunt het niet alleen, je hebt een team nodig, of een coach, en misschien af en toe ook wel eens een tegenstander. En net als sport kan geloof heel erg goed voor je zijn, mensen voelen zich fitter of hebben samen plezier, en vinden vrienden.

De woorden die net door Pim werden voorgelezen, zijn geschreven door de apostel Paulus, en ze komen uit een brief. Hij vond blijkbaar ook dat geloof alles met sport te maken had. De mensen waaraan hij deze brief schreef, woonden in Korinte. Dat was een stad waar regelmatig sporttoernooien werden gehouden en waar net als in veel andere Griekse steden, een groot stadion was. Ook toen al was sport dus heel erg belangrijk, en trok het heel veel mensen. Paulus, die graag een goede brief wil schrijven, gebruikt hele herkenbare beelden van het stadion, de atleet en de bokser, beelden die voor iedereen bekend zijn. Bijna iedereen had wel eens een wedstrijd bezocht, of een atleet gezien die een ereronde maakte, met zo’n krans om zijn schouders.

Maar behalve dat, gebruikt Paulus deze sportbeelden om nog een andere reden. Hij zegt namelijk aan het begin dat hij alles voor het evangelie, alles voor de boodschap van God, zou willen doen. Hij gaat er helemaal voor, als een echte topsporter. Hij gaat voor goud, net zoals je schaatster Sven Kramer of zwemmer Pieter van den Hoogenband dat zou kunnen horen zeggen. Of misschien beter gezegd, en met maar één lettertje verschil: Paulus gaat voor God, helemaal, met alles wat hij in zich heeft.

Poeh, dat is nogal wat. Gaan voor God. Voor goud gaan is dat ook, maar als je ergens heel erg goed in bent, kun je je daar nog wel iets bij voorstellen.

En waarom zou je eigenlijk? En daarnaast heb je vast wel genoeg andere dingen te doen. Het is vaak al lastig genoeg om ergens echt voor te gaan. Altijd maar druk, altijd maar haast. Op school, in je werk, met je vrienden. En dan ook nog voor God gaan? En stel dat, wat houdt dat dan precies in? Word je dan een Jesus-freak, of nog erger, moet je misschien dominee worden of in het klooster gaan ofzo?

Paulus schrijft dit omdat hij helemaal vol van God is. Hij heeft gemerkt dat wat God in zijn leven gedaan heeft, wat het hem geeft, dat dit hem alles waard is. Daar wil hij dus wel helemaal voor gaan. Het geeft hem het gevoel alsof hij wint. Niet alsof hij beter is dan anderen, en dat geloven ook een competitie zou zijn, maar omdat het voor hem het beste is wat hem kan overkomen. Hij is in de ‘winning mood’ door wat God hem belooft, en hij zou wel willen dat iedereen dat ook zou voelen. ‘Ren als de atleet die wint!’, schrijft hij daarom.

Paulus heeft het over de krans die je kunt winnen. Zo’n erekrans die je omgehangen krijgt als je de winnaar bent. Voor Paulus betekent geloven alleen niet dat de prijs die God je geeft, uiteindelijk verdort of verwelkt, of als een medaille is die langzaam toch dof wordt. Nee, wat God je geeft, is niet tijdelijk of voor eventjes, en hoef je niet volgend jaar weer te heroveren op een nieuw kampioenschap, het is er voor altijd. Dat wat God belooft, is onvergankelijk, zo staat er. Wat God belofte vergaat nooit, dat blijft eeuwig bestaan.

Gaat het dan om een eeuwig leven? Alleen iets voor na dit leven? Is dat het enige waarvoor je gelooft? Ik denk dat het meer is, en niet alleen een zoethoudertje voor straks. Ik zeg wel eens; wat heb je aan de belofte van een eeuwig leven als je er in dit leven, hier en nu, al niet iets van merkt? Jezus heeft het ook vaker over het hier-nu-maals, dan over een hiernamaals. Dat onvergankelijke slaat dus eerder op iets wat wij ons eigenlijk niet kunnen voor stellen. God belooft ons iets dat in tegenstelling tot alles om ons heen, wel blijft, en niet weg kan waaien, niet kan verdorren of uit de tijd raakt. God houdt door alles heen van ons, en geeft ons op zijn beurt in die liefde iets om helemaal voor te gaan.

Net als topsport is geloven vaak niet eenvoudig. Voor God gaan, hoe dat er dan ook uit ziet, is een kwestie van trainen. Van oefenen. Het woordje discipel zegt het al; je hebt ‘discipline’ nodig om verder te komen. Dat is dus best wel eens ‘afzien’; en er even helemaal genoeg van hebben, van de kerk, van wat mensen om je heen allemaal zeggen en geloven, en misschien ook wel eens van jezelf.

Discipline kan ook klinken alsof het allemaal doodsaai is en onder dwang moet. Maar om verder te komen met je geloof, om er in te groeien, moet je inderdaad ook wel iets doen, net als bij een hardloopwedstrijd. Bij de Vechtloop vanmiddag kun je zo zien wie er wel of niet getraind heeft. En als ik straks in augustus ongetraind Smal Weesp induik voor de triatlon, wordt het helemaal nix. Ik heb ook discipline voor nodig om toch weer die fiets te pakken of te gaan zwemmen.

Maar iedereen mag en kan het wel op zijn eigen manier. Paulus gebruikt daarom een aantal verschillende sporten in zijn brief, en hij had er nog wel meer kunnen noemen. Ieder mag trainen op zijn of haar eigen manier, iedereen kan groeien en oefenen in omgang met God. Hij geeft je dat.

Dicipline ja, maar niet alsof God een spelletje met ons speelt. Geloof is niet wedstrijd met winnaars en ‘loosers’, of als je je best even niet doet dat je dan op de reservebank terecht komt. God geeft namelijk al van te voren de belofte dat je het niet voor niets doet. Al van te voren belooft hij ons een prijs die niet vergaat, die niet verwelkt.

Ik begon met de vraag of geloof en sport iets met elkaar te maken hebben.
Daar kun je op antwoorden: Een heleboel wel, en een klein beetje niet. Van alletwee loop je het risico dat je moe wordt. Maar je wordt er op de duur ook fitter van, het geeft je ruimte om je vragen te stellen, om al die dingen die niet zo goed gaan, een plekje te geven. Het geeft je een doel om voor te gaan. Op jouw manier voor God gaan, en weten dat God ook voor jou gaat en van je houdt.

Voor goud gaan of voor God gaan. Het scheelt maar één lettertje. Maar er is ook een groot verschil: Wat God belooft, en waar Paulus en wij ook allemaal iets van kunnen zien, is niet maar voor één winnaar. Het levert niet een trofee op die volgend jaar niets meer waard is, of een troostprijsje omdat je het zo schattig geprobeerd hebt. Gods liefde, die nooit meer vergaat.
God is het waard om voor te rennen. Waar ga jij voor?