Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 februari 2007 Quinquagesima

ds. Dick Pruiksma

Lucas 6 : 27-38 + 7 : 16
Doop Tesse Mathijs van der Heide
Medewerking van het Laurenskoor

Gemeente van de Heer,

Vandaag vallen we eigenlijk midden in een verhaal dat Jezus vertelde aan de mensen die waren samengestroomd tot vanuit de verste hoeken van het land om naar Hem te luisteren. Nou ja, midden in een verhaal. Het is eigenlijk een soort van toespraak. Bij Matteüs heet deze toespraak de bergrede. En vanmorgen lezen we het middenstuk van de bergrede, althans van de versie die Lucas voor ons bewaarde.  
Op de 60-plus kring hadden we het er afgelopen woensdag al even over. Hoe een mens altijd maar te kort schiet. Je zou toch ook hartstikke moedeloos worden wanneer je echt al die uitspraken van Jezus stuk voor stuk diep tot je laat doordringen. Heb je vijanden lief. Wees goed voor wie jullie haten. Zegen wie jullie vervloeken. Bid voor wie jullie slecht behandelen. Als iemand je op de wang slaat, biedt hem dan ook de andere wang. Ik weet niet hoe het u vergaat. Maar ik wordt toch een beetje onrustig van binnen. Ik denk: je bekijkt het maar, Jezus. Maar als iemand mij slaat, dan moet je mij wel tegen houden om te voorkomen dat ik heel hard terug mep.
Door de eeuwen heen hebben mensen het moeilijk gehad met deze woorden. Ik las deze week dat er minstens drie manieren zijn om de woorden van Jezus te differentiëren. Bijvoorbeeld: Ja, het staat er wel. Maar je moet bedenken dat deze woorden door Lucas geschreven zijn in een tijd van vervolging. En dan heeft het helemaal geen zin heeft om terug te slaan. Dan is het tactischer om degene die jou berooft te verbazen door te zeggen: he, joh, heb je ook nog een overhemd nodig. Of alleen mijn jas? Nou, dat zal misschien wel waar zijn, Maar gelden die woorden van Jezus dan alleen in tijden van verdrukking. Kortom, heeft het ons dan iets meer te zeggen?
Door de eeuwen heen hebben mensen het moeilijk gehad met deze woorden. Want je bent natuurlijk hartstikke gek wanneer je doet wat hier staat. Heb je vijanden lief. Doe goed en leen geld aan anderen zonder er iets van terug te verwachten. Er is geen bedrijf in deze wereld dat ook maar één cent winst zou maken, wanneer het zo te werk zou gaan als hier in het evangelie staat. Al te goed is buurmans gek. Dat had er moeten staan.
Inderdaad, je kunt je de woorden van Jezus ook van het lijf houden door ze volstrekt onrealistisch te verklaren. En theologen zeggen dan: Ja, het staat er natuurlijk wel. Maar het kan natuurlijk niet. Het zijn dan ook geen regels voor nú. Jezus vertelt hier hoe het zal zijn onder de mensen wanneer het koninkrijk van God op aarde is gekomen. Dan zullen de mensen hun vijanden liefhebben en wel doen degenen die hen haten. Je kunt dus zeggen: het gold voor toen, tijd van vervolging. Of: het geldt pas straks in het koninkrijk van God. Maar wat zou er gebeuren wanneer het ook iets met óns te maken zou hebben?
Zo hadden we het er deze week over. En we herkenden bij iedereen gevoelens van machteloosheid. Gevoelens van onvermogen. Want we vinden eigenlijk dat het allemaal inderdaad zo zou moeten als Jezus ons voorhoudt. Maar als er ooit iemand is geweest die dat gelukt is, wil die dan alsjeblieft de vinger opsteken? De vraag is dus: Hoe zeilen wij tussen de klippen van onrealistisch en moedeloosheid door?
Ik weet natuurlijk ook geen kant en klare oplossing. Maar ik wil wel iets proberen. En u moet voor u zelf maar zien of u er iets mee kunt. Want mijn vraag gaat niet over de historie van vervolging of over de dwang van de onhaalbare norm. We zouden wel moeten maar we halen het van geen kant.
Ik vraag mij af hoe wij deze teksten benaderen. Wat is mijn innerlijke houding tegenover de tekst? Is het misschien toch, en ik geef het maar als suggestie, is het misschien toch zo dat wij binnen in onszelf nog steeds vastzitten aan: je moet, je moet, je zult. Dat wij de woorden van Jezus horen als een wét, als een opdracht. Maar het is een onmogelijke opdracht, een onhaalbare norm. Terwijl je toch moet. Maar zijn we dan wel door het evangelie werkelijk geráákt?
Onrealistisch deze woorden? Om moedeloos van te worden? Hoe zou je moedeloos kúnnen worden wanneer God ons alles schenkt.  Hoe zouden we de moed kúnnen opgeven, natuurlijk we zitten allemaal wel eens in de put, vertel mij wat. Maar hoe zou je de moed kúnnen opgeven wanneer God jou kent. Weet je dat dan niet? Dat God je kent. Je zou tegen bergen kunnen zeggen “ga van hier naar daar” en ze zouden het doen. Je kunt bergen verzetten. Ook al is je geloof maar zo klein als een mosterdzaadje. Jouw kleine geloof, dat is voldoende. Want wie één keer weet wat geloven is, wie eens en voor al weet hoe groot Gods liefde is, die zal nooit meer de moed verliezen. Dan zal de hoop ons nooit totaal ontbreken. Dan zullen geloof, hoop en liefde, deze drie, ons in het leven behouden. En dan valt er opeens ontzettend veel te doen. Niet omdat het moet. Maar omdat je in geloof de verantwoordelijkheid voor je eigen leven neemt. Niemand hoeft je meer te vertellen wat moet. Dat weet je. En in alle vrijheid en vreugde begint het leven opnieuw. En nu pas goed. Alsof een mens opnieuw geboren wordt.
Zijn wij daarmee heiligen geworden? Volmaakt in alle opzichten. Nee, natuurlijk niet. De dagelijkse realiteit is hard. Zo hard zelfs dat mensen het risico lopen verbitterd te raken. Want het verdriet is groot. Maar je hoeft niet meer bang te zijn. Of moedeloos. Vanwege je eigen kleinheid. Dat hoeft niet meer. Want God heeft jou al aanvaard zoals je bent. Water op je hoofd. Je bent toch gedoopt! Hij heeft zijn naam al met jou verbonden. Je bent vrij. Wees het dan ook. Om te doen wat gedaan moet worden. Bidt voor je vijanden. Zegen wie jou haat. Heb lief ook wanneer je niets terug ontvangt. Wees barmhartig en oordeel niet. Geef en vérgeef. En je zult ontvangen vrede en vreugde al je levensdagen. Amen.

WEGZENDING EN ZEGEN
Zegenbede

O God, maak ons tot mensen
naar het beeld van uw Zoon:
met ogen die niet alleen kijken,
maar ook kunnen aanzien;
met oren die niet alleen horen,
maar ook kunnen luísteren;
met een mond die niet alleen Praat,
maar ook kan spreken;
met een verstand dat níet alleen begrijpt,
maar ook kan verstaan;
met een hart dat niet alleen klopt,
maar ook bewogen kan zijn;
met handen die niet alleen grijpen,
maar zich ook kunnen openen;
met voeten die niet alleen draven,
maar ook tegemoet kunnen komen,
want zo zijn wij gezegend
en elkaar tot zegen.