Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

25 januari 2015

Gemeente van Jezus Christus,

In de dagen na de aanslagen in Frankrijk
heb ik het in een aantal gesprekskringen gehad over het thema vergeving.
Een stelling die in het gesprek langskwam was:
Er zijn dingen die onvergefelijk zijn.

We moesten daar lang over na denken.
Ja, zei iemand. Sommige dingen zijn te erg!
En hij vertelde over dat hij maar niet van zijn netvlies kreeg
hoe een van de aanslagplegers nog eens terug was gelopen naar de agent die ze net hadden doodgeschoten,
om het nauwelijks levende lichaam nog eens extra met kogels te doorzeven.
Zulke acties zijn niet meer menselijk, zei hij, die zijn bij de beesten af.

Maar, zei iemand anders: hoe zit dat dan met “zoals wij vergeven onze schuldenaren”. Moeten wij niet iedereen vergeven? En altijd?
En is het uiteindelijk ook niet beter voor jezelf om te vergeven? Zodat je niet verbitterd raakt of je leven laat leiden door haat?
We kwamen er niet uit.
Het bleek een heel moeilijk onderwerp.

Ook deze week heb ik er
mee geworsteld op weg naar de preek voor deze zondag.
Met elkaar lazen we vandaag het verhaal over Eli, zijn zonen Chofni en Pinechas en de kleine jongen Samuel.
Eli is priester in het plaatsje Silo,
en zijn zonen doen daar ook dienst in de tempel als priesters.
Maar Eli is oud, en alles glipt hem een beetje uit handen.
Hij heeft zijn zonen in ieder geval niet onder controle.
Chofni en Pinechas, lezen we al snel, maken misbruik van hun positie als priester.
Er gebeuren dingen die niet in een tempel thuishoren, afpersing, uitbuiting,
en in die chaos lezen we ook nog over Samuel,
een jongetje dat door zijn ouders als kind is geschonken
aan de tempel om daar een dienaar van God te worden.
Maar de tempel in Silo lijkt niet zo’n goede plaats voor een kind,
en ook allang geen plek meer waar God wordt gediend.

En dan, lezen we, is God het zat.
En hij laat sinds lange tijd van zich horen.
Daar begint het hoofdstuk mee.
Er staat: in die tijd klonken er nog maar zelden woorden van God en er braken geen visioenen meer door.
Zo was de stand van zaken.
Chaos, wangedrag door priesters en God werd niet meer gehoord.
Iedereen in de tempel van Silo was doof geworden voor God.

Dan midden in de nacht roept God.
Niet tot de oude Eli, niet tot priesters Chofni en Pinechas, maar tot de kleine Samuel.
Samuel herkent de stem van God eerst ook niet.
Daarom rent hij naar Eli.
Eli heeft hem vast geroepen.
Maar Eli weet van niks. Ga maar weer slapen, zegt hij. Ik was het niet.
Ook Eli is figuurlijk doof geworden.
Dat het Woorden van God hadden kunnen zijn komt niet eens meer in hem op.
Pas als Samuel voor de derde keer bij hem komt, gaat er bij Eli wat dagen.
Ga maar terug Samuel, en luister vooral goed.

De boodschap die God heeft die nacht is niet mals.
Samuel durft het ’s ochtends bijna niet aan Eli te vertellen.
God wil niet meer met Eli verder. En ook niet met zijn zonen.
God trekt een grens.

Later in het volgende hoofdstuk kun je lezen dat het inderdaad niet goed afloopt met Eli en zijn kinderen.
De zonen van Eli sneuvelen in een gevecht met de Filistijnen, Eli zelf breekt zijn nek omdat hij omver valt als hem dit nieuws wordt verteld.
En Eli’s schoondochter, die zwanger is, schrikt zo van het nieuws dat de weeën plotseling bij haar opkomen en ze sterft bij de geboorte.
Gruwelijke teksten, die ik lastig vind om te lezen.
Wat moeten we hiermee als we ook teksten kennen over getuigenissen van mensen die God ervoeren als een God van genade, een God van vergeving en troost?
Of zijn dit verkeerde vragen en
kijken we op een verkeerde manier naar de verhalen?

Toen de aanslagen in Frankrijk waren gepleegd kwam bij mij een ongelofelijke woede op.
Een woede die ging over het onrecht.
Over zoveel onrecht gewoon gebeurd op klaarlichte dag.
En over mijn eigen onmacht.
Ik weet niet of u die gevoelens herkent.
Een schreeuw om gerechtigheid voelde ik in mijn lichaam.
Kan iemand hier alsjeblieft een einde aan maken aan al deze onrechtvaardigheid?
Ik moest aan die gevoelens denken bij het lezen van het verhaal over Eli en zijn zonen waarin God een einde maakt aan het beestachtige wangedrag dat er gaande is.

God trekt de grens.
Hij kan niet meer verder met Eli en zijn zonen.
Hij wíl niet meer verder met ze. Met deze mensen die in zijn huis niet meer de woorden spreken die moeten worden gesproken, niet meer de dingen doen die moeten worden gedaan.
Hoe moeilijk ik het verhaal verder ook vind, dit begrijp ik.
Ik begrijp dat er een moment kan zijn dat je
met sommige mensen niet meer verder kunt.
Dat mensen over een grens zijn gegaan, keer op keer, op keer.
Dat het ook goed is om soms afscheid te nemen en uit elkaar te gaan.
Dat er een moment kan zijn, voor jezelf, dat je zegt: tot hier en niet verder.
Ook God communiceert met Eli over het afscheid.
Hij legt zijn redenen voor Eli uit. En gaat daarna verder met Samuel.

Het grenzen stellen van God geeft ons
misschien ook een nieuwe kijk op wat we willen en kunnen toestaan als mensen en als gemeenschap.
Grenzen trekken is niet perse iets verkeerds en niet alles moet met de mantel der liefde bedekt worden.
Onder die mantel kunnen mensen juist door de grenzenloosheid verstikken, gekwetst of verwond raken.
Daar waar dat wat heilig is, is overtreden en vertrapt wordt,
moet worden ingegrepen en grenzen worden getrokken.

Hoe je die grenzen trekt is een tweede.
In het verhaal over de mensen in de tempel in Silo
laat God de lijn van Eli letterlijk doodlopen.
Het is en blijft een heftig verhaal, dat veel vragen oproept.
Want is de wereld altijd zo duidelijk zwart en wit?
Nee.
Wie zijn de slechten en wie zijn de goeden?
Het is niet altijd even helder.
Denkt en bidt u verder met mij mee, zodat we kunnen groeien naar antwoorden.

Amen