Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 april 2007

ds Alida Groeneveld

lezingen:     Numeri 27:12-23
        Handelingen 9: 32-42
        Johannes 5: 1-15

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Pasen werkt aanstekelijk en activerend. Het is het feest bij uitstek in de kerk waarover we niet uitgepraat raken. Op de zondagen na Pasen continueren we de paasjubel, en voor vandaag gaat dat zeker op. Vandaag is het zondag jubilate, zondag juicht, naar Psalm 66.

Vandaag gaat het ook over hoe het leven vanuit de opstanding handen en voeten krijgt in de nieuwe leven van de nieuwe gemeente en dat moeten we wel oefenen. Want, het mag dan wel elke dag een beetje Pasen zijn, de afstand qua tijd tussen de evangelieschrijvers toen en ons nu is dermate groot, dat we daarbij elkaars hulp als gemeente wel nodig hebben.

Zonder visioen verwildert het volk, zonder waarachtig leiderschap raakt het volk de weg kwijt. En daarom krijgt het volk Israël Jozua als nieuwe leider, nu het leven van Mozes ten einde loopt. Jozua, iemand met geestkracht, iemand naar Gods beeld en gelijkenis, iemand die de weg wijst, voorop durft te gaan, èn het volk ook een zekere mate van vrijheid gunt. Geen sterke man, in de zin van ‘bevel is bevel’, maar een heuse herder met herderskwaliteiten. Door het ritueel van de opvolging, ten overstaan van priester en volk, is het gezag van Mozes overgedragen op Jozua. Met Jozua als leider gaat het volk Israël verder op de weg naar het land van belofte.

Zo ook gaat Petrus als apostel verder in het voetspoor van Jezus. Hij treedt niet op op basis van eigen macht en gezag, nee, hij heeft dat allemaal ontvangen van Jezus, de Christus, de Opgestane en dat wil hij weten ook!

In het gedeelte uit het boek Handelingen der Apostelen horen we tot 2x toe van een opstandingsverhaal, 2x sta op! Twee mensen, Eneas en Tabita, komen terug in het leven,
de één uit de verlamming, de ander uit de dood. Ik weet niet precies hoe het u vergaat,
maar je zou gemakkelijk en oppervlakkig kunnen denken dat het bijbelboek Handelingen het eerste kerkgeschiedenis-handboek is, omdat het ons vertelt over het ontstaan van de eerste gemeenten en de problemen van het begin. Dat is het ook misschien wel een beetje, maar dat is het niet alleen! De schrijver van Handelingen vertelt op zijn manier ook weer evangelie, goed nieuws. Jezus’ missie wordt voortgezet door Petrus, en later Paulus en al die andere apostelen. Voor het merendeel zijn zij begonnen aan de voeten van Jezus, rondtrekkend in zijn kielzog, en nu in dezelfde geest van Jezus, met gezag rondgaand, om mensen tot opstaan aan te zetten, aangespoord om werkelijk te leven. Petrus doet, in navolging van Jezus, wonderbare genezingen. Het woord van deze apostel, op gezag van Jezus Christus, geeft nieuw leven.

Genezen en genezingsverhalen liggen moeilijk in onze werkelijkheid. We weten maar al te goed dat niet iedere zieke beter wordt, maar uiteindelijk toch sterft. Mensen sterven na een lang ziekbed, of zeer onverwacht van het ene moment op het andere, zonder ook maar te weten dát zij iets mankeerden. Hoe dan om te gaan met deze genezings- en opstandingsverhalen? Of helpt het als we het begrip genezen als volgt verstaan? Genezen van de pijn die je in het leven oploopt. Niet zoals bij Eneas en Tabita van het ene op het andere moment, maar wel langs de wegen van geleidelijkheid. Op zo’n manier dat dat wat je is overkomen of aangedaan, je niet meer verlamt, maar dat je, binnen je eigen mogelijkheden, het leven zelf weer ter hand neemt, in plaats van geleefd te worden.
Dat is gemakkelijk gezegd en zeker niet zo gemakkelijk gedaan. Hoe ingrijpend zijn bepaalde gebeurtenissen in je leven, dat je er alleen met de grootst mogelijke moeite uit kunt komen, dat het gebeuren je hele leven dreigt te verstikken. Hoe zo leven opnieuw?

Tabita, de geloofsleerlinge, de vrouw die voor iedereen klaar staat: geen weduwe klopt tevergeefs bij haar aan om hulp. Zij sterft, voordat ze iedereen heeft kunnen helpen,
voordat het leven met al zijn hulpvragen is afgelopen. Heeft zij te weinig ruimte om zelf op adem te komen? Wórdt ze geleefd? Petrus zet Tabita aan tot opstaan, tot het nieuwe leven. Tot het leven in vertrouwen dat je sterk genoeg bent om op eigen benen te staan. Dát je het zelf kunt. Dat je stevig genoeg bent om te vertrouwen op de uitgestoken hand. Alleen zo kun je leven zoals het leven door God bedoeld is, beschermd, gedragen en bevrijd. Dat heeft alles te maken met geloven, van kansen krijgen en kansen nemen, het er ook maar eens een keertje op wagen, kome wat kome, je wordt wel gedragen, er is het steuntje in de rug. Dan ook zie je hoe radicaal dit Jezus-geloof is. Het houdt geen rekening met machts- en gezagsverhoudingen. De weduwen lijken reddeloos verloren nu Tabita gestorven is. Nu Tabita opstaat, ontvangen zij met haar nieuw leven en nieuwe kracht. Jezus zegt: ‘sta op’ en niets is meer zoals het was.

Gold dat nu ook maar voor de man bij het waterbassin bij de Schaapspoort in Jeruzalem.  De duur van zijn ziekte is 38 jaar en dat staat er niet voor niets. Het is dezelfde periode van 38 jaar dat het volk Israël niet kon geloven dat de Heer hen naar het land van belofte zou brengen. De hele situatie zit muurvast. Een wat trieste figuur is deze man.
Al 38 jaar ziek, al die tijd dicht bij het water – want wie er het eerste in komt, als het begint te bewegen, zal genezen worden-  maar er is niemand die hem helpt. Hij is alleen, hij geldt feitelijk al als overleden terwijl hij nog leeft.

‘Wil je gezond worden?’ luidt de vraag van Jezus die het initiatief tot contact neemt. Wat is dat voor een vraag. Deze man, waarschijnlijk al langer ziek dan dat hij ooit gezond geweest is, zal toch zeker gezond willen worden? Of hij is al dermate gehospitaliseerd dat genezing buiten zijn orde is? Het antwoord van de man is niet bepaald adequaat te noemen: ‘ik heb niemand’. Jezus’ woorden echter zetten deze man lichamelijk en geestelijk overeind. ‘Sta op!’ De man draagt weer zijn bed, in plaats van andersom zoals dat jaren gebeurd is. De genezen man zou nu de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven op zich kunnen nemen.

Vervolgens verschijnen er nieuwe tegenspelers op het toneel. Gezagsdragers spreken onze man erop aan dat hij op sabbat met de slaapmat op zijn nek rondloopt, dat is niet zo de bedoeling. De genezen man verwijst naar Jezus, maar eigenlijk kan hij dat niet zo precies doen, Jezus was allang weer verdwenen in de massa. Onze man neemt niet ècht de verantwoordelijkheid op voor zijn eigen leven. Jezus heeft hem daartoe dan wel uitgedaagd en aangespoord, maar zodra hij erop aangesproken wordt door derden, geeft hij niet thuis en verschuilt hij zich achter zijn genezer.

Onze man krijgt een herkansing, voor de tweede maal ontmoeten Jezus en hij elkaar. Opnieuw een merkwaardige vraag van Jezus: ‘U bent nu gezond, zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’ (Joh. 5,14) Je zou denken dat de ziekte verband houdt met mogelijk begane zonden, maar dat is het niet. Ook verder in het Johannes-evangelie wordt een dergelijk verband tegengesproken.

De kern is dat deze man met de woorden ‘sta op!’  gevraagd is zich te bekeren, en werkelijk volgeling van Jezus te worden. Werkelijk het geschonken leven te leven,
en niet als een angsthaas geen verantwoordelijkheid aandurven gaan. Dát is de zonde van deze man: niet kunnen of willen geloven in de redding van Jezus.

Dit laatste zou ons probleem ook kunnen zijn, niet kunnen of willen geloven in de redding van Jezus, in het leven uit de opstanding. Of anders gezegd, dat Pasen wérkelijk aanstekelijk is.
Deze dagen word ik er door verschillende redenen bij bepaald dat we een jaar na de fusie tot de éne nieuwe gemeente leven. Al weer een jaar voorbij, wat gaat de tijd razend snel, en wat is er veel gebeurd in de dagen die achter ons liggen. Fuseren is het einde van een lang traject en tegelijkertijd een nieuw begin met een nieuw elan. Een jaar geleden typeerde ik dat alles met begrippen als  ‘verbondenheid’, ‘vrucht dragen’ en ‘liefde’. Gemeente zijn moet je leren, en we raken nooit uitgeleerd. Wij zijn er nooit klaar mee. Creativiteit, uithoudingsvermogen en geloof in dat nieuwe leven, als mensen van de opstanding. Daartoe hebben we elkaar nodig, om elkaar op te jutten, uit te dagen, aan te spreken, samen verantwoordelijkheid te dragen.
Want:
    wie alleen loopt, raakt de weg kwijt,
    alleen uit de gemeenschap komt de wijsheid
    in de gemeenschap heeft ieder duizenden handen, duizenden voeten,
loopt niemand ooit alleen.

Laat dat onze les aan elkaar zijn, in het oefenen van gemeente-zijn in navolging van Jezus de Opgestane.

Amen