Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 maart 2015

Lezingen:
Jesaja 52:13-53:12
Marcus 11: 1-11

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het staat op scherp vanmorgen! Al zou je dat niet direct zeggen.
We zijn zo leuk en gezellig begonnen met de kinderen voorop. Wat is er aansprekender dan een groep(je) kinderen met hun versierde palmpasenstokken dat een intocht houdt in deze kerk. Het ezeltje ontbreekt nog, maar dan zou het ook helemaal compleet zijn! Hosanna roepen, zwaai, zwaai met groene takken. Feestelijk! Prachtig!

Er hangt echter een grauwsluier over deze zondag. ‘Heden hosanna, morgen kruisigt hem’ – de bekende zinsnede uit lied 556 dat we aan het slot zullen zingen, zet óók de toon.

Deze twee zaken: feestelijke intocht van deze koning Jezus èn de blikrichting richting Stille of Goede Week: – lijden en sterven van Jezus – horen vandaag bij elkaar en geven hun dubbele kleur aan deze zondag. Muzikaal gesproken: het wordt geen mooi slotakkoord, maar iets dat wringt, misschien zelfs wel vals klinkt!

Beide lezingen, uit Jesaja en uit Marcus, zetten ons op het spoor van de spanning en de scherpte.

Uit Jesaja hoorden we het 4e lied van de lijdende dienaar van de Heer. Wellicht is dit gedeelte het meest bekend via Handelingen 8, waarin de minister van Financiën uit Ethiopie dit gedeelte leest,
uitleg krijgt van de apostel Filippus, gedoopt wordt en zijn weg met vreugde vervolgt. De minister is gegrepen door het evangelie van Jezus. Filippus verbindt dit gedeelte, het lied van de dienaar van de Heer, met Jezus.

Jesaja heeft het lied niet geschreven als toekomstvoorspelling over Jezus. Hoe zit ’t dan wel met dit lied? Dat is nog niet zo eenvoudig. Het is goed om deze tekst te horen als poëzie. In beeldtaal probeert Jesaja de relatie tussen God en zijn volk te beschrijven. Dat is vooral de teneur in de eerste liederen. Maar gaandeweg de opeenvolgende liederen wordt het anders. De dienaar wordt een anonieme figuur. De dienaar die genoemd wordt, is niet letterlijk aan te wijzen ‘dat is hem’ maar staat voor gehoorzaamheid aan God, en wat dát voor consequenties heeft, tot de dood toe! De dienaar leeft de mensen voor wat gehoorzaamheid aan God betekent. Een messiasfiguur bij uitstek.

Jezus zelf past Jesaja 53 toe op zichzelf – dat maakt het nóg ingewikkelder: als Hij zijn lijden en sterven aankondigt en zegt: de Zoon des mensen wordt prijsgegeven aan de mensen (‘overgeleverd in de handen van de mensen’). En elders: Jezus is bereid om zich te laten rekenen tot de misdadigers – denk maar aan het kruis.

Na de opstanding wordt de gemeente in Jeruzalem gesticht. De gemeente is vergelijkbaar met een school, die een bepaalde leer doorgeeft. Deze leer gaat terug op Jezus zelf. Als Jezus zijn lijden en sterven al in verband brengt met Jesaja 53, zal dat ook binnen de gemeente gebeurd zijn. Jesaja 53 biedt de eerste christenen de mogelijkheid om betekenis te geven aan het sterven en opstaan van Jezus: een reddend gebeuren.

Dat maakt het nog steeds geen eenvoudig bijbelgedeelte, maar poëzie die blijft schuren en wringen.
Het is één en al beeldtaal. Herders die ontbreken, ronddolende schapen, chaos en ellende. Een dienaar die tot het uiterste gaat? Onvoorstelbaar en bovenmenselijk. En toch, soms gebeurt het, getuige dit verhaal:

Begin 1941 is de Poolse Franciscaner pater Maximiliaan Kolbe wegens journalistieke verzetsactiviteiten door de Gestapo naar Auschwitz afgevoerd. Daar was ook Frans Gajowniczek. In augustus 1941 was Gajowniczek aangewezen als één van de tien gevangenen die geëxecuteerd moest worden, omdat er een poging tot ontsnapping uit het kamp was gedaan. Een represaillemaatregel dus. Pater Maximiliaan kon het verdriet van Frans over het lot van zijn vrouw en kinderen niet aanzien en neemt diens plaats in en sterft. Gajowniczek overleeft de holocaust, wordt herenigd met zijn vrouw en is in 1995 op 93-jarige leeftijd overleden. Pater Kolbe is, passend in de roomskatholieke traditie, tot martelaar en heilige verklaard in 1982 – Gajowniczek is als eregast bij deze plechtigheid aanwezig.

Wat zou ik gedaan hebben? Zou ik dát kunnen? Zou ik dat niet moeten kunnen? Het zijn vragen die je nauw op de huid komen. Vragen die je tot nadenken stemmen.

Dan het evangelie. Jezus die als koning Jeruzalem binnengaat op een ezel. Hier komt iemand die niet hoog te paard zit! Neem je zo iemand serieus? Aan de andere kant: bijzonder is het wel! De ezel is een lastdier, te gebruiken in het huishouden, geen offerdier zoals een lam, geen koninklijke oorlogsvoertuig, zoals een paard. Jezus betreedt Jeruzalem als een sjofele koning waar de profeet Zacharia van droomt. Het ezeltje is er klaar voor, het staat al eeuwen te wachten.

De ezel wacht al eeuwen lang op het moment dat de Messias de Godsstad zal bin¬nen rijden en hij mag Hem dragen. Hij staat geduldig te wachten sinds vader Jakob zijn zonen zegende. In Egypte nemen de zonen één voor één afscheid van hun vader Jakob. Als Juda aan de beurt is, voorziet vader Jakob dat van Juda en het huis van David de scepter niet zal wijken. ‘voor Juda zal de heerschappij zijn. Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong van een ezelin aan de wingerd.’ Dat zegt aartsvader Jakob. En vanaf die dag wacht de ezel, vastgebonden aan de wingerd bij de poort totdat de Koning der ere zijn intocht houdt.

Geduldig wacht de ezel de eeuwen door. Geduldig, als hij de profeet Bileam naar Israël draagt, niets anders verdragend dan de zegen voor Israël. De dolblinde Bileam die het dier slaat, hij is ziende blind, de ezel ziet de engel van de Heer in de holte van de weg.

Heel de geschiedenis van Israël loopt de ezel mee als messiaans teken van geduld en zachtmoedigheid.
Zo roept de profeet Zacharia: Dochters van Sion, uw Koning komt tot u, nederig en zachtmoedig en rijdend op een ezel, het jong van een lastdier.

De ezel wordt, vanwege zijn koppige karakter, ook wel gezien als het symbool van de ziel van de mens. De ziel als plaats waar de mens met God in verbinding staat. De ezel moet worden losgemaakt, bevrijd,
om de Heer van dienst te kunnen zijn.

Jezus komt als een sjofele koning, zó is hij present, met weerloze overmacht. Hier houden zachte krachten intocht. Zijn koningschap van weerloze overmacht, van liefde en belangeloze inzet vraagt wat, vraagt wat van ons. Laat ik mij hierdoor inspireren en leiden? Verwacht ik eigenlijk wel iets van zo’n houding van nederigheid en dienstbaarheid? Of ga ik voor macht, aanzien, en alles wat imponeert? Want toegegeven: een limousine is toch imponerender dan ezel Louis?

En zo legde ik in de preekvoorbereidingsgroep het verhaal van de intocht van Jezus op een ezel in Jeruzalem ook dicht op de huid van de aanwezigen met de vraag: Stel je voor dat je aanwezig bent bij de intocht van Jezus in Jeruzalem, wat vertel je ’s avonds thuis aan je huisgenoten? Sta je mee te juichen? Doe je je mantel uit? Trek jij groene takken van de bomen om mee te zwaaien? Wat doe jij?

‘Niets,’ zei één van de aanwezigen. ‘Je denkt toch zeker niet dat ik meedoe aan deze gekkigheid?
In deze volksbeweging? Daar ben ik veel te nuchter voor.’ Hoe herkenbaar is dit antwoord? Zouden we een paar dagen later dan ook niet mee roepen bij het ‘kruisigt hem’? Zeg het maar. Zijn we überhaupt onder de indruk van het hele gebeuren, of halen we onze schouders op en gaan we over tot de orde van de dag? Als dát zo is, is het maar goed dat de verspreiding van het evangelie niet van ons afhangt, want dan gebeurt er niet zo veel…..

Limousine of ezel. Aanzien, welvaart en rijkdom versus nederigheid, dienstbaarheid en wegcijferen. Zo’n koning op een ezel die staat voor het koninkrijk van God, waarin rechtelozen rechten hebben,
waarin we omzien naar wie hun land ontvluchten een koninkrijk waarin we naar elkaar om zien – wie dan ook maar op ons pad komt. Juichen we mee, omdat we het koninkrijk van God nabij zien, die situatie van vrede en gerechtigheid voor iedereen, vandaag verbeeld in de koning op de ezel?

Wat zou ik gedaan hebben? Zou ik dát kunnen? Zou ik dat niet moeten kunnen? De lat kan zo hoog komen te liggen dat we verlamd raken – dat kan niet de bedoeling zijn. Nederigheid, dienstbaarheid en behulpzaamheid, Jezus is ons daarin voorgegaan, in zijn leven, en ook in de laatste week van zijn leven. Mogen we ons door hem geïnspireerd weten om te gaan op deze weg van navolging en nederigheid, deze week, en alle dagen van ons leven.

Amen

Foto 1: Palmpasenintocht Weesp 2012 foto Willem Hilders
Foto 2: raam Taizé foto Alida Groeneveld
Foto 3: ezel foto Alida Groeneveld