Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

31 mei 2015

Gemeente van Jezus Christus,

Tot aan waar we hem vandaag tegenkomen
bij die brandende struik
die maar niet opbrandde
had Mozes een aparte levensloop.

Mozes werd geboren als hebreeuws jongetje,
Kind van joodse mensen.
De joden woonden in die tijd al een aantal eeuwen verspreid over het land Egypte.
Het werd alleen steeds moeilijker voor hen in dat land.
Ze werden stelselmatig gediscrimineerd en moesten als slaven zwaar werk verrichten.
Het was zelfs zo ver gekomen dat
alle pasgeboren jongetjes moesten worden omgebracht op bevel
van de farao.

Toen Mozes werd geboren wist zijn moeder hem een paar maanden verborgen te houden, maar hij werd alsmaar groter
en het werd onhoudbaar.
Ze maakte een mandje voor hem, legde Mozes erin, en liet het langs de oever van de Nijl glijden.
Daar was toevallig de dochter van de farao aan het baden. Ze ontdekte het mandje,
ontfermde zich over Mozes,
en nam hem aan als haar eigen zoon.

Zo kwam Mozes terecht aan het hof van de farao.
Er staat niets in de verhalen over hoe het Mozes
als kind of puber is vergaan daar aan het hof.
Maar ik kan me voorstellen dat het voor hem
ingewikkeld is geweest en dat hij, zoals iedereen maar zeker
voor kinderen die geadopteerd zijn,
op zoek was naar antwoorden over waarom hij was zoals hij was,
wat zijn geschiedenis was, waar hij vandaan kwam.

Dat Mozes heel erg met zijn identiteit bezig was,
Blijkt ook uit een ander verhaal waarin hij als jongvolwassene
het opneemt voor een hebreeuwse slaaf,
in wie hij zichzelf misschien wel herkent.
Een slaaf die in elkaar wordt geslagen door een Egyptenaar.
Mozes kan het niet laten.
Als niemand kijkt slaat hij uit wraak de Egyptenaar dood en begraaft hem onder het zand.
Dit komt hem duur te staan, de farao komt er achter,
is woedend en dreigt ook Mozes om te brengen.
Mozes vlucht. Naar een gebied aan de grens van Egypte,
Midjan.
Hij vindt een vrouw, en zijn eerste zoon noemt hij Gersom,
wat ‘vreemdeling’ betekent.
In het verhaal zegt Mozes:
ik weet niet meer waar ik thuis hoor. Ik ben een vreemdeling.
Ik woon in een land dat ik niet ken.

Zo is het met Mozes, als wij hem vandaag tegenkomen op een belangrijk moment in zijn leven.
Een man op zoek naar zijn identiteit,
op zoek naar zijn thuis,
Een vreemdeling die geen eigen bezit heeft,
maar de kudde van zijn schoonvader hoedt,
een man met een verleden.

Is dat nou die grote Mozes,
die we kennen uit verhalen als de grote leider van het volk Israël,
uit al die gospelliedjes,
uit de verhalen uit het nieuwe testament waar hij samen met Elia verschijnt naast Jezus,
op die VIPplaats?
Ja. Dat is hem.

En niets menselijks is hem vreemd.
Ik weet niet of het u al is opgevallen,
maar God heeft er wel een neusje voor om in zee te gaan met mensen die heel menselijk zijn.
Noach, die dronken werd, Jacob, de hielenlichter,
Sarah, jaloers, Petrus, met zijn woedeaanvallen.
Het menselijke schrikt God blijkbaar niet af.
En Mozes mag gewoon Mozes zijn.
Hij wordt vandaag door God voor een belangrijke opdracht geroepen:
jij moet terug naar Egypte, naar de farao en zorg dat je mijn volk uit Egypte leidt, uit de slavernij naar de vrijheid.

Wat volgt is een vrij ontroerend en ook wel komisch tafereel dat als volgt gaat:
Ik wil niet
Ik zal er bij zijn.
Nee ik wil niet.
Waarom niet?
Ik ben geen goed spreker, ik kan nooit de juiste woorden vinden.
Maakt niet uit, doe het nou maar
Nee, ik wil niet. Stuur iemand anders, alsjeblieft.
Nee jij moet doen. Maar als je het prettig vindt, neem dan je broer Aaron mee. Hij is nog in Egypte, maar hij komt je tegemoet. Hij zal jouw mond zijn, wees jij zijn god. Fluister hem in wat gezegd moet worden.

We weten niet precies wat voor spraakgebrek Mozes had.
Sommigen zeggen: hij stotterde.
Maar we weten het niet.
Misschien vond hij het moeilijk, spreken in het openbaar.
Of misschien überhaupt wel,
Zichzelf uit te spreken.
Omdat hij ook nog zoveel niet wist, wie hij was, en waar zijn leven naar toe ging.
En wist hij inderdaad niet, zoals hij zelf ook aangeeft, wat te zeggen.

Maar misschien vertrouwde God er op dat juist Mozes,
die zoekende vreemdeling, wist wat er gezegd moest worden.
Misschien juist Mozes, die wist hoe onvrijheid voelde.
Misschien juist Mozes, die wist hoe je kon verlangen naar een plek om thuis te komen.

Door de opdracht wordt Mozes opnieuw geconfronteerd met zijn zoektocht naar identiteit.
Met zijn verleden, met zijn band met het volk waar hij een zoon van is.
Zo komt alles bij elkaar.
En met zijn broer Aaron als eerste hulplijn, gaat Mozes inderdaad op weg.
Op weg naar Egypte,
Op weg naar de farao, naar het hof waar hij ooit opgroeide.
En daar zal hij zeggen wat gezegd moet worden.
Opkomend voor het joodse volk, met wie hij zo verbonden was.
Hun vrijheid eisen. Hen uit de slavernij weghalen en leiden naar een nieuw land om te leven.
Uit de verhalen weten we dat Mozes het land waar het volk zich uiteindelijk vestigt nooit bereiken.
Hij sterft in de woestijn.
Maar ik denk dat hij zijn thuis al had gevonden tussen de mensen met wie hij op reis was.

Het is misschien een cliché, maar zijn we niet allemaal op weg naar een plek om thuis te komen?
En dat dat niet eens te maken heeft met een letterlijke plek,
Maar met wat hier in deze verhalen meespeelt:
Het vinden van identiteit,
En worden wie je bent.

Voor Mozes, die uiteindelijk op weg ging,
met spraakgebrek, angsten, vragen en twijfels, en al,
werd dat wat gezegd moest worden sterker en sterker in hem.
Het maakte dat hij, samen met zijn broer, de farao tegemoet trad,
Het maakte hem tot een leider,
en het deed hem veertig jaar lang zwervend de woestijn volhouden.

En u. Waar gaat uw reis heen?
Wat is uw vrijheid?
En door wat laat u zich tegenhouden?

Soms moet er iets gezegd worden.
Je voelt het in je tenen.
Je kunt niet meer zwijgen.
En ook al zeg je het niet.
Je ademt het uit.
Je laat het weten via andere kanalen.
Die kant wil ik opgaan.
Ik eis vrijheid.
Ik eis die weg.
Ik ga die weg.
Dat is waar ik thuis komt.

Kijk in jezelf. Laat niets je weerhouden. Laat het zijn.
Wij allemaal hebben onze eigen menselijkheden.
Angsten, twijfels, spraakproblemen.
Ze zijn er niet om te worden opgelost.
We mogen er mee gaan reizen.
We zijn allemaal op weg naar huis.

Amen