Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

5 april 2007 Witte donderdag

ds. Stefan Dijkhuizen

Overweging op de Witte Donderdag:

Gemeente van onze Heer,

De vraag boven deze overweging zou kunnen luiden: ‘Als de heer een knecht wordt, wat moet dan de knecht?’ Met andere woorden; ‘Hoe leren wij te ontvangen?’

Het is zover.
Eigenlijk is het afgelopen zondag al begonnen; de Goede of Stille Week. De week waar we al 5 zondagen lang naar toe leven, en via het Labyrint dat hier hangt, steeds iets dichter bij in de buurt komen.

Vanaf nu maakt de film geen sprongen in de tijd meer, met iedere zondag weer een lezing uit het evangelie over verschillende gebeurtenissen op weg naar Jeruzalem. Vanaf nu stappen we zelf de film in. We volgen de laatste ogenblikken van Jezus’ leven op de voet; vanavond zijn we bij het laatste maal dat hij met zijn vrienden had, en daarna gaan we met hen mee de angstige nacht van Getsemane in, met ook de gevangenneming. En morgen, na de verhoren en de eindeloze vernederingen, staan we voor het kruis, en gedenken we zijn lijden en sterven.

De week van Pasen. Hier spitst alles zich op toe, het hele kerkelijke jaar, hier leven we al weken naar toe. Wat brengt het ons dit jaar? Wat brengen wij deze keer mee?

In de viering op de Witte Donderdag, waarin we met elkaar de laatste maaltijd die Jezus met zijn leerlingen had, herhalen, lezen we uit het evangelie naar Johannes. Nu, in de Goede Week, en straks na Pasen, is het dit evangelie dat steeds geopend wordt, daar waar we door het jaar heen bijna altijd uit of Matteüs, Marcus of Lucas lezen, afhankelijk van het jaar waarin we zitten.

Johannes heeft met veel zorg verslag gedaan van deze laatste avond die Jezus met zijn leerlingen doorbracht. Er wordt wel eens gezegd dat Johannes een erg vergeestelijkt of theologisch evangelie is, en dat het daarom ook pas laat na het leven van Jezus opgeschreven moet zijn. Dat kan best het geval zijn, maar Johannes laat ook, zeker in dit verhaal, veel details na van deze avond. En in het bijzonder van wat er gebeurde tussen Jezus en zijn vrienden. Zo precies, dat je als het ware ook mee aan tafel zit, en je meedoet met wat er met de leerlingen gebeurde en wat er in hen moet zijn omgegaan.

Het meest opvallende verschil tussen Johannes’ versie van deze laatste avond en dat van de andere drie evangelieën zit hem in het teken van de voetwassing. Daar waar zowel Matteüs, Marcus als Lucas alle nadruk leggen op het delen van brood en wijn, op de vooruitwijzing van het gebroken lichaam en het vergoten bloed, noemt Johannes hier helemaal niets van. Het enige dat hij vermeldt is dat Jezus en zijn leerlingen een maaltijd hielden. Alle aandacht, en alle betekenis zit vervolgens in het teken van de voetwassing dat Jezus doet, bij al zijn leerlingen. Alsof hij zo zijn naderende einde wil toonzetten.

De lange afscheidsrede die erop volgt, met een lengte van vijf hoofdstukken, de langste preek uit de evangelieën en tegelijk het testament dat Jezus wil nalaten, ze moeten worden voorafgegaan en verstaan vanuit dit nederige teken van volledige dienstbaarheid. Zo begint Johannes ook hoofdstuk 13; hij schrijft ons dat Jezus de mensen in de wereld zo liefhad, dat hij tot het uiterste zou gaan voor hen. En met dit eenvoudige teken, en met de opdracht om dit voortaan ook bij elkaar te doen, maakt Jezus dan ook duidelijk wat die liefde tot het einde betekent.

Je kunt lang en breed stilstaan bij de verschillen tussen de zogenaamde synoptische evangelieën met hun brood en wijn, en Johannes met zijn voetwassing. Maar beide verhalen laten de overgave van Jezus zien. Beiden zijn het tekens die ons een dierbare herinnering van hem geven. Met verschil, maar wel in aanvulling op elkaar en beiden met hetzelfde mysterie in zich: Jezus die zich uit volkomen liefde volledig geeft voor ons mensen en dat duidelijk maakt met symbolen en handelingen die wij tot op de dag van vandaag herhalen.

Na de inleiding van de evangelist over Jezus’ liefde voor de mensen, en zijn terugkeer naar de Vader, horen we met zorgvuldigheid beschreven, hoe Jezus tijdens de maaltijd opstaat en zijn bovenkleed afdoet, een doek omslaat en water in een schaal giet. Dit alleen al zijn daden die passen bij een dienaar, bij een slaaf. Vervolgens wast Jezus ook de voeten van zijn leerlingen, één voor één, en hij droogt ze af met een handdoek. Niemand slaat hij over. In een teken dat ook zo doet terugdenken aan Maria die hem de voeten zalfde en afdroogde met haar haar, geeft Jezus het voorbeeld voor zijn volgelingen. Voor als hij er zelf niet meer is. ‘Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.’ Niets meer, maar vooral niets minder dan dit.

Of ze het begrijpen, of ze de gnosis, het inzicht zullen krijgen, dat weten we nu nog niet. Dat is ook iets typisch voor Johannes; ‘later zul je het wel begrijpen.’ Maar daarmee en daardoor wordt ook in dit verhaal weer alle aandacht getrokken naar de reactie van Jezus’ leerlingen. Soms heb ik wel eens het gevoel dat we vaker over hen preken, dan over Jezus zelf. Maar ja, wij zijn immers ook van die volgelingen, die proberen te begrijpen wie Jezus was. Die op de tast zoeken naar hem. Zoals zij hun Heer trachten te volgen, zo proberen ook wij dat. Met vallen en opstaan, met begrip, maar ook met onbegrip, zelfs weerstand soms.

En dat dit teken onbegrip oplevert, lijkt onvermijdelijk. Zo is dat met het hele optreden van Jezus. Judas kan het niet meer volgen; deze rabbi die zichzelf vernedert en Meester wil zijn door te dienen. Hij kan het kwade in hemzelf niet meer tot stoppen brengen en zal zijn Heer verraden. Hij kan niet meegaan in het volkomen onverwachte, onbegrijpelijke en onmenselijke dat Jezus voorstaat in zijn Koninkrijk. Voor Jezus is dit alles overigens geen reden om Judas buiten te sluiten. Zijn liefde voor de mens gaat gelukkig nog veel en veel verder.

Voor Petrus geldt het onbegrip net zo goed. Met dezelfde opstandigheid als toen Jezus zijn eigen dood voorspelde, protesteert hij uit alle macht als Jezus bij zijn voeten is aangekomen. Vurig en fel staat er in het Grieks: ‘Kurie, su mou? Heer, U mij?! Dacht het niet, nooit zult u mijn voeten wassen!’ Hij rekent nog met zijn eigen verwachtingen, is zelfs verwaand te noemen, of ongezond edelmoedig.

Als Jezus dan zegt dat hij er zo niet bij kan horen, slaat Petrus om als een blad aan een boom en in een haast dezelfde naïeve reactie als op de berg met Mozes en Elia een paar weken geleden, of nog eerder, bij de storm op het meer, wil hij dan alles gewassen hebben.

Judas en Petrus, volgelingen van Jezus, voorlopers van ons, begrijpen jullie dan niet wat het betekent om te dienen? Snappen jullie dan niet wat het inhoudt dat de Heer een knecht wordt? Weten jullie dan niet dat om te dienen, je eerst zelf moet kunnen ontvangen? Gaat niet die gave van genade aan alles vooraf? Jezus navolgen en hem dienen, het kan pas nadat je je hebt overgegeven aan zijn liefde die tot het uiterste zal gaan, als je die hebt ontvangen en toelaat in jouw leven.

Pasen 2007. We staan opnieuw aan het begin van die laatste uren van Jezus’ leven. Hij geeft ons vandaag, op Witte Donderdag, in alle eenvoud en duidelijkheid een openbaring van zijn liefde tot het uiterste. Daarmee gaan we verder deze dagen in, om te leren en te ervaren wat het is dat een mens zich overgeeft en ontvangt. Om zo te kunnen zien wie de Vader is, door de Zoon en door zijn genade in ons eigen leven. Gelukkig als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt. Amen.